Onderwijsvisie: Basisschool

In Nederland is een probleem ontstaan in de funderende fase van het onderwijs. Het niveau van leerlingen daalt bij basisvaardigheden als rekenen en taal. Daarnaast is er een steeds grotere tweedeling tussen groepen kinderen. In toenemende mate bepalen  het opleidingsniveau en de achtergrond van de ouders welk diploma leerlingen halen, en niet de talenten en de inzet van de kinderen. Dit heeft niet alleen grote gevolgen voor de leerling zelf maar ook voor de toekomstige samenleving als geheel. Daarnaast komen kinderen steeds vroeger en vaker in ‘bubbels’ van gelijkgestemden. Ze leren op school en daarbuiten alleen kinderen kennen met dezelfde (migratie)achtergrond of ouders met hetzelfde opleidingsniveau. De huidige budgetten, wetten en regels zorgen ervoor dat basisscholen niet in staat zijn ieder kind de beste brede basisvorming te bieden, de achterstanden van leerlingen in te halen en een gemengde leerlingpopulatie binnen te krijgen.

Alle kinderen in Nederland gaan vanaf 4 jaar naar de basisschool. De meeste kinderen gaan naar een school in de buurt. De scholen weerspiegelen zo de segregatie in de wijken. Sommige kinderen gaan naar een basisschool met plusklassen, met dramales of met specifieke onderwijsconcepten. Hun ouders kunnen de ‘vrijwillige ouderbijdrage’ voor deze extra’s betalen. Andere kinderen gaan naar een basisschool met grote klassen en klasgenoten met een taalachterstand. In de wijken die minder gesegregeerd zijn, zijn ’s ochtends de stromen bakfietsen zichtbaar. Deze ouders brengen hun kinderen naar scholen buiten de wijk met de gewenste extra’s. Dat maakt de verschillen tussen scholen nog groter. De witte vlucht noemt de onderwijsinspectie deze beweging.

De basisschool in de wijk met een sociaaleconomische achterstand heeft een grote uitdaging. Kleuters die met een taal of ontwikkelingsachterstand binnenkomen moeten na 8 jaar basisonderwijs op een `gemiddeld niveau´ zitten volgens de inspectiekaders. Terwijl leerlingen soms zonder broodtrommel of oververmoeid op school komen.

Achterstanden hangen vaak samen met een problematische thuissituatie. Aan kinderen met honger, slaap of stress kan je geen lesgeven. Het vraagt veel meer van leraren en de school dan alleen lesgeven. Hier slaat het lerarentekort extra hard toe: leraren, en zeker ook beginnende leraren, kiezen vaker voor een school met minder emotionele belasting. Het zorgt ervoor dat de onderwijskwaliteit verder onder druk komt te staan. Juist op de plek waar kinderen het onderwijs het hardst nodig hebben.

De kansenongelijkheid wordt versterkt na de schoolbel: krijgt het kind thuis nog boekjes voorgelezen voor het slapengaan, of wordt er thuis geen Nederlands gesproken? Krijg je extra huiswerkbegeleiding en bijles of heb je geen rustige plek om je huiswerk te maken? Ga je naar gitaarles, de kinderboerderij, een museum of hockeytraining of trap je elke dag een lek balletje tegen een verveloze garagedeur? Teveel kinderen lopen een achterstand op die in het huidige onderwijsbestel niet meer kan worden ingehaald.

De kwaliteit van onderwijs wordt gemeten aan de hand van drie pijlers: de schoolresultaten, de kansengelijkheid en de spreiding van resultaten. Goed onderwijs leidt niet alleen tot goede leerprestaties van leerlingen. Het maar zorgt er ook voor dat er weinig samenhang is tussen achtergrond en resultaten. Én dat er geen groot verschil zit tussen de hoogst en de laagst presterende leerlingen, zodat ook de laagst presterende leerlingen kunnen deelnemen aan de samenleving.

Het basisonderwijs maakt nu op alle drie de pijlers een achteruitgang door.

