Nieuwe
energie
voor
het klimaat.

Wij willen dat onze samenleving in hoog tempo klimaatneutraal wordt. De grootste inspanningen vragen we van de grootste vervuilers, maar het gaat alleen lukken als iedereen meedoet. Daarvoor moeten we zorgen dat iedereen ook mee kán doen en dat iedereen mee wíl doen. Daarom moet het klimaatbeleid ambitieus en rechtvaardig zijn.

Wij willen dat onze samenleving in hoog tempo klimaatneutraal wordt. De grootste inspanningen vragen we van de grootste vervuilers, maar het gaat alleen lukken als iedereen meedoet. Daarvoor moeten we zorgen dat iedereen ook mee kán doen en dat iedereen mee wíl doen. Daarom moet het klimaatbeleid ambitieus en rechtvaardig zijn.
 
• Wij willen de CO2 -uitstoot van Nederland in hoog tempo reduceren. Dit betekent dat we in 2030 met minimaal 60 procent reduceren ten opzichte van 1990. In 2040 willen we klimaatneutraal zijn, zodat we in 2050 klimaatpositief zijn. Dat betekent dat er dan meer broeikasgassen uit de atmosfeer worden gehaald dan worden uitgestoten.
• We investeren maximaal om het verlagen van onze CO2 -uitstoot mogelijk te maken. We maken geld vrij voor infrastructuur voor groene waterstof, verzwaring en uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk en voor meer laadpalen voor elektrische (vracht)auto’s. Voor de verduurzaming van huizen en investeringen die anders niet rendabel zijn, stellen we subsidies beschikbaar. Om vergroening daadwerkelijk te realiseren, normeren en beprijzen we uitstoot van broeikasgassen.
• We introduceren een landelijk klimaatticket, waarmee je voor een vaste lage prijs in bus, tram, metro en trein in Nederland buiten de spits kan reizen. Dat maakt reizen met het openbaar vervoer mogelijk voor meer mensen, laat nieuwe reizigers kennismaken met het openbaar vervoer en maakt de overstap naar het openbaar vervoer aantrekkelijker.
• We helpen huiseigenaren en mensen met lage inkomens met subsidies en verplichten verhuurders hun huizen energiezuiniger te maken.
• Er komt een klimaatadaptatieplan voor Bonaire, St. Eustatius en Saba, net als voor andere Nederlandse gemeenten. Daarbij betrekken we inwoners en worden voldoende kennis en financiële middelen beschikbaar gemaakt.
• Bij het maken van beleid wegen we de kosten mee die we maken als we niets doen. Denk bijvoorbeeld aan overstromingen door klimaatverandering of misoogsten door biodiversiteitsverlies. Door deze kosten mee te nemen, komen we tot evenwichtiger en verstandiger beleid.

Op grote schaal verduurzamen, zal alleen gebeuren als het ook lonend is. Anders blijft het te aantrekkelijk om nog te kiezen voor het schadelijke alternatief. Daarom maken we vervuiling duurder, terwijl we juist degenen die het goede voorbeeld geven belonen.

Op grote schaal verduurzamen, zal alleen gebeuren als het ook lonend is. Anders blijft het te aantrekkelijk om nog te kiezen voor het schadelijke alternatief. Daarom maken we vervuiling duurder, terwijl we juist degenen die het goede voorbeeld geven belonen.
 
• Wij willen een eerlijker belastingstelsel dat werk beloont en vervuilers laat betalen. We verschuiven de belasting van arbeid naar vervuiling, grondstoffen, natuurlijke bronnen en de uitstoot van schadelijke stoffen. Wij willen dat in de prijs van grondstoffen en vervuilende producten de maatschappelijke kosten worden meegenomen, eerlijke beprijzing (true pricing).
• We bouwen fossiele subsidies en vrijstellingen zo snel mogelijk af, zodat duurzame investeringen ook de rendabele investeringen worden. Bij voorkeur doen we dit Europees en mondiaal. We introduceren een afbouwpad voor het degressieve energietarief, waarbij we kwetsbare huishoudens ontzien. In plaats van fossiele subsidies willen wij subsidies en fiscale voordelen beschikbaar maken voor innovatie en opschaling van nieuwe, schone technieken. We werken in Europees verband naar een gelijk tarief (gelijk tussen alle landen en tussen alle gebruikers, dus vlaktax) in de energiebelastingen. Voor fiscale vrijstellingen die internationaal geregeld zijn, zoals voor scheepvaart en luchtvaart, neemt Nederland samen met Europa het voortouw om deze af te bouwen.
• Vervuilende sectoren, zoals de industrie en bouw, moeten klimaatneutraal worden. Dat gaat niet van vandaag op morgen, maar moet wel in hoog tempo, met zekerheid en voorspelbaarheid. Wij willen dat er per sector een ambitieuze af- en ombouwstrategie wordt geformuleerd, waarin fossiele activiteiten worden afgebouwd en een klimaatneutrale, circulaire economie wordt opgebouwd. Met voorspelbare, haalbare normering en einddata voor fossiele technieken. Met regelgeving en subsidies die experimenten en innovatieve technieken stimuleren. En duidelijke plannen voor de uitrol van benodigde infrastructuur. Bestaande bedrijven kunnen hierop hun investeringen aanpassen. Ook biedt dit veel kansen voor groei van het mkb en nieuwe bedrijven.
• De regering moet met CO2 omgaan zoals met geld: voor elk voorstel dat leidt tot meer CO2-uitstoot, moet worden gezocht naar een ‘CO2-dekking’. Net zoals financiële voorstellen dekking vereisen in de begroting, vereisen voorstellen die impact hebben op het klimaat compensatie in de vorm van CO2-reductie elders.
• Banen in de nieuwe en groene economie vragen om mensen met specifieke kennis en vaardigheden. Met een leerbudget maken we het voor werknemers makkelijker om zich bij of om te scholen. Ook stimuleren we werkgevers om meer scholing aan te bieden. Bij sluiting en afschaling van fossiele industrieën denken overheden samen met sociale partners mee over een sociaal plan om werknemers naar een nieuwe baan te begeleiden.
• We helpen industriële bedrijven om te verduurzamen met maatwerkafspraken. Deze worden tot nu toe alleen gemaakt met de grootste uitstoters. Wij verbreden deze aanpak naar regionale industriële bedrijven. Die zijn vaak van groot economisch belang in hun regio en verdienen ook meer hulp bij verduurzaming.
• We stellen als voorwaarde voor financiële steun aan bedrijven die willen vergroenen dat deze bedrijven een concreet klimaat- en milieuplan voorleggen. Als bedrijven afspraken niet nakomen, moeten zij de steun terugbetalen. Zo waarborgen we dat publiek geld bijdraagt aan een groene toekomst.

De klimaatcrisis houdt de hele wereld in haar greep. Met de afspraken in de Internationale Klimaatstrategie zetten we in op het afremmen van klimaatverandering, maar ook op de ondersteuning van ontwikkelingslanden die nu al te maken krijgen met grote gevolgen van klimaatverandering, terwijl zij vaak een veel kleinere rol hebben gespeeld in de oorzaak van het probleem. We helpen landen die te kampen hebben met de gevolgen van klimaatverandering, maar zelf nauwelijks hebben bijgedragen aan de oorzaak. We helpen deze landen met het opbouwen van een schone economie en voorkomen waar mogelijk verdere schade.

De klimaatcrisis houdt de hele wereld in haar greep. Met de afspraken in de Internationale Klimaatstrategie zetten we in op het afremmen van klimaatverandering, maar ook op de ondersteuning van ontwikkelingslanden die nu al te maken krijgen met grote gevolgen van klimaatverandering, terwijl zij vaak een veel kleinere rol hebben gespeeld in de oorzaak van het probleem. We helpen landen die te kampen hebben met de gevolgen van klimaatverandering, maar zelf nauwelijks hebben bijgedragen aan de oorzaak. We helpen deze landen met het opbouwen van een schone economie en voorkomen waar mogelijk verdere schade.
 
• Sommige gebieden worden onevenredig hard getroffen door klimaatverandering. Denk aan mislukte oogsten, hongersnood, overstromingen of droogte. Klimaatverandering heeft vergaande consequenties en werkt ongelijkheid en conflict verder in de hand. Extra inspanning en prioriteit gaat naar gebieden en groepen die harder worden getroffen.
• Nederland zet zich wereldwijd in voor het tegengaan van klimaatverandering en het bieden van oplossingen voor landen die al te maken hebben met de gevolgen van klimaatverandering. Dit doen we bijvoorbeeld door onze expertise op watermanagement te delen. We stimuleren actief dat Nederlandse bedrijven met veel kennis en kunde over het reduceren van CO2 -uitstoot kansen benutten om deze kennis ook in het buitenland in te zetten.
• We zetten wereldwijd in op het tegengaan van ontbossing in de strijd tegen klimaatverandering en we zetten in op grootschalige duurzame herbebossing. De bindende zorgvuldigheidseisen die in de Europese ontbossingsverordening zijn vastgelegd voor bedrijven, worden ook van toepassing op financiële instellingen.
• We willen de inzet in de strijd tegen klimaatverandering intensiveren, in het bijzonder bij het proactief herstellen van biodiversiteit wereldwijd. We zetten in op natuurinclusieve oplossingen en gemeenschappelijke doelen. D66 wil daarom een daadkrachtig Parijsakkoord voor de natuur en biodiversiteit, dat duidelijke doelen stelt voor de korte en lange termijn.
• Nederland wordt koploper bij het realiseren van een wereldwijd fonds voor klimaatschade (loss and damage) en maakt hier zelf voldoende financiering voor beschikbaar.
• We verdubbelen het budget van het internationale klimaatfonds: het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD).
• Naast financiële steun aan klimaatschade, zet Nederland zich in voor een wereldwijde uitwisseling van kennis en kunde op het gebied van klimaatadaptatie en -mitigatie.
• In de Europese Unie zijn ambitieuze afspraken gemaakt over CO2-reductie tot 2030, onder andere door aanscherping van het emissiehandelssysteem (ETS) en de invoering van een CO2-grensheffing (CBAM). Wij willen het ETS en CBAM uitbreiden naar meer sectoren en gratis rechten in het ETS volledig afschaffen. Uiteindelijk willen we een Europese CO2-heffing die onze nationale heffing vervangt. We zijn ons ook bewust van de aanzienlijke koopkrachteffecten van de huidige uitbreiding en stijging van de emissieheffing. We kiezen ervoor de hogere opbrengst van de emissierechten grotendeels te gebruiken voor maatregelen met een positief koopkrachteffect.
• Negatieve emissies moeten worden gereguleerd en gestimuleerd. Hiervoor komt een aparte doelstelling. Negatieve emissies mogen alleen worden toegepast om niet-vermijdbare emissies te compenseren. We stellen duidelijke voorwaarden aan ‘carbon credits’ en CO2 -compensatie die bedrijven aanbieden en zorgen voor eenduidige regelgeving, zodat deze ook met zekerheid leiden tot CO2 -reductie.
• We komen met wetgeving om financieringen en beleggingen van de financiële sector in lijn te brengen met het Klimaatakkoord van Parijs.

