Een rijke schooldag voor ieder kind

Onderzoek na onderzoek laat zien dat scheidslijnen zich in de samenleving al in het onderwijs aftekenen. De kansenongelijkheid wordt versterkt na schooltijd: word je voorgelezen, krijg je hulp bij huiswerk en ga je ook naar sport- of muziekles, of niet? Deze verschillen worden alleen maar groter. Daarom is het nu tijd voor verandering, zodat we alle kinderen een betere basis meegeven voor een betere toekomst. We willen dat elk kind en elke jongere van 0 tot 18 jaar vanaf het eerste begin de ruimte krijgt om zijn of haar talenten te ontdekken en te ontwikkelen.

Gratis kinderopvang als beste start

De kinderopvang wordt een plek waar kinderen zich spelend kunnen ontwikkelen. Zo werken we aan een kansrijke start en voorkomen we achterstanden.

  • Elk kind krijgt recht op vier dagen per week gratis kinderopvang, aansluitend op het ouderschapsverlof. Dat geeft ouders de vrijheid om naast het opvoeden ook te werken. De gratis kinderopvang betalen we deels uit het laten vervallen van de kinderopvangtoeslag. Zo hoeft geld niet ingewikkeld te worden rondgepompt.
  • De huidige opvang, voorschoolse educatie en peuterspeelzaal worden samengevoegd tot één kinderopvang van hoge kwaliteit, waarbij gespecialiseerd personeel al in een heel vroeg stadium ontwikkelingsachterstanden en -voorsprongen herkent. We werken toe naar gedeelde locaties van de kinderopvang en de basisschool. Zo worden alle kinderen bereikt, groeien ze samen op en leren ze van elkaar.
  • Bij de kinderopvang staat de ontwikkeling van het kind centraal. Elk kind krijgt spelenderwijs voorschoolse educatie. Dat betekent dus geen kleutertoetsen maar een stimulerende, taalrijke omgeving.
  • We zorgen voor extra financiering voor kinderen met risico op leerachterstanden, bijvoorbeeld met extra taalonderwijs, én voor talentvolle kinderen die juist behoefte hebben aan meer uitdaging.
  • De kinderopvang krijgt ruime openingstijden, zodat deze aansluiten op het moderne gezinsleven.
  • Er komt één gezamenlijke inspectie voor onderwijs en opvang, zodat deze aansluit bij de doorlopende leerlijn van het kind.

Een rijke schooldag

Elke leerling verdient de kans om zijn of haar talenten te ontdekken en gezond op te groeien. Op een schooldag krijgen leerlingen een dagdeel les van een topleraar. Maar daar houdt het niet op. Elke leerling krijgt op een rijke schooldag bijvoorbeeld ook sport-, muziek- of theaterles. Dat de schooldag langer is, geeft ouders meer vrijheid om opvoeding met werk te combineren. En zo bieden we elke leerling een springplank voor ontwikkeling.

  • We bieden elk kind de kans om mee te doen aan sport, cultuur, muziek of het ontdekken van techniek en natuur. Scholen krijgen middelen om hiervoor vakdocenten in te zetten en werken nauw samen met plaatselijke verenigingen en bibliotheken. We geven ook elk kind het recht op een gezonde lunch en fruit. We stimuleren een gezonde leefstijl en daarmee gezond opgroeien. Alle activiteiten worden zoveel mogelijk op en via de school en de opvang aangeboden.
  • Scholen met meer kansarme leerlingen krijgen een hoger budget. Het geld kunnen zij gebruiken voor het verkleinen van klassen, het aannemen van ervaren leraren of het aanbieden van extra taal- of bijles. Zo verbeteren we de kwaliteit op deze scholen en maken we de scholen aantrekkelijk voor alle leerlingen.
  • Leraar en leerlingen gedijen beter in kleinere klassen. Er dient een meerjarenplan te komen om de (maximale) klassengrootte substantieel te verlagen naar 23 leerlingen per klas.
  • Middelbare scholen geven we de ruimte om ook stages, huiswerkbegeleiding en examentraining tot integraal onderdeel van het programma te kunnen maken.
  • Er komt één wet op funderend onderwijs. Die wet zorgt er voor dat de kinderopvang, basisscholen en middelbare scholen makkelijker kunnen samenwerken. Faciliteiten zoals gebouwen worden gedeeld.
  • Voor leerlingen van Topsport Talentscholen (LOOT) en andere leerlingen met uitzonderlijke talenten moet flexibel met onderwijstijd- en doelen worden omgegaan.