Niveau
In vergelijking met andere landen dalen de prestaties van kinderen in het Nederlandse basisonderwijs. Er zijn steeds meer kinderen die aan het einde van groep 8 niet goed kunnen lezen en rekenen. De laaggeletterdheid groeit de laatste 10 jaar. Een kwart van alle 15-jarigen is dermate laaggeletterd dat zij niet voldoende kunnen meekomen in de maatschappij. Nederlandse 14-jarigen hebben minder burgerschapskennis dan leerlingen in buurlanden. Ook de resultaten ten aanzien van bewegingsonderwijs, cultuureducatie, natuur en techniek en sociale vaardigheden zijn achteruitgegaan.

Kansenongelijkheid 
Al jaren op rij waarschuwt de onderwijsinspectie dat de kansenongelijkheid toeneemt en dit de grootste uitdaging is van het Nederlandse onderwijs. Kinderen met gelijke capaciteiten bereiken niet dezelfde resultaten. En de factor die het verschil maakt is het opleidingsniveau van hun ouders.

Spreiding 
Het onderwijssysteem van nu functioneert niet goed voor de lager presterende kinderen, maar ook niet voor de hoogst presterende leerlingen. Het aandeel hoogpresterende leerlingen daalt namelijk. De groep kinderen die het laagst presteren op de basisvaardigheden (rekenen, lezen, schrijven) wordt groter en gaat achteruit. OESO-onderzoek laat zien dat Nederlandse 9-jarigen die het laagst presteren op wiskunde, het internationaal gezien heel goed doen en aan de top staan. Terwijl zij een paar jaar later, op 15-jarige leeftijd, aan de onderkant van deze internationale ranglijst staan. In de tussentijd gaat er dus iets mis, hun rekenniveau keldert enorm. We raken deze leerlingen kwijt en laten hun potentie onbenut.

Een kwart van de 15-jarigen  is dermate laaggeletterd dat ze niet goed kunnen meekomen in de maatschappij.

Wat er mis gaat in de tussentijd is de overgang van de basisschool naar de middelbare school. Dé bottleneck in het onderwijs. Vanaf 12 jaar selecteren en scheiden we kinderen naar 8 niveaus. Dit is internationaal vergeleken zeer vroeg. Als een sjoelbak worden de kinderen in hokjes geschoven waar je nauwelijks meer uit komt. Het maakt niet uit of je in bepaalde vakken meer uitblinkt dan in andere of dat je nog volop in ontwikkeling bent. Het is de afgelopen 10 jaar ook steeds lastiger geworden om in het voortgezet onderwijs door te stromen naar een ander niveau. Daarom hangt er een groot gewicht aan het overgangsmoment en het instrument dat het bepaalt: de eindtoets en het schooladvies. Het is een zeer stressvol en bepalend selectiemoment geworden voor kinderen en ouders waar de angst heerst om de boot te missen.

Zowel aan de eindtoets als aan het schooladvies hangen enorme nadelen voor de kansengelijkheid. Zo is de eindtoets een objectief meetpunt maar wel een zeer beperkte momentopname. Bovendien worden sommige kinderen extra getraind om goed op de specifieke test te scoren, en andere kinderen niet. Alleen kinderen van wie de ouders het kunnen betalen worden nu na schooltijd extra voorbereid voor de eindtoets. Het schooladvies wordt echter gebaseerd op 8 jaar lang basisonderwijs en het professionele oog van de docent. Toch laten cijfers zien dat bij het schooladvies kinderen met een migratieachtergrond of uit een lagere sociaaleconomische omgeving lager worden geadviseerd. Er wordt zwaar meegewogen of de omgeving van het kind stimulerend genoeg is om een hoger niveau aan te kunnen. Daarnaast wordt onder druk van mondige ouders, dus de ouders met een sterke sociaal economische status, het advies van de kinderen vaker naar boven bijgesteld. Beide instrumenten versterken de kansenongelijkheid. De nadelige bijeffecten van beiden (de toets en het advies) zijn het gevolg van het veel te grote belang wat er van dit moment afhangt. Het bepaalt naar welke school het kind mag, tussen welke ‘soortgelijken’ het terecht komt, naar welke vervolgopleiding het kan en welke carrière en krijgen. Kortom hun hele verdere toekomst.

