Onderwijsvisie: Voorwoord

Het is 15 maart 2020. 
Leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders en alle andere betrokkenen bij het onderwijs krijgen te horen dat de scholen dichtgaan. Een besluit dat ik niet had verwacht ooit mee te maken. Kinderen hebben het recht op onderwijs. Zij verdienen goed onderwijs van de beste leraar. En nu gingen de schooldeuren dicht. Voorlopig niet meer de leraar en klasgenoten zien. Terwijl goed onderwijs de nabijheid van de leraar vereist. En kinderen juist zoveel leren van elkáár.

In de weken daarna wordt de kansenongelijkheid pijnlijk zichtbaar. Leraren werken met man en macht om zo snel mogelijk onderwijs op afstand te realiseren. Maar hiermee kunnen ze niet elke leerling in de klas bereiken. Er zijn kinderen kwijt. Scholen krijgen geen contact met ouders en leerlingen. Juíst die leerlingen voor wie school vaak de fijnste en veiligste plek is, blijken het kwetsbaarst te zijn. Ook kan niet elk kind onderwijs op afstand volgen. Het ontbreekt sommige leerlingen thuis aan een computer, internetverbinding of rustig plekje. Niet alle ouders zijn in staat goed te helpen bij het thuisonderwijs. Deze leerlingen lopen een achterstand op. Terwijl leeftijdsgenootjes direct het afstandsonderwijs kunnen volgen op de iPad. Met ouders die zo goed en zo kwaad als het gaat thuisonderwijs geven. En soms ook een extra lesje geven. Zo kon ik het toch niet laten, als wiskundeleraar, om een paar sommetjes te doen met mijn kleindochter.

De ongelijkheid die de coronacrisis zichtbaar heeft gemaakt, speelt al langer. Al jaren stagneert de onderwijskwaliteit en neemt de kansenongelijkheid toe. Je afkomst bepaalt teveel je toekomst. Bij gelijk talent hebben leerlingen nu zelfs minder gelijke kansen dan tien jaar geleden. Het opleidingsniveau is steeds vaker erfelijk. Het lerarentekort slaat extra hard toe op scholen met veel leerlingen met achterstanden, waardoor die scholen het nóg moeilijker krijgen. 24% van de 15-jarigen is dusdanig laaggeletterd dat ze niet goed kunnen meekomen in de maatschappij. Onaanvaardbaar. Er zit zand in de emancipatiemotor die het onderwijs heet. Slecht voor het individu en slecht voor Nederland. Dit raakt niet alleen onze samenleving, maar kennis is ook onze enige grondstof.

Het verval in het onderwijs vindt plaats ondanks het feit dat er afgelopen jaren fors meer geld naar het onderwijs is gegaan. Extra geld dat hard nodig was en waar D66 zich telkens sterk voor heeft gemaakt. Het komt te vaak niet bij de leraar en de leerling in de klas terecht. Er is een ongezonde overheidsobsessie met systemen, rendementen en gemiddelden die de realiteit van de klas miskent. Het groeiende lerarentekort is te lang genegeerd. Leraren worden onvoldoende vertrouwd om te doen waar ze goed in zijn en staan onder grote werkdruk. En dan moeten wij, als D66, ook de eerste zijn om dit te erkennen en kritisch naar het systeem te kijken. Zodat elk kind in Nederland het beste onderwijs krijgt. En om breed draagvlak voor onderwijsinvesteringen te bouwen. 

Daarom zijn wij in september 2019 begonnen met een Scholenreis door heel Nederland. In lerarenkamers, klaslokalen, aula’s en op schoolpleinen zijn we in gesprek gegaan over nieuwe ideeën. Over kansengelijkheid, het leraarschap en hoe het onderwijsgeld de klas bereikt. Vanuit het kind en de leraar. Want het onderwijs verdient een grote ambitie. Om de beste en gelijke kansen te bieden aan ieder kind. Om de leraar weer de eigenaar te maken van haar of zijn eigen vak.

Toen kwam de coronacrisis. De crisis biedt een nieuw perspectief om voorbij vastgeroeste patronen en systemen te denken. En kent ook gevolgen, die we willen vasthouden. Zoals de toegenomen waardering voor de leraar. De leraren hebben zich van hun allerbeste kant laten zien. Vanuit hun professionaliteit én hun betrokkenheid bij iedere leerling in de klas hebben ze met een ongekende snelheid alternatief en innovatief onderwijs opgezet. Leraren floreerden in de ruimte en het vertrouwen, dat ze kregen. Aan de andere kant ervaren ouders wat een oneindig geduld, rust en vertrouwen het kost om kinderen te laten leren. 

In de coronacrisis zien we een bevestiging van de noodzaak om nieuwe keuzes te maken voor het beste onderwijs met de beste kansen. Dat begint met een visie op de basis, de kinderen van 0-18 jaar. Zij krijgen wat D66 betreft het recht op een goede ontwikkeling en goed onderwijs, het leerrecht. In een onderwijsbestel dat ieder kind optimaal laat leren. We zien de ontwikkeling van het kind van 0 tot 18 jaar als doorlopend en samenhangend. 

Onze visie voor de toekomst van het funderend onderwijs is opgebouwd vanuit zes perspectieven: de leraar, de kinderopvang, de basisschool, het voortgezet onderwijs, onderwijs en zorg en geld naar scholen.

Zo kan een nieuwe generatie zich breed ontwikkelen en vrij leren denken in onderwijs dat is gebaseerd op het bieden van de beste kansen. Waar overgangen beter getimed zijn en minder bepalend. Waar toetsen kinderen verder helpen in plaats van beleidsmakers en bestuurders dienen. Waar de nadruk ligt op leren en geduld met kinderen in plaats van presteren en afrekenen. Waar leraren tijd en ruimte krijgen om hun onderwijs te optimaliseren. Waar academisch geschoolden en vak- en beroepsgeschoolden gelijk worden gewaardeerd. Alleen dan krijgt iedereen in Nederland de kans krijgt zich volledig, gelukkig, en gezond te kunnen ontwikkelen.

Je kan alleen vrij zijn, als iedereen de kans heeft om zich te ontplooien, talent te ontwikkelen en vrij kan deelnemen aan de samenleving. En ons onderwijs is de allerbeste manier om ervoor te zorgen dat iedereen die kansen krijgt. Daarom komen wij met onze visie op het onderwijs. Met hoe het onderwijs er uitziet als we écht alle kinderen de beste kansen willen geven. Wie je ook bent. Waar je ook vandaan komt. Wie je ouders ook zijn.

Paul van Meenen
Tweede Kamerlid D66
Onderwijswoordvoerder