Een schoon energiesysteem wordt de Deltawerken van het komend decennium. De schop moet in de grond om genoeg hernieuwbare energie te produceren en te transporteren. In de energietransitie moeten veel partijen in korte tijd stappen zetten die op elkaar inwerken. Dat vraagt om een grote rol voor de overheid, die niet alleen moet coördineren, maar ook risico’s moet wegnemen en actief moet investeren. Maar alleen bouwen is niet genoeg, we willen ook veel efficiënter met onze energie omgaan.

Een schoon energiesysteem wordt de Deltawerken van het komend decennium. De schop moet in de grond om genoeg hernieuwbare energie te produceren, te transporteren en op te slaan. In de energietransitie moeten veel partijen in korte tijd stappen zetten die op elkaar inwerken. Dat vraagt om een grote rol voor de overheid, die niet alleen moet coördineren, maar ook risico’s moet wegnemen en actief moet investeren. Maar alleen bouwen is niet genoeg, we willen ook veel efficiënter met onze energie omgaan.
 
• Energie die we niet gebruiken, hoeven we ook niet te produceren, transporteren en betalen. Daarom wil D66 een expliciet en ambitieus doel voor energiebesparing per sector.
• We maken isoleren financieel aantrekkelijker voor woningeigenaren, gemakkelijker voor verenigingen van eigenaren en verplicht voor verhuurders. ​​​D66 heeft zich sterk gemaakt voor de isolatie van de huursector. We hebben daarom geen E, F, en G labels meer in 2028. Daarnaast vinden we dat elke huurder de mogelijkheid moet krijgen om eigen energie op te wekken, hetzij op het eigen dak, hetzij via een coöperatief project in de buurt. 
• We maken de energiebesparingsplicht voor bedrijven​​ eenvoudiger en ambitieuzer en maken het voor mkb’ers makkelijker om verduurzaming te financieren. 
• In veel gevallen is het vervangen van een fossiele brandstof door elektriciteit de meest efficiënte optie. In 2035 moet de productie van elektriciteit CO2 -vrij zijn.
• Netcongestie is nu het grootste probleem op het elektriciteitsnetwerk. Dit vereist actie. Het Actieplan Netcongestie wordt met kracht doorgezet. Uitbreiding en slimmer benutten van het elektriciteitsnetwerk heeft de hoogste prioriteit. Daarnaast zal het actieplan moeten worden uitgebreid met onorthodoxe maatregelen, waaronder onder andere snellere vergunningsprocedures, prijsdifferentiatie om elektriciteitsgebruik te sturen en/of flexibel gebruik. 
• Om een stabiele CO2-vrije energievoorziening te hebben, kunnen we geen technieken uitsluiten. Ook kernenergie niet. Kernenergie is duur, niet hernieuwbaar en zorgt voor gevaarlijk afval. Tegelijkertijd levert het veel CO2-vrije energie met weinig ruimtegebruik. Wij gaan door met de voorbereidingen voor de bouw van twee nieuwe centrales. Hierbij zorgen we dat er vanaf het begin veel aandacht is voor de mensen in de omgeving van de nieuwe kerncentrales, voor de ontmanteling aan het eind van de levensduur en voor de eindberging van nucleair afval, zodat we toekomstige generaties niet met problemen opzadelen. Daarbij zorgen wij ook voor transparantie van de vereiste subsidiering en financiële steun en garanties voor en tijdens de exploitatie, de eerlijke verdeling van de kosten van die steun over alle energiegebruikers en beperken we de verstorende werking van deze gesubsidieerde dure kernstroom op de activiteiten van andere duurzame stroomaanbieders. Daarnaast moet vooraf zeker gesteld zijn dat de overheid tegen een redelijke vergoeding van restwaarde tot sluiting van centrales over kan gaan wanneer een schoner en goedkoper duurzaam energiesysteem voorhanden en door de overheid gewenst is. Daarnaast stimuleren we de ontwikkeling van nieuwe technieken, zoals thoriumreactoren en kleine centrales (SMR’s).
• In de energietransitie moet aandacht zijn voor behoud en versterking van de natuur. We stellen een landelijke norm voor de integratie van natuur bij de ontwikkeling van energie-infrastructuur. Ook in aanbestedingen voor windenergie op zee moet aandacht zijn voor de natuurlijke omgeving.
• Groene waterstof is de komende tijd nog schaars. Daarom zien wij vooral een rol voor waterstof in de industrie, minder bij auto’s en woningen. We stimuleren de productie van groene waterstof in Nederland, maar zien ook een grote rol voor de import van waterstof voor Nederland en Europa. We investeren in een waterstofnetwerk op land en op de Noordzee. Het gebruik van groene waterstof wordt genormeerd, stapsgewijs naar 100 procent en gestimuleerd door een lager belastingtarief. Voor de transitiefase benutten we ook blauwe waterstof met CO2 -opslag, met een heldere einddatum.
• We willen een volwaardige Europese Energie Unie. We zorgen voor investeringen in nieuwe, duurzame energie-infrastructuur en netwerken, vooral in de grensregio’s. We zorgen voor investeringen in zonnecentrales in de zuidelijke lidstaten en de aangrenzende landen in Noord-Afrika, in goed overleg met die landen. Door samen te werken binnen de Europese Unie en met de buurlanden (VK, Noorwegen, Oekraïne, de landen in Noord-Afrika) staan we sterker.
• We introduceren een verenigd transportnetwerk onder de Noordzee dat berekend is op toekomstige aanbouw van windparken en waterstofgeneratoren.
• We stimuleren de opslag van energie. We maken ons hard voor versnelde opschaling van batterijproductie in Nederland, de opslag van warmte en waterstof. We stimuleren innovaties, zoals opslag in mierenzuur, ijzerpoeder en zout.
• Duurzame energie moet voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn. Daarom investeren we bijvoorbeeld in subsidies en ondersteuningsprogramma’s voor mensen met lage inkomens die de overstap willen maken naar duurzame energie of hun huis energiezuiniger willen maken.

Onze energievoorziening moet divers en onafhankelijk zijn. We zorgen ervoor dat er geen sprake is van overmatige afhankelijkheid van één land of ondersteuning van foute regimes.

Onze energievoorziening moet divers en onafhankelijk zijn. We zorgen ervoor dat er geen sprake is van overmatige afhankelijkheid van één land of ondersteuning van foute regimes.

• We versterken de Europese Energie Unie en bouwen aan gemeenschappelijke capaciteit, infrastructuur en netwerken. 
• We gaan veel windenergie opwekken op de Noordzee. Dat zijn grote investeringen die van belang zijn voor de leveringszekerheid van groene stroom in Nederland. Vanwege de grote strategische langetermijnbelangen op de Noordzee, willen wij dat de staat actief participeert in deze windparken.
• Uitbreiding van wind en zon op land blijft noodzakelijk, met duidelijke normen voor de hinder van geluid en slagschaduw. Bij zonne-energie kiezen we zo veel mogelijk voor zon op daken, gevels en restgronden.
• Voor perioden met te weinig zon en wind borgen we de leveringszekerheid via afspraken met grote afnemers over flexibel elektriciteitsgebruik en CO2 -vrije gascentrales, waar we het gebruik van waterstof normeren. 
• De opwek van energie zal veel vaker decentraal plaatsvinden. We passen wetgeving aan zodat dit wordt gestimuleerd en vereenvoudigd. We maken het delen van energie mogelijk en stimuleren lokaal eigenaarschap, bijvoorbeeld via energiecoöperaties. Dit bevordert niet alleen de acceptatie en betrokkenheid, maar versterkt ook de economische veerkracht van lokale gebieden. We voeren een kwaliteitsbudget in, om het effect van energieprojecten op de leefomgeving te minimaliseren. 
• De Warmtewet die in voorbereiding is, moet met volle vaart worden behandeld. We koppelen de warmteprijs los van de gasprijs. Warmtenetten moeten voor een meerderheid in publieke handen zijn. We intensiveren de ontsluiting van duurzame warmtebronnen, zoals geothermie en aquathermie. 
• We zetten biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk in. Na de stop op subsidies voor biomassa voor de opwek van warmte, stoppen we ook zo snel mogelijk met het gebruik van biomassa voor de productie van elektriciteit. 
• We zorgen dat in Caribisch Nederland de energievoorziening klimaatneutraal wordt.
• Hoewel we vol inzetten op fossielvrije energie, zullen we nog jaren fossiel gas gebruiken. We borgen de leveringszekerheid door verplichte vulling van gasopslagen en door via gezamenlijke Europese inkoop meerjarige contracten voor vloeibaar gas af te sluiten. 
• De gaswinning in Groningen stopt per 1 oktober 2024 definitief. Dit leggen we wettelijk vast. Ook overige gaswinning op land wordt afgebouwd. Er worden geen vergunningen meer gegeven voor gaswinning onder de Waddenzee, ook niet bij Ternaard, en we onderzoeken de mogelijkheid om bestaande winning versneld te stoppen. Gaswinning onder de Noordzee bouwen we zo snel mogelijk af en eindigt uiterlijk voor 2040.
• De diepe oceaan is één van de weinige stukjes van de aarde die nog niet door menselijke activiteit is aangetast. Onze behoefte naar grondstoffen mag niet ten koste gaan van deze unieke ecosystemen. D66 is vastberaden om zich op zowel EU-niveau als wereldwijd te verzetten tegen diepzeemijnbouw. 
• Het naderende einde van het fossiele tijdperk heeft ook tot gevolg dat veel fossiele productiemiddelen en infrastructuur zoals booreilanden, pijpleidingen en raffinaderijen buiten gebruik zullen worden gesteld. Dit vraagt om grote investeringen zonder dat daar toekomstige winsten tegenover zullen staan. Volgens het principe de vervuiler betaalt, zullen de huidige fossiele gebruikers deze kosten moeten dragen en daar nu al middelen voor moeten reserveren. Voorkomen moet worden dat aandeelhouders de huidige winsten afromen of verplichtingen overdragen en de samenleving straks op moet draaien voor deze schoonmaakkosten. Daarom worden toereikende reserveringen verplicht en moet bij tekortschietende middelen verhaal mogelijk zijn op voorgaande uitkeringen aan aandeelhouders en financiers.

Nederland heeft een ambitieus doel gesteld: op papier hebben we in 2050 een volledig circulaire economie. De opgave is om deze doelstelling werkelijkheid te maken. Veel productieketens zijn internationaal. Daarom zullen we ons inspannen om dit op Europese schaal te organiseren.