D66 heeft hoge verwachtingen van het onderwijs. De basisschool vormt het fundament in het leven van een persoon. School is veel meer dan alleen de plek waar een kind leert lezen en schrijven. Het is een plek waar je de wereld en jezelf leert kennen: waar je goed in bent, wat je interessant vindt en hoe je met anderen omgaat. En daarmee is het de plek waar de toekomstige samenleving zich vormt. Alleen met onderwijs hebben we de kans de toekomst te veranderen. Door kinderen samen te laten opgroeien, elkaars verschillen te accepteren en elkaars talenten te zien. Door ieder kind het beste onderwijs te geven en zich optimaal te laten ontwikkelen.

De beste impuls voor de onderwijskwaliteit is leraren het eigenaarschap en de tijd voor hun vak teruggeven. Dat is eerder toegelicht in het hoofdstuk over leraren. Om de hoge verwachtingen van het onderwijs verder te realiseren willen we flink innoveren en investeren. 

Gelijke kansen vragen een ongelijke behandeling. Er moet extra geld komen voor het vergroten van kansen. Het budget voor een leerling met een leerachterstand hoort dan ook hoger te zijn dan dat voor een reguliere leerling. Scholen met veel kinderen met een achterstand krijgen hierdoor aanzienlijk meer geld. Deze scholen kunnen dan de klassen verkleinen, extra activiteiten bieden, onderwijsassistenten inzetten, bijles geven en de beste docenten aantrekken door bijvoorbeeld ook een hoger salaris te bieden. Kortom scholen kunnen doen wat nodig is om de kinderen een gelijke kans te geven in het leven.

Hiermee bestrijden en voorkomen we segregatie in het onderwijs. Ouders kunnen immers verzekerd zijn van de beste onderwijskwaliteit bij elke school. Een klas van 15 leerlingen is voor elke ouder zeer aantrekkelijk.

Op Scholenreis
We zijn op bezoek geweest bij basisschool de Brink in Emmen. In de school zit het expertisecentrum anderstaligen waar kinderen zitten die de Nederlandse taal nog moeten leren. Ook hebben ze een locatie bij het asielzoekerscentrum in de buurt. De leraren vertelden ons dat veel vluchtelingenkinderen een trauma hebben. Bovendien kunnen ze zich niet goed uitdrukken in taal, wat resulteert in frustratie en gedragsproblemen. De kinderen zijn bang voor de asielprocedure die soms jaren duurt. Als de familie van een kind wordt uitgezet krijgt de leraar dat om 8 uur te horen, om 8:30 begint de les en moet ze uitleggen wat er met hun klasgenootje is gebeurd. Aangezien de kinderen geen BSN-nummer hebben, komen ze niet in aanmerking voor extra ondersteuning zoals achterstandenbeleid en passend onderwijs. Daar komt nog bij dat de lesmethode en nodige digitale licenties erg duur zijn (€18.000,- voor licenties alleen).

Asielkinderen
Alle kinderen die later het onderwijs binnen komen, krijgen ook de beste kansen om zich volledig te ontwikkelen. De kinderen die geen Nederlands spreken hebben de eerste twee jaar recht op taalonderwijs. In elke regio moet een school extra middelen krijgen om zich te specialiseren in taalonderwijs, passende lesmethoden aan te kunnen schaffen en sociaal-emotionele ondersteuning zoals een speltherapeut voor traumaverwerking kunnen aannemen. 

