Leraren maken het onderwijs

De dalende kwaliteit van het Nederlandse onderwijs is erg zorgelijk. Er is sprake van grote verschillen in prestaties tussen scholen en de PISA-scores (schoolprestaties) zakken weg. Dit is een probleem van de hele samenleving en daar moet zo snel mogelijk iets aan gebeuren. Omdat de leraar de belangrijkste factor is in de kwaliteit van het onderwijs, maken wij de leraar tot prioriteit. Zonder de stevige basis van goede en gelukkige leraren slaagt geen enkele onderwijsambitie.

Leraren lieten de afgelopen jaren duidelijk van zich horen. De werkdruk is te hoog, het salaris te laag en op veel scholen is het elke dag weer gaten vullen omdat er niet genoeg leraren zijn. D66 kiest daarom voor het beter belonen van leraren en wil dat de leraar weer de zelfbewuste eigenaar van zijn of haar eigen beroep wordt in een baan met goede professionele vooruitzichten. Wij geven de ruimte aan vakleerkrachten, zodat zij zich op hun kerntaak kunnen richten en ieder kind hoogwaardig onderwijs krijgt.

Leraren beter waarderen en betalen

Leraren en pedagogisch medewerkers verdienen een passend salaris. Nu zijn er niet uit te leggen verschillen. Bijvoorbeeld de kloof tussen het salaris van een basisschoolleraar en middelbare schoolleraar. D66 heeft de afgelopen periode al de eerste stap kunnen zetten met een salarisverhoging van 9,5 procent voor de basisschoolleraren. Daar gaan we mee door. We moedigen leraren ook aan na te denken over een betere, gezamenlijk cao en meer carrièremogelijkheden.

  • We dichten de salariskloof. We verhogen het salaris van basisschoolleraren naar het niveau van middelbare schoolleraren.
  • Er komt één gezamenlijke cao voor het hele funderend onderwijs. Daar vallen ook de voorschoolse krachten en het onderwijsondersteunend personeel onder. Daardoor kunnen scholen en opvang ook gemakkelijker samenwerken.
  • Leraren die werken op een school met veel leerlingen met een leerachterstand, verdienen een hoger salaris. We willen de beste leraren naar deze scholen toe krijgen.

Beeld: In het afgelopen kabinet ging de grootste investering van 1,9 miljard euro naar het onderwijs. De komende jaren willen we fors meer investeren.

Elke leraar krijgt tijd voor ontwikkeling

Nederlandse leraren geven meer uren les dan leraren in andere landen, maar het komt niet ten goede aan de kwaliteit. Bovendien blijft er weinig tijd over om bijvoorbeeld samen te werken met het lerarenteam, lessen voor te bereiden en individuele aandacht te bieden aan leerlingen. Als een leraar dat wel doet, werkt hij of zij daar onbetaald voor over.

  • De lestaak van leraren in het funderend onderwijs gaat op termijn terug naar 20 lesuren per week (in plaats van 25). Minder lesuren geeft meer ruimte voor ontwikkeling van de leraar en voorbereiding van lessen. Dat maakt een voltijdbaan in het onderwijs aantrekkelijker. Beter voorbereide lessen zijn betere lessen en zo profiteren leerlingen hier direct van.
  • Startende leraren volgen de eerste twee jaar een traineeship waarbij ze maximaal 16 uur voor de klas staan in een fulltimebaan. Ook krijgen ze begeleiding van een ervaren leraar.

Leraren gaan over het leraarschap

We geven lerarenteams het vertrouwen om het beroep, het onderwijs en de ontwikkeling daarvan vorm te geven. En we geven leraren het vertrouwen om als beroepsgroep over de lerarenopleiding te gaan. Dit geldt ook voor leraren in het mbo. Het vertrouwen gaat gepaard met verantwoordelijkheid: we verwachten dat de beroepsgroep zich inzet voor verbetering van de onderwijskwaliteit. We hechten veel waarde aan de horizontale verantwoordingsplicht naar ouders en raden van toezicht.

  • Leraren krijgen minder regels, kleinere klassen en minder lesuren. Daardoor krijgen zij meer ruimte om het beste onderwijs aan onze leerlingen en studenten te geven.
  • We geven leraren meer kansen om, naast leidinggevende of coördinerende functies, ook onderwijsinhoudelijk door te kunnen groeien met bijbehorende salarisstappen. Leraren krijgen de leiding om de bevoegdhedenstructuur, de functieomschrijvingen en carrièrepaden op te stellen.
  • Samen opleiden wordt de norm. Samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen zorgt dat leraren voor een groot deel in de praktijk kunnen worden opgeleid en voorkomt veel uitval van beginnende docenten.
  • De pabo’s en lerarenopleidingen gaan, onder gezag van de beroepsgroep, de opleiding verbeteren en zorg dragen voor de verdere ontwikkeling van leerkrachten die al voor de klas staan. De pabo kan ook specialisaties voor het jonge kind krijgen.
  • Leraren krijgen een ruimer leerbudget, op voorwaarde dat de beroepsgroep zelf zo goed mogelijk werk maakt van permanente ontwikkeling. Zowel vakinhoudelijk, qua (digitale) leermethoden als qua persoonlijke ontwikkeling.
  • Voor leraren die zich willen laten bij-, om- of nascholen én voor mensen uit het bedrijfsleven die zich willen omscholen tot docent is voldoende financiering beschikbaar, bijvoorbeeld vanuit de lerarenbeurs.
  • Voor de omscholing van vakmensen tot mbo-docent kan een ‘pedagogisch didactisch getuigschrift’ volstaan, maar deze mogelijkheid wordt vaak niet gezien. We pleiten voor het breder bekendmaken van dit traject en goede samenwerking tussen scholen en bedrijven, zodat deze optie meer wordt benut.
  • De overheid stelt vast welke basisinhoud elk kind in het funderend onderwijs meekrijgt. De verdere inrichting van het curriculum is aan de sector.
  • Het LerarenOntwikkelFonds (LOF) wordt als structureel onderwijsinnovatiefonds ingesteld.