Nederland heeft een ambitieus doel gesteld: op papier hebben we in 2050 een volledig circulaire economie. De opgave is om deze doelstelling werkelijkheid te maken. Veel productieketens zijn internationaal. Daarom zullen we ons inspannen om dit op Europese schaal te organiseren.
 
·       De uitdagingen zijn enorm en er is nog een lange weg te gaan voor zowel overheden, bedrijven als consumenten. We verwachten van de overheid een meer duidelijk sturende en dwingende rol, maar wel met durf en ruimte om te kunnen experimenteren. Daarnaast is maximaal faciliteren cruciaal, door bijvoorbeeld zorg te dragen voor geschikte locaties, infrastructuur, personeel, versnelde vergunningverlening én voldoende kennis bij overheden. Essentieel hierbij is dat continue de dialoog met alle betrokken partijen wordt opgezocht om mogelijkheden en kansen in kaart te brengen én te benutten.
• De Nederlandse productie en consumptie moet in 2050 binnen de ‘planetaire grenzen’ vallen. Daarmee is de milieu-impact van productie en consumptie minimaal en is Nederland volledig circulair. In 2030 gebruiken we 50% minder primaire abiotische grondstoffen (mineralen, metalen en fossiele grondstoffen zoals aardolie en aardgas) ten opzichte van 1990, door in te zetten op minder verbruik, recycling, reparatie, renovatie, hergebruik van producten en grondstoffen. In 2040 zetten we in op 75% circulariteit.
• Ook in Europa pleiten we voor het vastleggen van de doelstelling voor een volledig circulaire economie in 2050 in Europese wetgeving. Per sector of product, zoals staal, cement, plastic, bouw en kleding, zullen we nieuwe, duidelijke circulaire doelen stellen. Ook schalen we zeer zorgwekkende stoffen zo veel en zo snel mogelijk af en willen we in Europees verband het grote aantal soorten plastic drastisch verminderen, waardoor plastic beter herbruikbaar wordt. Met een combinatie van normeren (bijvoorbeeld bijmengverplichtingen of aanbestedingseisen), beprijzen en subsidies zorgen we dat deze doelen worden gehaald.
• Koolstof blijft de belangrijkste basisgrondstof voor onze samenleving. Fossiele koolstofbronnen moeten we vervangen door alternatieve bronnen zoals biomassa, recyclaat en CO2. Wij willen een koolstofplan dat in kaart brengt hoe wij in een fossielvrije koolstofbehoefte zullen voorzien. Biomassa als grondstof halen wij uit plantaardig materiaal dat niet concurreert met de voedselproductie en waarbij de productie niet leidt tot biodiversiteitsverlies.
• We gebruiken de inkoopmacht van de overheid om maatschappelijke doelen te stimuleren en aan te jagen. De afgelopen jaren zijn hiermee al goede ervaringen opgedaan. Het is nu het moment dat alle overheden zich hier structureel toe gaan verplichten. Hiermee hebben we een geloofwaardige overheid die zelf het juiste voorbeeld geeft. Dit is ook essentieel voor het op gang brengen van de circulaire economie. Daarom leggen we vast dat de overheid, inclusief grote aanbesteders als Rijkswaterstaat, ProRail en het Rijksvastgoedbedrijf, structureel circulaire principes aantoonbaar toe gaan passen in alle aanbestedingen. In 2030 voor ten minste 50 procent, in 2040 volledig.
• We zetten in op een omslag naar een ‘eerlijke prijs’ waarin de maatschappelijke kosten mee worden genomen in de prijs. Eerlijke prijzen dwingen we via een heffing af. De inkomsten uit deze heffingen laten wij transparant terugvloeien naar de maatschappij om de koopkrachteffecten van de heffingen te herstellen.
• De overheid werkt actief aan een eerlijke prijs-scan voor haar eigen beleid. De overheid gaat groen begroten, waarbij de volledige maatschappelijke kosten en de impact van de begroting op de brede welvaart transparant worden gemaakt.
• De bouw is alleen al verantwoordelijk voor 40 procent van het afval in Nederland. Daarom willen we een materialenpaspoort voor elk gebouw en infrastructureel kunstwerk en steunen we het grondstoffenkadaster. Een materialenpaspoort geeft inzicht in elk onderdeel van een bouwwerk. We zorgen dat bebouwing en infrastructuur ‘materialenbanken’ worden van onderdelen die ontworpen zijn om te worden hergebruikt. Ook zetten we in op houtbouw: minimaal 50% van de overheidsgebouwen wordt in hout gerealiseerd.
• Er ligt voor Nederlandse bedrijven zowel een noodzaak als een kans om de overstap te maken naar circulair opereren. Deze transitie vraagt betere sturing door de overheid. Daarvoor willen we een circulair industrieplan waarin duidelijke keuzes worden gemaakt over ruimte, verhoging van de verwerkingscapaciteit, steun vanuit de overheid en normering. Daarin zetten we nadrukkelijk in op alle sporen van de R-ladder, niet alleen op recyclen. We onderzoeken hoe klimaatsubsidies ook ingezet kunnen worden voor circulaire initiatieven en we herzien waar mogelijk de subsidievoorwaarden zodanig dat ze kosten en investeringen meer gaan voorfinancieren en daardoor eveneens het aantrekken van aanvullende financieringsbronnen beter mogelijk maken.

De transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie vraagt om een grote verscheidenheid aan grondstoffen. Veel van deze grondstoffen zijn schaars en/of de ketens worden beheerd door landen als China. Daarom kiezen we ervoor om onze afhankelijkheid af te bouwen door te komen met een Europees ingestoken, nationale grondstoffenstrategie met concrete maatregelen en allianties met andere landen waarbinnen de omslag naar een circulaire economie leidend zal zijn. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar kritieke grondstoffen voor de klimaattransitie, maar ook naar andere belangrijke grondstoffen.

De transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie vraagt om een grote verscheidenheid aan grondstoffen. Veel van deze grondstoffen zijn schaars en/of de ketens worden beheerd door landen als China. Daarom kiezen we ervoor om onze afhankelijkheid af te bouwen door te komen met een Europees ingestoken, nationale grondstoffenstrategie met concrete maatregelen en allianties met andere landen waarbinnen de omslag naar een circulaire economie leidend zal zijn. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar kritieke grondstoffen voor de klimaattransitie, maar ook naar andere belangrijke grondstoffen.
 
• Circulariteit biedt de belangrijke kans om zowel op nationaal als Europees niveau voldoende kritieke grondstoffen te verkrijgen en te behouden en daarmee de onafhankelijkheid te vergroten. Dit vereist onder andere een duidelijk plan voor de versnelde ontwikkeling van de circulaire industrie en voor de duurzame winning, import, export en (her)gebruik van deze kritieke grondstoffen. Succes op dit terrein is tevens van cruciaal belang voor het behalen van de klimaatdoelen en de duurzame transitie. Met recycling percentages op dit moment van gemiddeld nauwelijks 1% uit recycling naar de benodigde 15% in 2030 zal op korte termijn omvangrijke inspanningen vragen. Nederland wordt binnen de EU als leidend op het gebied van de circulaire economie gezien en om deze positie te versterken, liggen er veel kansen op het terrein van kritieke grondstoffen. Voor de overheid is een belangrijke rol weggelegd door de afbouw van belemmeringen, alsook de vereenvoudiging en versnelling van vergunningen. Daarnaast moet duurzame grondstoffenwinning, import, export, gebruik en terugwinning worden gemonitord.
• Voor een duurzaam en zelfvoorzienend Europa is het noodzakelijk om voldoende grondstoffen, productie- en recyclecapaciteit te hebben voor cruciale producten zoals windmolens, zonnepanelen, batterijen en voor waterstoftechnologieën. Hierdoor creëren we meer lokale banen en verminderen we onze afhankelijkheid van landen als China. Daarom maken we het voor gemeenten mogelijk om publiekrechtelijk kavels bij nieuwe en bestaande bedrijventerreinen specifiek te reserveren ten behoeve van de circulaire economie en grondstoffenonafhankelijkheid.
• We bevorderen lokaal en regionaal vraag en aanbod, waardoor producten minder lange afstanden hoeven af te leggen. Dit is gunstig voor zowel duurzaamheid als zelfvoorziening.
• We brengen de verantwoordelijkheid voor de transitie naar een circulaire economie onder als coördinerende taak bij de minister van Economische Zaken.
• We zetten in Europees verband in op het introduceren van een belasting op virgin materiaal. Ook kan een grondstofheffing aan de Europese buitengrenzen behulpzaam zijn. Het is daarbij van belang dat niet alleen de grondstoffen zelf, maar ook de grondstoffen in producten die worden geïmporteerd evenredig worden belast.
• Bij het bepalen van het circulair beleid sturen we actief aan op een zo hoog mogelijke circulaire waarde: afzien van productie, efficiënter produceren, duurzamer produceren, weren van plastic en chemicaliën, hergebruiken, repareren en verwerken.
• Produceren om te vernietigen hoort niet thuis in een circulaire economie. We verbieden het vernietigen van onverkochte producten als kleding en elektronica.
• We zetten ons in voor verduurzaming van de kledingindustrie. We introduceren bijvoorbeeld een eco-label voor nieuwe kleding waardoor in één oogopslag duidelijk is hoe duurzaam een kledingstuk is. Daarbij zal onder andere gekeken worden naar landgebruik, watergebruik, chemicaliëngebruik en de mate van recyclebaarheid. Ook leggen we minimumeisen voor voorwassen, vezelverlies en chemicaliënverbruik vast in Europese en/of nationale wetgeving en bouwen wasmachinefabrikanten filters in hun wasmachines om de verspreiding van microplastics te voorkomen.
• Nederland heeft al een sterke positie als beste vestigingsplaats voor circulaire innovators dankzij een goed werkend ecosysteem vlak bij hun leveranciers en/of afnemers. Het is een enorme kans om deze positie verder uit te bouwen en zo de interessante vestigingsplaats te zijn voor het (inter)nationale bedrijfsleven dat circulaire innovaties wil ontwikkelen. Dan bouwen we aan unieke vaardigheden, kennis en werkgelegenheid in Nederland en tevens iets moois dat wereldwijd toepasbaar en te exporteren is.

De circulaire economie biedt niet alleen belangrijke voordelen, maar ook een unieke kans die we graag grijpen. Onze focus ligt op het laten floreren van circulaire businessmodellen, omdat het cruciaal is dat deze modellen niet alleen werken, maar ook gedijen. Deze benadering komt voort uit ons geloof in het belang van duurzaam ondernemen, waarin winst hand in hand gaat met verantwoordelijkheid.