Onderwijs begint bij de basis

In een samenleving waarin technologische veranderingen razendsnel gaan, kun je niet in één keer opleiden voor iemands hele toekomst. Maar een leerling hoort op school wél een uitstekende basis mee te krijgen: taal, rekenen, burgerschap, digitale vaardigheden en sociale vaardigheden (EQ). Die basis biedt ook ruimte om in te spelen op veranderingen.

  • Elke leerling leert goed lezen, schrijven en rekenen. Het is de basis om verder te leren.
  • Nieuwkomers en laaggeletterden krijgen de kans om in schakelklassen of taalhuizen beter te worden in taal en rekenen. Zo kunnen ook zij meedoen in de samenleving.
  • Om laaggeletterdheid aan te pakken, kiest D66 ervoor om te investeren in schrijf- en leesvaardigheid van de Nederlandse taal op zowel basis- als middelbare scholen, en het schoolvak Nederlands aan te passen. De huidige wet- en regelgeving moet zo worden aangepast dat het bevorderen van de leesvaardigheid belangrijker wordt dan het trainen voor het examenprogramma.
  • In het hele onderwijs leren kinderen over burgerschap, mensenrechten en het belang niet te discrimineren. Zodat ze, met kennis van ieders rechten en plichten, kunnen deelnemen aan de samenleving.
  • Digitale vaardigheden krijgen een betere invulling in het nieuwe curriculum. Met aandacht voor kunstmatige intelligentie en kritisch denken over privacy en ethiek. We ondersteunen het effectiever gebruiken van digitale leermiddelen en –methoden, met extra financiering voor leerlingen uit kansarme gezinnen. Deze digitale leermiddelen en -methoden zijn ook digitaal toegankelijk voor leerlingen met een beperking, bijvoorbeeld een visuele beperking of een motorische beperking.

Elk leerling zijn eigen pad naar een diploma

Leerlingen krijgen nu na groep 8 een stempel opgedrukt. Ze worden in één van de acht schoolniveaus ingedeeld. Terwijl jongeren op dit moment vaak nog volop in ontwikkeling zijn. Daarbij verschilt ieder kind en liggen de talenten en kansen van kinderen in verschillende vakgebieden. We richten het onderwijs niet meer op niveaus, maar op de optimale ontwikkeling van het kind.

  • We stappen af van het selectiemoment op 12 jaar. Toetsen in groep 8 mag alleen als ‘thermometer.’ Het is geen leidraad tot een schooladvies. Door uitstel van selectie krijgt het onderwijs meer tijd om eventuele achterstanden van leerlingen te compenseren en laatbloeiers (de ‘stapelaars’) tot hun recht te laten komen.
  • We stimuleren brede meerjarige brugklassen en 10-14-scholen. Brede brugklassen voorkomen te vroege selectie. Categorale scholen voorzien in een behoefte, maar moeten altijd intensief samenwerken met brede scholen om maatwerk mogelijk te maken.
  • Elke leerling krijgt het recht om tot 18 jaar funderend onderwijs te volgen. In het speciaal onderwijs is dat tot en met 20 jaar. Dat onderwijs is niet op een ‘niveau’ maar in een richting: praktijkgericht, vakgericht, beroepsgericht of academisch gericht. Tot 14 jaar maken leerlingen kennis met allerlei vakken. Daarna maken ze per vak de keuze voor een richting.
  • We moedigen aan dat sommige vakken juist gezamenlijk worden gegeven. Zo blijven leerlingen in contact met leerlingen die vooral een andere richting hebben gekozen. We denken daarbij aan bewegingsonderwijs, maatschappijleer, creatieve vakken en onderdelen van talen.
  • We werken toe naar een maatwerkdiploma. Dat is een portfolio van behaalde resultaten in mogelijk meerdere richtingen. De vakken waar een leerling het minst goed in is, bepaalt niet meer het niveau van het diploma. Ook hoeven leerlingen niet een heel jaar over te doen als ze bij één bepaald vak nog niet op het gewenste niveau zitten.
  • Er komt een hechtere samenwerking tussen verschillende scholengemeenschappen,zowel vanuit het regulier als speciaal onderwijs en mbo-instellingen.
  • Leerroutes vanuit voortgezet (speciaal) onderwijs naar mbo niveau 3 en 4 krijgen meer aandacht en ondersteuning via een beroepsgerichte leerlijn, die beter aansluit op de arbeidsmarkt. Mogelijkheden om entreeopleidingen en mbo niveau 2 opleidingen te integreren binnen de middelbare schoolomgeving kunnen worden verkend, waarbij de behoefte van de leerling centraal moet staan.