De overgang van basisschool naar middelbare school wordt als doorlopende lijn beschouwd. Het uitgangspunt is dat kinderen in brede brugklassen komen. Hierdoor zitten de leerlingen, net als op de basisschool, de eerste twee jaar met alle niveaus bij elkaar in de klas. Hiermee wordt het schooladvies en de eindtoets in groep 8 overbodig. Door de uitstel van selectie krijgt het onderwijs letterlijk meer tijd om eventuele achterstanden van leerlingen te compenseren en laatbloeiers tot hun recht te laten komen. Bovendien voorkomt het een stressvol moment voor ouders en leerlingen. Toetsen in groep 8 mag maar als thermometer voor het leerproces, niet als selectiemiddel.

Het belang van het kind gaat voorop staan bij de selectie, in plaats van het systeem. Voor vrijwel alle kinderen zal dit betekenen dat ze langer in gemengde klassen blijven zitten op brede scholengemeenschappen. Hierdoor leren leerlingen beter samenwerken en met verschillen omgaan. Welke vorm dat aanneemt, is aan de scholen. Zo kunnen er 10-14 scholen ontstaan, verlengde basisscholen tot 14 jaar, juniorcolleges of brede brugklassen. 

Op een schooldag krijgen kinderen een dagdeel het beste onderwijs van een topleerkracht. Maar daar houdt de schooldag niet op. De kinderen zijn een volledige dag op school. Want een breed scala aan wat wij nu nog kennen als buitenschoolse activiteiten wordt aangeboden tijdens de schooldag. Een verrijkte schooldag. Er komt meer ruimte voor brede talenten en creativiteit. Kinderen krijgen cultuur, muziek, sport en natuurlessen. Daarnaast kunnen zij binnen de school huiswerkbegeleiding en andere vormen van ondersteuning krijgen. Of je vioolles krijgt of op hockey kunt, wordt niet meer bepaald door wie je ouders zijn en hoeveel geld ze hebben. Alle kinderen hebben de mogelijkheid om zich breed te ontwikkelen.

De school wordt een plek van samenwerking tussen onderwijs en opvang. Een centrale plek voor het leren, ontwikkelen en welbevinden van het kind. Er zijn korte lijnen met andere faciliteiten zoals bibliotheken, sportverenigingen en culturele instellingen. Maar er is ook een plek voor ontspanning en verveling.

Deze rijke schooldag brengt rust in het leven van jonge kinderen en ouders. Geen gesleur meer met kinderen van school, naar voor-, na- en tussenschoolse opvang en de zwemles of de muziekles. Maar een rijk gevulde dag met al deze activiteiten in en rond de school. Ouders zijn betrokken bij de invulling van de dag. Ouders kunnen na de lesuren terecht op school om te helpen of om aan te moedigen bij de voetbaltraining.

Warme lunch
De kinderen krijgen op school tussen de middag een warme gezonde lunch. Kinderen hebben energie nodig om goed te kunnen leren, bewegen en spelen.  In veel omliggende landen en op veel kinderdagverblijven gebeurt dit al. De warme lunch is met name belangrijk, omdat ook bij gezondheid kansenongelijkheid de kop op steekt. Kinderen uit een achterstandsmilieu leven ongezonder. Dat heeft effect op de leerprestaties en verzuim. In sommige buurten gaat de overgrote meerderheid van de kinderen zonder ontbijt naar school. Eén op de zeven kinderen is te zwaar, slechts 1% eet de dagelijks aanbevolen hoeveelheid groente en het overgrote gedeelte krijgt te veel vet, suiker en zout binnen. Door kinderen warm te laten lunchen, bevorderen we de gezondheid en geven we elke leerling de kans om goed te kunnen leren en te spelen.

  1. Een verrijkte schooldag met onderwijs, opvang, sport, cultuur, muziek, natuur en huiswerkbegeleiding 
  2. Een warme lunch voor leerlingen
  3. Hoger budget in de lumpsum voor leerlingen met risico op leerachterstanden om hun kansen te optimaliseren en onderwijskwaliteit tussen scholen gelijk te trekken
  4. Afschaffen eindtoets in groep 8 en de vroegtijdige selectie naar niveau.
  5. Gemengde brugklassen tot 14 jaar, zodat alle leerlingen optimale kansen krijgen om bij het best passende niveau uit te komen en van elkaar te leren.