De circulaire economie biedt niet alleen belangrijke voordelen, maar ook een unieke kans die we graag grijpen. Onze focus ligt op het laten floreren van circulaire businessmodellen, omdat het cruciaal is dat deze modellen niet alleen werken, maar ook gedijen. Deze benadering komt voort uit ons geloof in het belang van duurzaam ondernemen, waarin winst hand in hand gaat met verantwoordelijkheid. Bovendien streven we ernaar om wereldwijd voorop te lopen op het gebied van de circulaire economie. We willen niet alleen vooroplopen, maar ook andere landen stimuleren zich hieraan te verbinden. Door wereldwijd leiderschap te tonen, dragen we bij aan een duurzame wereld en creëren we een sterke positie voor Nederlandse bedrijven. Een voorbeeld hiervan is de ondersteuning van circulaire zonnepaneelproductie in Nederland met overheidssteun, waarmee we al goede vooruitgang boeken.
 
• (Mkb)-bedrijven worden ondersteund bij het nemen van circulaire stappen. Dit wordt mogelijk gemaakt door hen toegang te geven tot gespecialiseerde regionale ondersteuning.
• We steunen het realiseren van marktplaatsen voor materialen en restproducten. Hierdoor worden aanbieders en afnemers aan elkaar gekoppeld en wordt het aantrekkelijker voor ondernemers om herbruikbaar te werk te gaan.
• Het Versnellingshuis wordt hét kennisknooppunt over circulaire economie. Het is een perfecte plek waar bedrijven en instellingen terechtkunnen met vragen over de omslag naar een circulaire manier van opereren. Daarom breiden we het Versnellingshuis uit tot een volwaardig Instituut Circulaire Economie, dat ook helpt om wet- en regelgeving toe te snijden op circulariteit.
• Het moet makkelijker worden om afval als product of materiaal te gebruiken. De wetgeving rond afvalstatus dient hiervoor zo snel mogelijk aangepast te worden.
• Afval dat alleen nog verbrand kan worden doen we in Europees verband zo efficiënt mogelijk, waarbij de laagst mogelijke uitstoot van CO2 leidend is. Tegelijkertijd gaan we het exporteren van afval naar buiten de EU tegen om het daar te laten verbranden. Ook stellen we een afbouwpad voor verbrandingscapaciteit vast en verhogen we de belasting op afval voor het grootbedrijf: hoe meer afval wordt verbrand, hoe meer je betaalt.
• We willen een recht op reparatie en verlengen de wettelijke garantietermijnen voor producten. Makers van producten hebben zo de plicht apparaten repareerbaar te maken, reserveonderdelen aan te bieden en hun product bij normaal gebruik te laten repareren als het stuk gaat. Aan de hand van de verlening van de wettelijk gestelde garantieplicht, breiden we het recht op reparatie in Nederland uit voor elektronica, kleding en schoenen.
• Een financieel systeem dat rekent met afschrijving en dat leningen verstrekt zonder oog voor lineaire risico’s (grondstoffentekorten, milieu-impact etc.) zal de transitie naar een circulaire economie tegenwerken. In samenwerking met toezichthouders en de financiële sector ontwikkelen we een nieuwe manier van risicobeoordeling waar lineaire risico’s en circulaire kansen eerlijk worden meegenomen.
• In een circulaire economie is afval een grondstof en blijft grondstof een grondstof, ook als het verwerkt is in een product. De afvalheffing gaat omhoog voor bedrijven die veel afval produceren. We gebruiken de inkomsten om meer afval te hergebruiken en minder te verbranden. We stimuleren statiegeld- en retoursystemen en breiden deze uit. We ondersteunen innovatieve bedrijven die van reststromen nieuwe producten maken. We moderniseren de afvalwet, met oog voor de risico’s, zodat we de werkzaamheden van bedrijven die zich richten op het waardevol hergebruiken van reststromen en afvalstromen mogelijk maken.
• Binnen de Europese Unie dringen we aan op het aanpassen van de accountancyregels. Daarin voorkomen we dubbele btw bij hergebruik en verlengen we afschrijvingstermijnen. Structurele aandacht voor eerlijke prijzen is hier een belangrijk uitgangspunt.
• Grote of belangrijke innovatieve circulaire initiatieven verdienen de steun van de overheid. Daarom komt er wat D66 betreft een maatwerkaanpak voor circulaire initiatieven. We schalen lokale circulaire initiatieven op. We zorgen dat bedrijven elkaar op regionaal niveau vinden, dat overheden samenwerken, dat we kennis delen en dat circulaire initiatiefnemers bij regionale investeringsfondsen terechtkunnen. We stimuleren circulair en biobased bouwen. Hierbij streven we naar het verankeren van innovatieve en duurzame bouwtechnieken in de bouwsector, waarbij bijvoorbeeld zo weinig mogelijk materialen worden gebruikt, materialen optimaal hergebruikt worden en biobased alternatieven standaard worden.
• In een circulaire economie is het ook belangrijk dat we minder produceren. We moeten niet alleen afzien van overbodige productie en consumptie, maar ook efficiënter en duurzamer produceren, plastic en schadelijke chemicaliën vermijden en hergebruik en reparatie bevorderen.
• Daar waar nodig breiden we het aantal producten uit dat valt onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Dat doen we in ieder geval voor luiers aangezien deze momenteel grotendeels verbrand worden; voor medicijnen, zodat watervervuiling door de producent betaald wordt en voor schoenen, die nu buiten de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel vallen.’

Consumenten, bedrijven, investeerders en overheden willen groene keuzes maken. Het is alleen vaak lastig om te weten welke keuze het best is. We willen dat het effect van een product inzichtelijk is, zodat iedereen een bewuste keuze kan maken.

Consumenten, bedrijven, investeerders en overheden willen groene keuzes maken. Het is alleen vaak lastig om te weten welke keuze het best is. We willen dat het effect van een product inzichtelijk is, zodat iedereen een bewuste keuze kan maken.
 
• We maken het consumenten en gebruikers makkelijker om te recyclen. We willen dat op (de verpakking van) producten duidelijk wordt aangegeven waar het weggegooid moet worden.
• We maken een post-me-niet-register, zodat organisaties geen brieven op naam kunnen versturen wanneer je dat als consument niet wilt.
• Elk product krijgt een digitaal productpaspoort dat gedurende de hele levenscyclus wordt bijgehouden. Dit paspoort bevat informatie over de gebruikte materialen, onderdelen en de herkomst daarvan, evenals instructies over demontage, recyclen, hergebruik en reparatie. Bovendien omvat het track & trace mogelijkheden, waardoor zowel producten als materialen traceerbaar zijn in de gehele productiecyclus. Deze aanpak maakt deel uit van het impactregister: een soort digitale bijsluiter voor elk product, waarin essentiële informatie over de effecten op de maatschappij en milieu is opgenomen. Hierdoor wordt de impact van producten transparant en toegankelijk voor zowel producenten als consumenten.
• We pleiten voor product-tracking. We willen dat tijdens productiestappen traceerbaar is welk materiaal er in een product zit. Zo weten we precies welke materialen er in een productenkringloop terechtkomen.
• In het jaarverslag van bedrijven wordt aandacht besteed aan circulaire prestaties. We stellen voor alle publieke inkopen van fysieke producten informatie-eisen rondom milieu-impact en materiaalsamenstelling.
• Er moet een einde komen aan het dumpen van kleding in landen in Afrika en Zuid-Amerika. Daarom willen we uitgebreid onderzoek naar stromen van nieuw en tweedehands textiel naar landen buiten Europa. Denk hierbij aan aanvullende eisen voor export of een compleet exportverbod van tweedehands kleding naar landen buiten Europa.
• Consumenten verdienen duidelijkheid over de duurzaamheid van producten. Daarom gaan we greenwashing tegen door voldoende capaciteit voor de Autoriteit Consument & Markt. Daarnaast sturen we op duidelijke en betrouwbare keurmerken die consumenten informeren. Zo wordt kleding bijvoorbeeld voorzien van een eco-label. Op basis van dit label kunnen consumenten een bewuste keuze maken voor een duurzaam alternatief.

D66 wil een samenleving waarin brede welvaart centraal staat. Dat betekent dat niet alleen economische groeicijfers bepalen hoe ‘succesvol’ een land is, maar ook de manier waarop we zorgen voor het klimaat en onze inwoners, nu en voor toekomstige generaties. Wij willen dat economische kracht hand in hand gaat met de zorg voor mensen en milieu en we stimuleren bedrijven om de overgang te maken naar een duurzame, toekomstbestendige bedrijfsvoering.
 
• Vanuit het streven naar brede welvaart maken we Nederland tot een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven die waarde toevoegen aan de samenleving zonder mens en milieu negatief te belasten. We bieden ruimte aan bedrijven die goed zorgen voor hun personeel, slim gebruik maken van de schaarse ruimte en de druk op natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en de lucht tot een minimum beperken.
• Op Europees niveau streven we naar onafhankelijkheid van essentiële producten en diensten. Dit betekent niet dat we in Nederland alles zelf gaan doen, maar dat we de groei stimuleren van sectoren waarin wij een unieke en leidende positie hebben en die passen in een klimaatneutrale economie. We verkleinen onze afhankelijkheid van landen als China.
• Nederland is sterk in hoogwaardige diensten en complexe technologische activiteiten, zoals de halfgeleiderindustrie (ASML, NXP), medische technologie, biotechnologie en watermanagement. We stimuleren de groei van dergelijke bedrijven door het faciliteren van goede opleidingen, financiële prikkels, subsidies voor onderzoek en innovatie en gerichte kennismigratie. Ook geven we ruimte aan de ontwikkeling van andere toekomstgerichte sectoren, zoals batterijproductie, technologie rond klimaat- en natuurherstel en kunstmatige intelligentie. Nederland kan hierin een belangrijke rol spelen in de wereld, maar ook in Nederland biedt dit veel kansen aan mkb’ers. Hier zetten we in op de groei van bestaande en nieuwe bedrijven.
• Niet alle sectoren dragen gelijkwaardig bij aan ons toekomstig verdienvermogen. Voor sommige activiteiten geldt dat deze grote negatieve gevolgen hebben op de omgeving. Denk aan de intensieve veeteelt, die veel ruimte gebruikt en grote negatieve effecten heeft op bodem- en waterkwaliteit, terwijl de bijdrage aan de economie gering is. Hetzelfde geldt voor sommige industrieën, zoals staal en kunstmest. Een bedrijf als Tata Steel kan alleen in Nederland blijven als het fundamenteel verduurzaamt. Voor sommige activiteiten, zoals fossiele raffinage, is in een klimaatneutrale economie geen plek. Sectoren die niet bijdragen aan brede welvaart zullen radicaal moeten verduurzamen of krimpen.
• Ieder bedrijf mag zelf de keuze maken om zich in Nederland te vestigen of te blijven. D66 wil dat de overheid bedrijven ondersteunt met verduurzaming, bijvoorbeeld met subsidies en de aanleg van publieke infrastructuur. Tegelijkertijd zorgen wij via normering en beprijzing voor de afbouw van vervuilende activiteiten.
• We sporen verborgen kosten en subsidies op die schade toebrengen aan milieu, klimaat en gezondheid, in samenwerking met maatschappelijke organisaties. De overheid neemt hier een coördinerende rol op zich.