Geld naar de klas

Investeren in beter onderwijs is van groot belang, maar het belangrijkste is dat het geld ook in de klas terecht komt. Op dit moment is de zeggenschap van de schoolleider, de leraren en ook ouders beperkt. Zij kunnen te weinig controle uitoefenen op besluiten van schoolbesturen en hebben daardoor weinig inzicht in wat er werkelijk met het geld gebeurt. D66 wil de zeggenschap en verantwoordelijkheid teruggeven aan de school, onder toezicht van de ouders.

  • Het onderwijsgeld gaat zoveel mogelijk rechtstreeks naar de scholen. Zo wordt de bekostiging en besteding van onderwijsgeld begrijpelijk en voorspelbaar voor iedereen.
  • Scholen mogen in samenspraak met ouders en leerlingen hun eigen onderwijs inrichten. Daarmee gaan scholen ook over de invulling van vakanties en vrije dagen.
  • Met een sterkere vorm van medezeggenschap krijgen ouders directe invloed op het beleid van de school: op de pedagogische aanpak, de omgangsvormen en de invulling van de verrijkte schooldag. Met een versimpelde bekostiging kan de medezeggenschapsraad écht invloed uitoefenen.
  • De medezeggenschapsraden en raden van toezicht moeten voor financiële expertise en onderzoek terecht kunnen bij een onderwijsrekenkamer bij de Onderwijsinspectie. Ook moeten er cursussen beschikbaar zijn om medezeggenschapsraden professioneler te maken.
  • De inspectie gaat zich weer richten op de scholen in plaats van de besturen. Hierbij wordt bekeken of de horizontale verantwoording en het intern toezicht goed werkt. Als basis van beoordeling gelden de bevindingen van onaangekondigde bezoeken en de toegevoegde waarde van het onderwijs voor het kind.
  • Ouders (en hun kinderen) zijn de belangrijkste belanghebbenden bij goed onderwijs. Ouders krijgen op dit moment echter te weinig ondersteuning. Daarom komt er extra budget voor ouderorganisaties die zich richten op ondersteuning van ouders met voorlichting en bij de versterking van hun positie in de medezeggenschaps- en ouderraden.
  • Het komt voor dat schoolbesturen onverklaarbaar hoge reserves opbouwen en aanhouden. De Inspectie van het Onderwijs gaat dit meenemen in de beoordeling van scholen en krijgt de bevoegdheid om dwingende aanwijzingen te geven voor het niveau tot waar de reserves moeten worden afgebouwd. Hetzelfde geldt voor de samenwerkingsverbanden.

Een sterke schoolleider

Het omdraaien van de bekostiging en het verbreden van de schoolfunctie, brengt de schoolleider terug in positie. Dit vraagt om een sterkere schoolleider.

  • Leidinggevenden in het onderwijs zijn hoogopgeleide professionals die een passend salaris verdienen en de ruimte krijgen om zich te blijven ontwikkelen. Het volgen van specifieke onderwijsleiderschaps-opleidingen in de betreffende sector is hierbij essentieel.
  • De schoolleider draagt bij aan de kwaliteit en de professionalisering van de leraren.

Moderniseer de vrijheid van onderwijs

Bij de vrijheid van onderwijs staat voor ons het recht van burgers om een school te stichten centraal, níet de levensbeschouwelijke of onderwijskundige grondslag. De keuzevrijheid van ouders en een volledige publieke financiering van scholen sluiten hierop aan, mits het onderwijs aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet. Met publiek geld gefinancierde scholen moeten alle leerlingen toelaten die de grondslag van de school respecteren.

  • Uit deze vernieuwde vrijheid van onderwijs volgt automatisch de acceptatieplicht: scholen mogen geen leerlingen weigeren op basis van religie.
  • Gemeenten krijgen bevoegdheden bij inschrijving en toelating, om beter te kunnen inspelen op krimp óf te kunnen ingrijpen bij toenemende segregatie. Zo kunnen ze een eerlijke kans voor alle kinderen bevorderen in plaats van het recht van de sterkste.