Tijd, ruimte en geld voor inclusief onderwijs

Alle kinderen hebben belang bij onderwijs op maat. Maar passend onderwijs werkt nu niet goed. In de wirwar van regels zijn we het kind, de ouder en de leraar uit het oog verloren. Voor D66 is het uitgangspunt dat het systeem in dienst van het kind staat. D66 wil de weg inslaan naar inclusief onderwijs: elke school en opvang is toegankelijk voor alle kinderen. Niet langer kinderen met of zonder beperking gescheiden van elkaar laten opgroeien, maar samen spelen en leren.

  • Iedereen heeft recht op de toegang tot onderwijs. We zorgen dat dat is vastgelegd in de wet. Er mogen in de schoolgebouwen geen fysieke belemmeringen zijn voor een leerling of student om onderwijs te kunnen volgen, maar er mogen ook geen beperkende fysieke voorwaarden vooraf aan de leerling of student worden gesteld. Scholen worden gestimuleerd en gefaciliteerd om dit onderwijs te laten aansluiten op de leerbehoeftes en mogelijkheden van de leerling/student. Daarnaast moeten de middelen voor onderwijs en voor ondersteuning en zorg in onderwijs worden ontschot, zodat er één grote pot komt waaruit het passend onderwijs voor elke leerling kan worden vergoed.
  • We geven scholen wat ze nodig hebben om ook leerlingen met een beperking goed onderwijs te geven. Van extra handen in de klas, tot kleinere klassen of ondersteuning van experts. Daarnaast versoepelen we de toegang tot speciaal onderwijs, door de bureaucratie te verminderen en een plek in deze onderwijsvorm te garanderen. Wachttijden voor de toegang tot het speciaal onderwijs zijn onacceptabel.
  • Omdat maatwerk om unieke aanpassingen van een schoolgebouw kan vragen, zorgt de overheid ervoor dat in de regio van de leerling een reguliere school en voor studenten een reguliere opleiding kan worden gevonden om onderwijs te volgen. Door deze regionale aanpak zijn de voorzieningen betaalbaar en organiseerbaar. Voor nieuwbouw van onderwijsgebouwen moet toegankelijkheid worden opgenomen in de regels van het bouwbesluit.
  • De leraar is geen zorgverlener. Elke school krijgt daarom een zorgteam. Daarin zit in elk geval een schoolpedagoog, een schoolverpleegkundige, een schoolpsycholoog en een medewerker van jeugdhulp. De organisatie van het zorgteam laten we nauw aansluiten bij de gemeentelijke organisatie van de jeugdzorg. Zo staan ouders en leraren er niet alleen voor en wordt er op tijd ingegrepen.
  • De expertise uit het speciaal onderwijs moet behouden blijven en worden ingezet in het regulier onderwijs.
  • Intensieve samenwerking van speciaal en reguliere scholen kan worden aangegaan met behoud van eigen brinnummer.

Beeld: Een deel van de D66-plannen voor het onderwijs.