D66 wil ruim baan geven aan ondernemers en bedrijven die rekening houden met al hun belanghebbenden: klanten, aandeelhouders, medewerkers en maatschappij. Doordat concurrenten die zich geen rekenschap geven van alle maatschappelijke kosten vaak goedkoper kunnen produceren, staan bedrijven die opereren vanuit brede welvaart vaak op achterstand. Dat moet veranderen. Ons doel is een economie die de samenleving als geheel ten goede komt.

D66 wil ruim baan geven aan ondernemers en bedrijven die rekening houden met al hun belanghebbenden: klanten, aandeelhouders, medewerkers en maatschappij. Doordat concurrenten die zich geen rekenschap geven van alle maatschappelijke kosten vaak goedkoper kunnen produceren, staan bedrijven die opereren vanuit brede welvaart vaak op achterstand. Dat moet veranderen. Ons doel is een economie die de samenleving als geheel ten goede komt.
 
• D66 wil een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Juist voor een open economie als Nederland met een relatief kleine thuismarkt is dit belangrijk. Bedrijven gebruiken net als iedereen publieke voorzieningen en hebben baat bij investeringen in veiligheid, onderwijs en een prettige leefomgeving. Daarom willen wij dat bedrijven ook hun eerlijke deel aan belasting betalen en pakken we belastingontwijking aan.
• We maken €1 miljard per jaar vrij om nieuwe investeringen in de productie van groene en circulaire producten in Nederland te stimuleren. Deze regelingen zijn ook toegankelijk voor het mkb.
• Er komt een publiek-private investeringsbank voor de financiering van de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire economie. Hierin kunnen ook grote institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, deelnemen om de beschikbare hoeveelheid kapitaal te vergroten. Hierin laten we InvestNL en het Nationaal Groeifonds opgaan. We jagen het innovatieve mkb in alle regio’s aan door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) meer slagkracht te geven.
• Wij richten een Toekomstraad op. Deze Toekomstraad geeft advies over de richting van het bedrijfslevenbeleid en de inrichting van onze economie. Hierin zitten CEO’s van de bedrijven met activiteiten die we willen uitbouwen, jonge vernieuwende ondernemers en toonaangevende hoogleraren op de terreinen van de toekomst en transitie. Indien nodig sluiten andere stakeholders aan.
• In Nederland hebben ondernemers een aanhoudende regeldruk. Wij kiezen liever voor duidelijke en begrijpelijke regels die goed te handhaven zijn, dan voor complexe regels die voor veel administratieve lasten zorgen. Er komen afrekenbare doelstellingen om de regeldruk terug te dringen en een strengere toets op het introduceren van nieuwe regels.
• Voor het mkb verhogen en indexeren wij de omzetgrens voor de verplichte accountantscontrole. Bij de aanpak van witwassen komt de nadruk te liggen op de echte risico’s.
• We richten structureel overleg in met ondernemers en wetenschappers over het aanpassen van regels die de introductie van innovatieve producten in de weg zitten. Vanzelfsprekend moet dit wel veilig en verantwoord zijn.
• We blijven ondernemers helpen met hun verduurzamingsambities. Voor het mkb blijven we investeren in regelingen als de Energie-investeringsaftrek (EIA) en Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI) om de noodzakelijke duurzame transitie te realiseren.
• Wij maken het voor het mkb eenvoudiger om financiering aan te vragen. Er komt één loket waar mkb’ers terechtkunnen met al hun vragen over financiering, verduurzaming en digitalisering en waarbij ze worden doorverwezen naar de juiste organisatie voor hun vraag. We heffen verpandingsverboden op, zodat ondernemers sneller hun bezittingen weer kunnen inzetten als onderpand voor nieuwe financiering.
• We stimuleren de ontwikkeling van regionale bedrijfs-ecosystemen, zoals het high-tech cluster rond Eindhoven, de food valley in Wageningen, MedTech Twente en de hydrogen valley in Noord-Nederland. Plaatsen waar grote bedrijven, mkb, start-ups, universiteiten, financiers en overheid elkaar inspireren en versterken.
• Toerisme krijgt een volwaardige plaats binnen het economisch beleid. Om problemen met massatoerisme in stadscentra en kustplaatsen te verhelpen, moet toerisme meer over Nederland worden gespreid. Een landelijke aanpak is nodig omdat gemeenten en provincies beperkte middelen hebben om hierop te sturen. Daarnaast willen we geen cruiseschepen meer in de binnensteden en willen we dat ze verduurzamen.
• We werken toe naar een digitaal impactregister voor (gewone) producten met begrijpelijke, geharmoniseerde informatie over de economische, sociale en ecologische impact van een product (watergebruik, CO2 -uitstoot), zodat de consument in één oogopslag de maatschappelijke effecten kan zien.
• We willen een duidelijke erkenning van sociale ondernemingen in de wet, bijvoorbeeld als maatschappelijke BV (BVm). Dat biedt sociaal ondernemers en de samenleving helderheid en zekerheid. Sociale ondernemers moeten makkelijk mee kunnen doen aan aanbestedingen. Maatschappelijke meerwaarde krijgt een prominentere rol in de Aanbestedingswet.

D66 steunt ondernemers, maar we willen niet dat private winsten ten koste gaan van het publieke belang. Daarvoor is een sterke overheid nodig die de spelregels bepaalt en handhaaft waarbinnen bedrijven maatschappelijk verantwoord kunnen ondernemen. En een overheid die voorkomt dat de machtspositie van een bedrijf zo groot is, dat het andere bedrijven of de maatschappij schaadt.

D66 steunt ondernemers, maar we willen niet dat private winsten ten koste gaan van het publieke belang. Daarvoor is een sterke overheid nodig die de spelregels bepaalt en handhaaft waarbinnen bedrijven maatschappelijk verantwoord kunnen ondernemen. En een overheid die voorkomt dat de machtspositie van een bedrijf zo groot is, dat het andere bedrijven of de maatschappij schaadt.
 
• We breiden de rapportageplicht over maatschappelijke effecten uit, naar de voorbeelden uit Frankrijk, Duitsland en Denemarken. Er komt beter toezicht op niet-financiële informatie. We onderzoeken de mogelijkheden om ook niet-beursgenoteerde grote bedrijven transparanter te laten rapporteren over hun maatschappelijke impact.
• We stimuleren sociaal ondernemerschap in de samenleving, bijvoorbeeld met een landelijk publiek-privaat programma met aandacht voor impactmeting. We bundelen en delen kennis zodat bijvoorbeeld gemeenten niet opnieuw het wiel hoeven uit te vinden.
• Mededingingsautoriteiten worden moderne waakhonden in plaats van papieren tijgers. We geven ze meer mogelijkheden om flexibel regels te stellen, onderzoek te doen en in te grijpen om centralisaties van marktmacht te voorkomen, te verzwakken en te controleren. Bijvoorbeeld de bevoegdheid om te grote bedrijven op te breken of het verlagen van de bewijslast bij machtsmisbruik door marktleiders. Ook komt er ruimte om machtsmisbruik bij gratis diensten of data aan te pakken. Naast afzetmarkten pakken we ook scheve machtsverhoudingen in toeleveringsmarkten en arbeidsmarkten aan.
• Gedupeerde klanten van ondernemingen die de mededingingsregels hebben overtreden, krijgen meer juridische mogelijkheden. We breiden de mogelijkheden voor een collectieve schadeclaim uit.
• We scherpen de corporate governance code verder aan zodat we bedrijven beter kunnen stimuleren bredere economische en maatschappelijke belangen in acht te nemen. Bestuurders krijgen expliciet de taak om de belangen van alle stakeholders tegen elkaar af te wegen, zo nodig leggen we dit wettelijk vast. Dit geldt ook voor niet-beursgenoteerde bedrijven, zoals private equity-investeerders.
• We werken toe naar eisen waar het jaarverslag van een bedrijf tenminste aan moet voldoen. Bedrijven blijven vrij om een eigen methode te kiezen. Over de gevolgen voor klimaat, milieu, natuur, biodiversiteit en de samenleving verwachten we dat ze zich allemaal op dezelfde manier verantwoorden. Ook hier wordt de link naar de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN gelegd.

D66 staat voor een degelijke, dienstbare, duurzame en weerbare financiële sector die een bijdrage levert aan brede welvaart. Om een sterke reële economie mogelijk te maken, is het belangrijk dat financiële instellingen hun (maatschappelijke) rol goed kunnen vervullen. Hoewel de sector sinds de financiële crisis een stuk is verbeterd, moet hier nog veel gebeuren. Bovendien zijn nog te veel investeringen niet duurzaam. Dat is niet alleen schadelijk voor het milieu, maar op deze manier vormen klimaatverandering, natuurverlies en biodiversiteitsafname ook een bedreiging voor de stabiliteit van de financiële sector.

D66 staat voor een degelijke, dienstbare, duurzame en weerbare financiële sector die een bijdrage levert aan brede welvaart. Om een sterke reële economie mogelijk te maken, is het belangrijk dat financiële instellingen hun (maatschappelijke) rol goed kunnen vervullen. Hoewel de sector sinds de financiële crisis een stuk is verbeterd, moet hier nog veel gebeuren. Bovendien zijn nog te veel investeringen niet duurzaam. Dat is niet alleen schadelijk voor het milieu, maar op deze manier vormen klimaatverandering, natuurverlies en biodiversiteitsafname ook een bedreiging voor de stabiliteit van de financiële sector.
 
• Om de concurrentie tussen Nederlandse banken te stimuleren, maken we het makkelijker om een nieuwe bank op te richten. Concurrentie kan ervoor zorgen dat mensen met een spaarrekening gaan profiteren van rentestijgingen. Ook maken we het toezicht op banken proportioneel, maken we banken beter onderling vergelijkbaar door middel van standaardproducten, en vereenvoudigen we het overstappen naar een andere bank. We willen niet dat mensen verplicht moeten bankieren bij dezelfde bank als waar zij hun hypotheek hebben afgesloten.
• We maken bankieren bij andere Europese banken veiliger, onder andere door een Europees depositogarantiestelsel.
• Bij de keuze over de toekomst van de Volksbank blijft het maatschappelijk profiel van deze bank overeind. Dit past bij de rol die de bancaire sector moet innemen. We bouwen het belang van de staat in ABN AMRO volledig af.
• D66 is voorstander van het creëren van een publiek verankerd alternatief voor het aanhouden van een rekening bij een commerciële bank, zoals digitaal Centrale Bank-geld.
• Om de financiële sector stabieler te maken willen we verdere verhoging van kapitaalbuffers mogelijk maken. In een crisis kunnen deze buffers worden gebruikt om de reële economie te ondersteunen.
• Wij willen een diverse financiële sector die toegankelijk is voor iedereen. We willen obstakels wegnemen voor bijvoorbeeld islamitisch financieren.
• We verbeteren de toegang tot financiële dienstverlening verbeteren voor bijvoorbeeld mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats, sekswerkers en legale coffeeshops. Daarom onderzoeken we knelpunten van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) om te voorkomen dat mensen ten onrechte worden uitgesloten van financiële diensten.
• Financiële instellingen moeten hun investeringen en leningen in lijn brengen met de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs. Dit ondersteunen we met wetgeving. Bij het aanhouden van buffers moeten banken risico’s als gevolg van klimaatverandering beter meewegen en hierover ook rapporteren. Er komt een label waaraan consumenten kunnen zien hoe duurzaam een financiële instelling investeert. Naast de economie wordt ook klimaat onderdeel van de stresstesten voor banken voor extreme scenario’s.

