Tien plannen voor de middelbare school van de toekomst

Met goed onderwijs komt iedereen tot zijn recht. Iedereen krijgt de kans om het beste uit zichzelf te halen. Goed onderwijs zorgt ervoor dat we de toekomst aankunnen. Daarom moet goed onderwijs beschikbaar zijn voor iedereen. Helaas zien we dat er kansenongelijkheid is, ook in het middelbaar onderwijs. Opleidingsniveau lijkt erfelijk te zijn. We delen kinderen vroeg in op een niveau en alleen zij die het kunnen betalen krijgen huiswerkbegeleiding, bijles en examentraining. Dat moet anders.

In plaats van een harde overgang van basisschool naar middelbare school, wordt de overgang als doorlopende lijn beschouwd. Kinderen komen in brede brugklassen. Hierdoor zitten de leerlingen, net als op de basisschool, de eerste twee jaar met alle niveaus bij elkaar in de klas. Het schooladvies en de eindtoets in groep 8 worden dan overbodig. Door de uitstel van selectie krijgt het onderwijs letterlijk meer tijd om eventuele achterstanden van leerlingen te compenseren en laatbloeiers tot hun recht te laten komen.

In Nederland bestaat nu alleen een leerplicht. Ouders zijn daardoor verantwoordelijk om hun kinderen naar school te sturen. Er zijn echter duizenden kinderen met een ziekte, handicap, leer- of gedragsprobleem of hoogbegaafdheid waarvan de ouders geen passende plek op school kunnen vinden. Deze ouders kunnen niet voldoen aan de leerplicht en moeten daarvoor ontheffing aanvragen. Deze kinderen komen noodgedwongen thuis te zitten. Terwijl ze vaak nog wel willen en kunnen leren. Met het leerrecht krijgen ook deze kinderen de kans om onderwijs te volgen.

De naamgeving in het onderwijs zit nog vol met hiërarchische termen als ‘middelbaar’ en ‘hoger’. Om alle talenten gelijk te waarderen en het vmbo te verlossen van zijn onterecht minder goede imago gaan we over naar richtingen. Het onderwijs wordt in vier richtingen aangeboden: praktijkgericht, vakgericht, beroepsgericht en academisch gericht.

Tot hun veertiende maken leerlingen kennis met zowel praktijk als academisch gerichte vakken. Uiteindelijk maken ze per vak de keuze voor de richting. Maar voor een aantal vakken, zoals lichamelijke opvoeding, maatschappijleer/burgerschap en creatieve vakken is geen keuze per richting nodig. Leerlingen volgen deze vakken samen, ongeacht welke richting ze hebben gekozen. Zo gaan we een strenge scheiding tussen richtingen tegen.

Het uiteindelijke diploma is een maatwerkdiploma. Dit zal gekoppeld worden aan een portfolio van behaalde resultaten in meerdere richtingen. Je behaalt dan bijvoorbeeld wiskunde in de academische richting en techniek in de praktische richting. Het diploma geeft daarmee een scherper beeld van de kennis, talenten en vaardigheden van de leerling. Bovendien hoef je dan niet een heel jaar over te doen als je een vak niet haalt.

Net als bij jonge kinderen wordt ook in het voortgezet onderwijs kansenongelijkheid in hoge mate bepaald door wat er na schooltijd wordt aangeboden. Dat aanbod hangt nu nog vaak af van wat ouders te besteden hebben. Dit hangt weer in hoge mate samen met hun opleidingsniveau. Wij willen dat ieder kind dezelfde kansen krijgt. Daarom willen wij dat huiswerkbegeleiding, examentraining, sport, cultuur, natuur en stages onderdeel worden van de schooldag van iedere leerling. Zo zijn de schoolgebouwen niet langer uitgestorven na drie uur, omdat de computers, gymzalen, keukens en bibliotheken nog volop worden gebruikt. Zo kan de 16-jarige voetbalfanaat om vier uur training geven aan kinderen van de nabijgelegen basisschool. En de ouderejaars kan huiswerkbegeleiding geven via school in plaats via commerciële bureaus.

Veel scholen experimenteren al met maatwerk. Maar ze lopen tegen het probleem aan dat het diploma weinig ‘civiel effect’ heeft; leerlingen krijgen geen extra toegang tot bepaalde vervolgopleidingen. Belangrijke voorwaarde voor het slagen van het maatwerkdiploma is dan ook dat er een goede aansluiting is met het vervolgonderwijs. Het harde werk van leerlingen moeten extra kansen bieden.

In ons onderwijssysteem zijn de overgangen tussen de verschillende onderwijssoorten de zwakke schakels van de ketting. Dat komt doordat niet de leerling, maar het systeem leidend is. Het maatwerkdiploma biedt de mogelijkheid om de toegankelijkheid van het vervolgonderwijs te verbeteren, omdat we kunnen matchen in plaats van selecteren. De overgang naar het vervolgonderwijs wordt beter gericht omdat de leerling een veel beter beeld van zijn of haar kennis, vaardigheden en talenten heeft.

Decentrale selectie werkt ongelijkheid in de hand. Dat willen we niet meer. In onze plannen stelt de overheid de toelatingseisen per opleiding vast. Leerlingen moeten immers vooraf weten welke combinatie van vakken toegang biedt tot voor hen interessante opleidingen. Wie bijvoorbeeld natuurkunde aan de universiteit wil gaan studeren, zal voor die studie natuurkunde en wiskunde in academische richting met succes afgerond moeten hebben. Selectie aan de poort kan hierdoor tot een minimum worden beperkt en mag alleen plaatsvinden met expliciete instemming van de minister.

Ook selectie na de poort, het zogeheten Bindend Studieadvies (BSA) moet geschrapt worden. Het kan hooguit opnieuw ingezet worden als het werkelijk een goed overwogen, zorgvuldig bepaald advies is. Een advies dus, geen bevel. Het is aan de student om het advies al dan niet te volgen.

Beeld: Een deel van de D66-plannen voor het onderwijs.