Hoe werkt het wetsvoorstel voltooid leven? Een uitleg in twaalf stappen.

Tweede Kamerlid Anne-Marijke Podt heeft het wetsvoorstel toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek (‘Voltooid Leven’) in behandeling gebracht bij de Tweede Kamer. Als de wet wordt aangenomen, kunnen ouderen op hoge leeftijd die hun eigen leven voltooid achten, met hulp, op een zelfgekozen moment hun leven beëindigen.

  • Een oudere van 75 jaar of ouder vindt zijn of haar leven voltooid en gaat daarom naar een levenseindebegeleider. Deze levenseindebegeleider heeft een speciale opleiding gevolgd om de oudere te begeleiden in zijn of haar stervenswens en om eventueel, aan het einde van het hier beschreven proces, ook hulp te bieden bij de voltrekking.

    De levenseindebegeleider controleert bij het eerste gesprek of de oudere aan de formele eisen voldoet: zo moet iemand bijvoorbeeld minimaal 2 jaar in Nederland wonen. Ook wordt de levenseindebegeleider ingelicht door de (huis)arts van de oudere over medische factoren die relevant kunnen zijn voor het verzoek. Dit zodat de medische situatie van de oudere, en mogelijke alternatieve hulp, ook kan worden betrokken, en om na te gaan of de oudere misschien ook onder de euthanasiewet kan vallen. De medische situatie en eventuele mogelijke behandelingen worden altijd besproken. De oudere mag echter ook afzien van behandelingen. De arts heeft een informatieverstrekkende rol.
  • Als de oudere aan de voorwaarden voldoet en het proces verder wil doorzetten voert diegene minimaal drie gesprekken met een levenseindebegeleider gedurende een minimale periode van zes maanden. Hierbij is expliciet sprake van maatwerk: mochten oudere en levenseindebegeleider meer tijd nodig hebben dan kan dit altijd. Daarbij wordt gekeken of de oudere voldoet aan de negen zorgvuldigheidseisen van de wet, die in de kern gaan over of de wens van de oudere vrijwillig, weloverwogen en duurzaam is. Na het eerste gesprek stelt de oudere schriftelijk of door een filmopname een verklaring op dat hij of zij verzoekt om hulp bij zelfdoding. Bij ieder gesprek wordt gekeken of nog aan de zorgvuldigheidseisen wordt voldaan en wordt de eerdere verklaring opnieuw bevestigd. De levenseindebegeleider zal de oudere ook vragen of een gesprek (of meerdere gesprekken) met naasten wenselijk is. De oudere kan hier ook vanaf zien.
  • Aan het einde van dit proces, nadat de oudere en de levenseindebegeleider tot een gezamenlijk besluit zijn gekomen rond de stervenswens en is voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen, vindt er een gesprek plaats met een tweede, onafhankelijke levenseindebegeleider. Deze levenseindebegeleider kijkt opnieuw of aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan.
  • Als aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan, maakt de levenseindebegeleider in overleg met de oudere een afspraak voor het moment van hulp bij zelfdoding. Op de afgesproken dag haalt de levenseindebegeleider persoonlijk de dodelijke middelen op bij de apotheker en gaat hij of zij naar de oudere. De oudere neemt de middelen zelf in, in het bijzijn van de levenseindebegeleider en desgewenst in aanwezigheid van naasten.
  • De levenseindebegeleider maakt een verslag op met alle relevante informatie. Dit verslag gaat naar de regionale toetsingscommissie die beoordeelt of het proces zorgvuldig is doorlopen. Deze procedure is gelijk aan de procedure bij euthanasie.

NB: Op ieder moment, ook het allerlaatste, kan de oudere afzien van zijn of haar verzoek. In dat geval brengt de levenseindebegeleider de middelen gewoon terug naar de apotheker. De levenseindebegeleider moet het traject daarnaast stoppen als niet aan de zorgvuldigheidseisen kan worden voldaan.

De levenseindebegeleider zorgt dat het proces goed loopt. Hij schrijft de dodelijke middelen voor en haalt deze op, is aanwezig bij het moment van zelfdoding en zorgt dat de oudere de middelen goed gebruikt.

  • De oudere is wilsbekwaam en heeft op film of papier aangegeven dat hij dodelijke middelen wil innemen.
  • Er is gevraagd of naasten betrokken zijn bij de wens en het verzoek. Ook wordt de mogelijkheid geboden om naasten alsnog te betrekken. Wanneer iemand dat niet wil heeft dat geen invloed op het verzoek.
  • De wens dient vrijwillig, weloverwogen en duurzaam te zijn. Dat wordt vastgesteld door minimaal drie gesprekken over een tijdsspanne van minimaal zes maanden.
  • Andere mogelijke hulpvormen zijn, als ze er zijn, door de levenseindebegeleider voorgesteld aan de oudere, maar deze hulp is niet gewenst.
  • De arts van de oudere heeft de levenseindebegeleider ingelicht over de medische situatie van de oudere en deze informatie wordt betrokken bij de gesprekken en de afweging.
  • De levenseindebegeleider moet uitleggen hoe hulp bij zelfdoding volgens deze wet werkt.
  • De oudere is 75 jaar of ouder.
  • De oudere is Nederlander (of woont hier al minimaal 2 jaar legaal).
  • De oudere spreekt ook met een onafhankelijke levenseindebegeleider die ook kijkt of iemand voldoet aan de zorgvuldigheidseisen. Deze onafhankelijke levenseindebegeleider adviseert de eerdere levenseindebegeleider hierover.