Er ligt een grote opgave om bestaande huizen en nieuwbouw duurzamer te maken. Hierdoor wordt het wooncomfort vergroot en de woonlasten verlaagd. Dit is een opgave bij koophuizen, maar vooral ook bij huurwoningen. Die laatste categorie vraagt extra inzet om daar ook echt een verduurzamingsslag te kunnen maken.

Er ligt een grote opgave om bestaande huizen en nieuwbouw duurzamer te maken. Hierdoor wordt het wooncomfort vergroot en de woonlasten verlaagd. Dit is een opgave bij koophuizen, maar vooral ook bij huurwoningen. Die laatste categorie vraagt extra inzet om daar ook echt een verduurzamingsslag te kunnen maken.
• D66 wil een Nationaal Isolatieoffensief opstarten. Dat doen we door massaal en versneld woningen te kunnen verduurzamen. We starten bij de huishoudens die het meest last hebben van tochtige woningen en hoge energieprijzen.
• We stimuleren de verduurzaming van koopwoningen via alles-in-één verduurzamingstrajecten. Huiseigenaren die niet direct de middelen hebben of opzien tegen het verduurzamingstraject kunnen daardoor toch meedoen. Daarom voeren we gebouwgebonden financiering in.
• Wat D66 betreft krijgen mensen die zelf aan de slag gaan met de verduurzaming van hun huis ook toegang tot verduurzamingssubsidies.
• Er is een breed scala aan subsidiemogelijkheden voor verduurzaming en isolatie. Huishoudens moeten beter worden ondersteund, zodat het verduurzamen van de woning eenvoudiger wordt.
• Huurders waarvan de huisbaas weigert om te verduurzamen, krijgen via het initiatiefrecht de mogelijkheid zelf een verduurzamingsplan in te dienen.
• Toekomstige huizen moeten natuurinclusief en duurzaam worden gebouwd en geïsoleerd. Daarom wil D66 dat Biobased materialen een volwaardig onderdeel worden in de gebouwde omgeving.
• D66 wil bij toekomstige nieuwbouw minder gebruik van schaars schoon drinkwater bij het doorspoelen van toiletten. Daarom komen er hybride watersystemen in nieuwbouwhuizen en -gebouwen.
• De C-labelplicht voor kantoren gaan we veel steviger handhaven en uitbreiden naar alle andere gebouwen die buiten de gebouwen voor bewoning vallen. Het Rijksvastgoedbedrijf geeft hierbij het goede voorbeeld. Bovendien schroeven we deze verplichting op naar label B in 2035 en label A+ in 2040.
• De verduurzamingsambities en het beschermen van kwetsbare diersoorten, zoals vleermuizen, moeten hand-in-hand gaan. Om te voorkomen dat er vertragingen ontstaan in grootschalige verduurzaming van huizen, wil D66 integrale ecologische onderzoeken toestaan, zoals bijvoorbeeld in Utrecht. Hiervoor komt meer ondersteuning voor gemeenten en provincies.

Dankzij de luchtvaart kunnen we internationaal zakendoen en overal ter wereld wonen, werken en studeren. Maar de keerzijde van het vliegen voor het milieu en omwonenden wordt steeds zichtbaarder. De luchtkwaliteit rondom Schiphol is in de afgelopen jaren sterk afgenomen en met de groei is de overlast toegenomen. Om die reden willen we duidelijk handhaafbare klimaat- en milieugrenzen aan de hoeveelheid vluchten die van Schiphol mag vertrekken, zwaardere belastingen op vliegen om het vliegen zelf zo te ontmoedigen en investeringen in duurzame innovaties.

Dankzij de luchtvaart kunnen we internationaal zakendoen en overal ter wereld wonen, werken en studeren. Maar de keerzijde van het vliegen voor het milieu en omwonenden wordt steeds zichtbaarder. De luchtkwaliteit rondom Schiphol is in de afgelopen jaren sterk afgenomen en met de groei is de overlast toegenomen. Om die reden willen we duidelijk handhaafbare klimaat- en milieugrenzen aan de hoeveelheid vluchten die van Schiphol mag vertrekken, zwaardere belastingen op vliegen om het vliegen zelf zo te ontmoedigen en investeringen in duurzame innovaties.
 
• D66 wil af van vervuilende vluchten op de korte afstand (tot 700 kilometer). Om die reden werken we in Europees verband aan een netwerk van hogesnelheidstreinen tussen alle Europese hoofdsteden en investeren we meer in internationale spoorverbindingen. In de tussentijd maken we het door middel van vliegbelastingen financieel aantrekkelijker om de trein te pakken.
• D66 wil dat het aangekondigde CO2-plafond per luchthaven scherpere doelen gaat stellen dan de huidige doelen uit het Akkoord Duurzame Luchtvaart. Als het aan D66 ligt, wordt er afgebouwd naar een klimaatneutrale luchtvaart in 2050. D66 wil dat het CO2-plafond ook wordt ingezet voor de regionale luchthavens, zoals Rotterdam The Hague Airport, Groningen-Eelde en Maastricht-Aachen.
• Voor alle luchthavens ontwikkelen we duidelijke en handhaafbare normen op het gebied van geluid, milieu-impact, uitstoot van fijnstof en zeer zorgwekkende stoffen. Hierbij staat een gezonde en leefbare samenleving centraal. Wanneer we deze normen hebben, baseren we het aantal vliegbewegingen hierop.
• Om de overlast en de gezondheidsschade voor omwonenden van Schiphol terug te dringen, pleit D66 voor een nachtsluiting van Schiphol tussen 23.00 en 7.00 uur.
• Lelystad Airport kan niet open. De opgaven op het gebied van klimaat, biodiversiteit en leefkwaliteit zijn dusdanig groot dat het openen van een nieuwe luchthaven niet verantwoord is. D66 wil dat het Rijk in overleg gaat met de decentrale overheden om voor Lelystad Airport op de kortst mogelijke termijn een andere bestemming te zoeken.
• Op basis van internationale afspraken zijn belastingen op bijvoorbeeld kerosine onmogelijk. D66 wil dat Nederland samen met Europa het voortouw neemt om deze fossiele subsidies af te schaffen.
• D66 wil een eerlijke vliegbelasting. Dit realiseren we door verschillende belastingen toe te passen op korte, middellange en lange vluchten: hoe verder je vliegt, hoe meer belasting je betaalt. Daarnaast belasten we de businessclass zwaarder dan economy class. Privévluchten worden naar verhouding tot hun uitstoot eerlijker belast. De uitstoot per passagier in een privévliegtuig is namelijk zo’n vijf tot zeven keer meer; dan is het alleen maar logisch dat de belasting dat ook is. Tenslotte belasten we ook transfer reizigers om op die manier het vliegen op korte afstanden te ontmoedigen en de koppeling tussen vliegen en de trein op het Europese continent financieel aantrekkelijker te maken.
• Schone brandstoffen spelen een grote rol bij het verduurzamen van de luchtvaart. Daarom wil D66 het aandeel duurzame luchtvaartbrandstoffen (SAF) dat (vrijwillig) bijgemengd wordt, vergroten. Op dit moment geldt een EU-bijmengverplichting van 6 procent. D66 zou graag zien dat er wordt voldaan aan het nationale streven van 14 procent, zoals afgesproken in het Akkoord Duurzame Luchtvaart. In samenspraak met de luchtvaartsector en producenten van SAF werken we ernaar toe om dit doel op te hogen naar 20 procent. In Europa moeten we ambitieuzer te werk gaan. D66 pleit daar voor een verhoging van de bijmengverplichting.
• We maken werk van de verduurzaming van de luchtvaart. Door technologieën te ontwikkelen om elektrisch vliegen verder te brengen en door zelf waterstof en synthetische kerosine te ontwikkelen, kunnen we daar zelfs aan verdienen. D66 ziet een kans voor Nederland om de schone brandstoffenproducent van Europa te worden
• We stellen een ambitieuze agenda voor elektrisch vliegen op, waarbij Caribisch Nederland als proeftuin fungeert. Elektrisch vliegen is namelijk een goed en schoon alternatief voor de korte afstanden, en de afstanden tussen de eilanden lenen zich goed voor de ontwikkeling en implementatie van elektrisch vliegen.
• Op dit moment zijn alle regionale luchthavens van nationale betekenis onderdeel van de Schipholgroep, op Maastricht Aachen Airport en Groningen Airport Eelde na. D66 is er voorstander van dat ook deze twee luchthavens onderdeel van de Schipholgroep worden, zodat vanuit een gezamenlijke visie gekeken kan worden naar een toekomstige invulling van de luchtvaart in Nederland, en de functie die Schiphol en de verschillende regionale luchthavens daarbinnen vervullen.

Het is nodig om ons systeem van de productie en consumptie van voedsel als geheel te herzien. De overheid komt daarvoor met een voedselvisie. Daarin zullen duidelijke stappen staan naar verandering, mét perspectief voor de boer, de keten en de consument. Milieu, volksgezondheid, veranderde machtsverhoudingen [tussen wat en wat?] spelen allemaal een belangrijke rol. Ook leefomgeving en ruimtelijke ontwikkeling zijn belangrijk. Nieuw beleid, instrumenten en maatregelen ontwikkelen we altijd met al deze aspecten in gedachten. Europees waar het moet, nationaal waar het kan.
 
• We streven naar klimaatneutrale landbouw in Nederland tegen 2040. Elke sector draagt bij aan onze klimaatdoelstellingen en er is geen tijd te verliezen. Voor de landbouw en de rest van de keten betekent dit dat er maatwerk komt per sector met stimulerend, maar ook sturend beleid. 
• We zetten in op nieuwe verdienmodellen en (sociale) innovatie. We willen voorloper worden in de natuurinclusieve economie van morgen. Nieuwe verdienmodellen voor boeren en de keten kunnen ontstaan door bijvoorbeeld in te zetten op de circulaire en biobased economie, koolstofvastlegging, steun voor groenblauwe diensten en kortere ketens, waarbij boeren direct leveren aan consumenten.
·• De toekomst van de Nederlandse landbouw is voor jonge boeren en tuinders. Zij staan aan de voorhoede van verduurzaming en samenwerking. D66 wil dat er perspectief is voor de volgende generatie. Daarom kijken we bijvoorbeeld naar omschakelingssubsidies en andere steunmaatregelen.

Boeren zitten in de knel. We zijn verwikkeld geraakt in een negatieve spiraal waarin landbouw alleen loont om tegen de laagste kosten meer en meer te produceren. Er wordt te veel diervoer van ver geïmporteerd, er worden te veel bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt en te veel dieren gehouden op een kleine postzegel. De macht van de verwerkende industrie, supermarkten en chemische giganten is enorm gegroeid en geconcentreerd, waardoor boeren en coöperaties vaker en vaker aan het kortste eind trekken. Moderne agrarische industrie drukt de prijs voor de consument en export, maar eist daardoor meer en meer van de Nederlandse landbouw, wat uiteindelijk op rekening komt van de maatschappij.
 
De druk om te intensiveren en te industrialiseren is ten koste gegaan van onze natuur, gezondheid en uiteindelijk de toekomstbestendigheid van de landbouw en het boerenbedrijf zelf. Want het huidige en gangbare verdienmodel biedt geen realistisch perspectief voor de boer en past niet binnen de grenzen van natuur, klimaat en milieu. En het is juist die ecologische houdbaarheid die zo belangrijk is voor onze landbouw. Want gezonde landbouw heeft bij uitstek bestuivers nodig, schoon water, een gezonde bodem en een stabiel klimaat.
 
Gelukkig is het oplossingsvermogen van de Nederlandse landbouw groot. Iedere boer, ieder bedrijf en iedere bodem is uniek. Daar zal ook een deel van het antwoord liggen. Met de omslag naar kringlooplandbouw zal de diversiteit en variëteit van de Nederlandse landbouw worden ingezet als kracht, binnen de grenzen van de natuur. Geen doctrine van bovenaf, maar een principe en omslag die breed wordt ingezet en ondersteund, ook door de maatschappij. Minder afhankelijkheid en daardoor meer zelfbeschikking. Nieuwe verdienmodellen en collectieve netwerken gericht op verduurzaming. Kennis en innovatie die natuurinclusieve bedrijfsvoering centraal zetten. En vooral een beleid dat verbindt en helder stuurt wanneer nodig. Nederland heeft een kans om wereldwijd koploper duurzame landbouw te worden, maar dan moet de omslag nu komen.
 
• We brengen kringlooplandbouw in de praktijk. We helpen boeren de omslag te maken en we stellen met een Kringlooplandbouwwet de basisbeginselen en kaders hiervoor vast.
• Nederland gaat inzetten op grondgebondenheid om kringlopen te sluiten en om importafhankelijkheid van kunstmest en veevoer te verminderen. Dit zal ook de landbouw bestendiger maken tegen geopolitieke verschuivingen en economische schokken.
• Er komen landelijke eisen aan grondgebruik, waarin bodem en water sturend worden, bijvoorbeeld alleen geschikte gewassen op uitspoelingsgevoelige gronden.
• In 2030 moet de stikstofuitstoot gehalveerd zijn. Daarmee volgen we de lijn van het rapport ‘Wat kan wel’ van de commissie-Remkes. We kijken daarbij naar verschillende, passende maatregelen, ook voor de landbouw. Extensivering en de transitie naar kringlooplandbouw zal daar een flinke bijdrage aan kunnen leveren. Dit is nodig om de doelen voor stikstof en klimaat te halen.
• Nederland heeft de grootste veedichtheid van de Europese Unie, met bijna 120 miljoen landbouwdieren. Dat is enorm veel voor ons kleine land. De bio-industrie is schadelijk voor mensen, dieren en de leefomgeving. We stoppen daarom zo snel mogelijk met de grootschalige bio-industrie. De veehouderij gaat toe naar een gezonder, duurzamer en dierwaardig model, ondersteund met faciliterende en stimulerende maatregelen.
• We moeten slim omgaan met onze beperkte ruimte, daarom krijgen dieren steeds minder veevoer dat geschikt is voor menselijke consumptie. In plaats daarvan krijgen dieren meer voedselresten, gewasresten en insecten. Nederland zet zich in voor een nieuwe EU-eiwitstrategie om zo de importafhankelijkheid te reduceren en natuurlijke, lokale diervoeders te bevorderen. Ook wijzigen we EU-wetgeving om bruikbare reststromen in te zetten als diervoeder.
• Boeren kunnen de biodiversiteit op hun bedrijf inzetten voor een natuurinclusieve bedrijfsvoering. Hiermee kunnen ze minder afhankelijk worden van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. We introduceren een mineralenbalans op bedrijfsniveau, zoals voorgesteld door de commissie-Remkes. Hierdoor hebben boeren inzicht in hun milieuprestaties.
• Een duurzame landbouw begint bij een gezonde bodem. Om de kringloop te sluiten, wordt er veel minder gebruikgemaakt van kunstmest. In plaats daarvan worden natuurlijke en organische alternatieven ingezet, zoals reststoffen uit de mest als ‘kunstmest’ in de akkerbouw. Zo kunnen veehouders en akkerbouwers in de regio elkaars mest optimaal gebruiken en is er minder kunstmest nodig. We zetten ons in om knellende Europese mestwetgeving aan te passen.
• Bestrijdingsmiddelen hebben negatieve effecten op mens en natuur. Daarom geen preventief gebruik meer, meer spuitvrijezones in de publieke ruimte en een benchmark in 2027. We zetten in op de beschikbaarheid van duurzame en natuurlijke alternatieven. Het toelatingsbeleid moet Europees aangescherpt worden met meer aandacht voor gezondheid, milieuschade en de effecten van de stapeling van middelen.
• In de akkerbouw stimuleren we gemengde teelt en grotere rotaties van gewassen, ook om de bodemgezondheid te verbeteren. De teelt van bloembollen en siergewassen wordt biologisch, met name om het gebruik van bestrijdingsmiddelen drastisch te verminderen.
• Biologische landbouw heeft veel voordelen en samenhang met de principes van kringlooplandbouw. In lijn met de Europese Green Deal zet D66 in op 25 procent biologisch landbouwareaal in 2030.
• Er komt een specifieke subsidie voor jonge en biologische boeren om hen te helpen bij de transitie, bijvoorbeeld met certificeringskosten en omschakeling.
• De transitie waar de landbouw voor staat, is veelal een kennistransitie. D66 zet daarom in op ondersteuning van de toegankelijkheid en beschikbaarheid van onderwijs, kennis, innovatie en netwerken. Agrarische ondernemers die de omslag willen maken, komen in aanmerking voor aanvullende steunmaatregelen, zoals onafhankelijke adviesdiensten.
• De Europese landbouwsubsidies die Nederland zelf kan verdelen, gaan voortaan alleen naar boeren die stappen zetten naar kringlooplandbouw, biologische boeren en jonge boeren die de omschakeling willen maken. Of als inkomensondersteuning voor boeren die aan natuurbeheer doen of groenblauwe diensten leveren. In het volgende Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid moet de generieke inkomenssteun in zijn geheel verdwijnen; alleen publiek geld voor geleverde publieke diensten.
• We blijven het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) door ontwikkelen en versterken de effectiviteit.
• We bouwen het voor boeren dure systeem van verhandelbare fosfaat-, dier- en stikstofrechten af. Alle dierrechten vervallen per 2030 en worden omgezet naar een stikstofemissierechtensysteem met beperkte verhandelbaarheid; deze stikstofemissierechten gelden voor alle diercategorieën.

Voedselketens zijn ingewikkelder en complexer geworden en hebben een ongekende invloed op wat en hoe we produceren en consumeren. Van boerenbank tot chemische gigant, van verwerkende industrie tot supermarkt; allemaal spelen zij een rol in wat er op ons bord terechtkomt. Langzaamaan beginnen deze partijen te verduurzamen. Dit gaat alleen nog veel te traag en boeren en consumenten blijven de dupe van ongelijke machtsverhoudingen en kostenoorlogen. Met de ongekende opgave voor ons, is het de rol van de overheid om de transitie naar een duurzaam voedselsysteem samen met de keten aan te jagen en te versnellen. Dit doen we door duidelijke, eenduidige spelregels voor de transitie op te zetten en ervoor te zorgen dat de race naar duurzaamheid loont door waardecreatie en een eerlijke prijs.
 
• We zorgen voor duurzaamheidsvoorwaarden op inkoop en bedrijfsvoering in de voedingsindustrie en supermarkten, zodat het gehele assortiment milieu- en diervriendelijk wordt, inclusief een eerlijke prijs. Een eerlijke prijs betekent dat de kosten voor de leefomgeving mee worden gewogen in de prijs van een product. Die kosten worden verdeeld over de keten en komen niet bij de boer terecht.
• Er komt een duurzaamheidsstandaard in de keten die voldoet aan de voorwaarden van kringlooplandbouw. Zo ligt de verantwoordelijkheid niet alleen bij de boer of de consument, maar vooral bij de marktpartijen.
• D66 wil een duurzaamheidsbijdrage voor landbouwproducten in rekening brengen bij de afnemers van boeren, zoals de verwerkende industrie en supermarketen. Deze marktpartijen krijgen korting op de heffing als zij vooruitlopen op de duurzaamheidsstandaard. De opbrengst ervan komt beschikbaar als omschakelingssubsidie voor biologische en kringloopboeren. Hierbij zal specifiek gekeken worden hoe jonge boeren hiervan kunnen profiteren.
• Transparantie in de gehele keten is een randvoorwaarde voor duurzaamheid en een eerlijke prijs. D66 legt eisen voor transparantie over klimaat en milieu-impact door de keten wettelijk vast, met een vrijwillige transitieperiode.
• Landbouw is erg beperkt in de toegang tot investeringen, technologie en markten. Dit beperkt mogelijkheden voor verduurzaming. D66 zet zich in voor nieuwe investeringsmogelijkheden voor boerenbedrijven buiten de gevestigde spelers om. Microkredieten of sociale investeringen via digitale platforms kunnen hierin een belangrijke rol spelen.
• Voedsel is erg gevoelig voor prijsschokken. Dat hebben we vooral gemerkt tijdens de coronacrisis en de Russische inval in Oekraïne. We stellen een onderzoek in naar prijsbepaling van voedsel door de keten om zo beter in te kunnen grijpen bij extreme voedselinflatie.
• Nederland is kampioen export; lang zijn we zelfs de tweede landbouwexporteur ter wereld geweest, na de Verenigde Staten. Dat is een knappe prestatie, maar daar betalen we nu allemaal de prijs voor. D66 zet zich in voor een handelsmodel waarin kwaliteit in plaats van kwantiteit de primaire motivatie is. Een handelsmodel waarin innovatie en duurzaamheid het Nederlandse keurmerk en uithangbord zijn.

Eten moeten we allemaal. We hebben allemaal onze eigen voorkeuren, smaken en mogelijkheden. Die keuze – wat we eten – wordt bepaald door veel verschillende factoren. Aanbod, prijs of zelfs kennis spelen allemaal een rol. Vaak hebben we eigenlijk minder invloed op wat we willen eten dan we doorhebben. Daar moet verandering in komen. Beschikbaarheid, toegang en keuzevrijheid moeten weer voorop staan. De gezonde en duurzame keus moet de makkelijke keus worden.
 
Als onderdeel van de Voedselvisie ontwikkelt de overheid een stappenplan gericht op gezonde, duurzame consumptie en vraag, om zo de synergie tussen perspectief voor boeren, voordelen voor volksgezondheid (preventie en niet-overdraagbare ziekten) en lagere milieudruk te stimuleren. Sturende duurzaamheidsmaatregelen aan de productiekant moeten gecombineerd worden met nieuwe marktkansen om zo een sneeuwbaleffect voor duurzaamheid te creëren. Daarin moet de overheid niet bepalen wat je eet, maar ervoor zorgen dat er meer keuzevrijheid is.
 
• Rijksinstanties geven het voorbeeld door tegen 2030 exclusief biologische of kringlooplandbouwproducten aan te schaffen. Dit wordt bij andere publieke aanbestedingen – bijvoorbeeld op andere bestuursniveaus, in de zorg en het onderwijs – ook aangemoedigd en ondersteund door Europese of nationale richtlijnen. Dit zal het marktaandeel van biologische en kringlooplandbouw producten versterken.
• Gezond en duurzaam eten moet betaalbaar zijn voor iedereen. De btw op groente, fruit verdwijnt, een heffing op vlees en zuivel financiert dat.
• Te veel vlees is niet gezond en heeft veel effect op de leefomgeving. Er komt een verbod op kiloknallers. Dat betekent: maximaal 25 procent korting op vlees, zoals sinds kort ook geldt voor alcohol.
• D66 zet zich in om kweekvlees zo snel mogelijk in de supermarkt te krijgen.
• Mensen worden overweldigd door het aantal labels op producten. Een gestandaardiseerd duurzaamheidslabel zorgt ervoor dat mensen met zekerheid weten dat ze een duurzame aankoop doen. De overheid gaat met de sector een eenduidig kringloopkeurmerk realiseren. Daarnaast zet Nederland in op een geharmoniseerd Europees duurzaamsheidslabel.
• We gaan experimenteren met voedselraden om beleidsadviezen te geven over bijvoorbeeld het inkoopbeleid van gemeenten in de kantines van sportcomplexen. Hierdoor vergroten we de invloed van burgers op de lokale voedselomgevingen.
• We worden overspoeld met reclames voor junkfood. D66 wil consumenten en met name kinderen beter beschermen tegen misleide reclames over ongezond voedsel en hiervoor richtlijnen op stellen.
• 30 procent van al het voedsel wordt wereldwijd verspild. Dat moet anders, ook in Nederland. Nederland zal in 2030, 30 procent minder voedsel verspillen ten opzichte van 2020. D66 wil hierbij inzetten op succesvolle en nieuwe initiatieven en kringloopoplossingen die nieuwe inkomsten kunnen bieden, bijvoorbeeld door veilige reststromen in te zetten voor diervoederproducten.

Het is goedkoper om de natuur in de eerste plaats te beschermen dan om de natuur later te herstellen. We gaan beiden doen, want we zijn al bijna te laat. Gelukkig zijn klimaatmaatregelen en de bescherming van de natuur twee kanten van dezelfde medaille. We zetten als D66 daarom in op maatregelen waar we de meeste vruchten van plukken als samenleving en die het effectiefst zijn in de race tegen de klok.

Het is goedkoper om de natuur in de eerste plaats te beschermen dan om de natuur later te herstellen. We gaan beiden doen, want we zijn al bijna te laat. Gelukkig zijn klimaatmaatregelen en de bescherming van de natuur twee kanten van dezelfde medaille. We zetten als D66 daarom in op maatregelen waar we de meeste vruchten van plukken als samenleving en die het effectiefst zijn in de race tegen de klok.
 
• D66 staat voor behoud van Vogel- en Habitatrichtlijn en wil verscherpte invoering op korte termijn van de Europese Natuurherstelwet.
• Er komt een bindend internationaal akkoord voor biodiversiteit: een akkoord van Parijs voor de natuur. We bouwen dus verder aan het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework.
• D66 wil maatregelen treffen om in 2030 ten minste 20 procent van alle land- en zeegebieden te herstellen. In 2050 zullen alle ecosystemen in goede staat hersteld zijn. Daarbij geldt ook dat er geen verslechtering mag optreden.
• Naast stikstof is droogte een belangrijke oorzaak van achteruitgang, vooral op de zandgronden waar hydrologie de basis wordt voor het grondgebruik. Dit geldt ook voor de buffergebieden rondom Natura 2000-gebieden. Daarnaast wil D66 de grondwaterstand verhogen tot -0,30 onder maaiveld in veenweidegebieden, onder meer om verdere verzakking van huizen tegen te gaan.
• De Nederlandse bodem is jaren verwaarloosd. D66 wil dat het de aandacht krijgt die het verdient en wil daarom een nieuwe nationale bodemstrategie om achteruitgang tegen te gaan en het op een duurzame manier te gebruiken. We gaan beter meten en strenger handhaven, waar de vervuiler betaalt.
• De Nederlandse bossen worden voortaan als permanente bosecosystemen beheerd. Daarmee beschermen we de biodiversiteit, de vegetatie, de bosbodem en het bodemleven en neemt de vastgelegde hoeveelheid CO2 en natuurbeleving toe. Houtexploitatie door kaalkap doet dat allemaal niet en wordt daarom afgeschaft.
• Exploitatie van bos vindt voortaan uitsluitend plaats door middel van selectieve uitdunning, het zogenoemde uitkapbeheer. De Wet natuurbescherming wordt daartoe aangepast.
• Om het zeeleven wereldwijd te beschermen, zijn we uitgesproken tegenstander van diepzeemijnbouw.
• De Waddenzee verdient onze extra aandacht. D66 wil een einde aan de bodem beroerende visserij en alle mijnbouw in de Waddenzee.
• De handhaving van natuurbescherming wordt versterkt, zowel op land als ter zee.
• We ondersteunen en handhaven ruimhartig en vroegtijdig maatregelen zoals wolfwerende rasters en kuddebewakingshonden om vee te beschermen. We investeren in goede voorlichting richting het publiek hoe je het beste kunt reageren als je een wolf tegenkomt. Zo kunnen wolf en mens goed samenleven.

Natuurlijke processen bieden veel oplossingen en kansen. We kunnen er zelfs onze boterham mee verdienen. Maar dan moeten we ook echt omschakelen en de knop omzetten. Meer natuur is namelijk essentieel voor onze weerbaarheid en veerkracht. Daarnaast is het van belang dat we ook collectief verantwoordelijkheid nemen en zorgen voor het milieu. Want zonder die bouwstenen, is onze veerkracht ook weg.
 
• Rondom Natura 2000-gebieden komen bufferstroken. De breedte daarvan moet bepaald worden op basis van hydrologisch onderzoek en onderzoek naar verwachte aantallen recreanten en stikstofemissies.
• D66 wil meer natuur en pleit voor 50.000 hectare extra natuur in 2030 ten opzichte van nu en 160.000 hectare extra natuur in 2040. 30 procent van de Noordzee wordt beschermd natuurgebied. Ons typisch Hollandse landschap kent bijvoorbeeld kilometers dijken en wegbermen die we makkelijk kunnen inzetten voor de biodiversiteit. In delen van de extra natuur richten we ons niet op bepaalde soorten, maar laten we de natuur haar gang gaan: rewilding. Natuurlijke processen krijgen hier volop de ruimte.
• We gaan de groenblauwe dooradering tot minstens 10 procent uitbreiden in het landelijk gebied. Doel is om natuur en landschap weerbaarder te maken en bij te dragen aan doelbereik van natuur in Nederland.
• D66 wil steden vergroenen. Dit draagt bij aan de leefbaarheid en verkoeling in de steeds warmere zomers. Daarom zetten wij in om in 2040 drie procent van het totale stedelijk gebied in Nederland natuur te laten zijn en dat tot 5 procent te verhogen in 2050.
• We maken ruimte voor natuur van gebieden met arme, dalende en verzilte grond. Deze gebieden zijn het minst interessant voor landbouw, terwijl de reguliere landbouw er de meeste milieuschade veroorzaakt.
• D66 heeft aan de basis gestaan voor de huidige aanpak van de nationale parken en zal zich hiervoor blijven inzetten. Hetzelfde geldt voor de natuur in het Caribisch gebied: deze verdient een versterkte bescherming.

Dieren hebben recht van bestaan, los van hun betekenis of monetaire waarde voor de mens. Veel dieren in ons land krijgen niet de zorg die ze verdienen. Ze worden geconfronteerd met urenlange transporten, stalbranden, misstanden in slachthuizen en illegale handel. Ook komt het nog te vaak voor dat honden, katten en andere (huis)dieren onder slechte omstandigheden moeten leven. Bovendien neemt de leefruimte voor (wilde) dieren gestaag af. D66 wil een waardige omgang met alle dieren in ons land.
 
• Wij willen de juridische status van dieren versterken. D66 wil dieren voor de wet erkennen en vindt dat we respectvol en zorgzaam met onze biotische (en abiotische) omgeving moeten omgaan en vanuit die gedachte moeten inzetten op een dierwaardig bestaan voor alle dieren.
 
• D66 wil toe naar een dierwaardige veehouderij. Dat houdt in dat dieren aan hun natuurlijke behoeftes kunnen voldoen zoals buiten bewegen, omgang met soortgenoten en dat er geen fysieke ingrepen meer worden gedaan.
 
• Om dierenwelzijn te garanderen zetten we in op onafhankelijke controles, aangescherpte normen en de inzet van technologie. Denk hierbij aan versterking van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, stalnormen zodat stalbranden minder voorkomen, zorgen dat dieren kunnen vluchten voor het geval de nood toeslaat, en het gebruik van slimme camera’s in slachthuizen.
 
• We dagen de wetenschap uit om dierproeven niet meer als gouden standaard te nemen. Bij de financiering van onderzoeksvoorstellen moet gecontroleerd worden of onderzoek met dieren echt nodig is. Daarnaast moeten juridisch beklemmende drempels worden weggenomen zodat de wetenschap, de financiering en de regelgeving eenduidig zijn.
 
• Jaarlijks worden er grote hoeveelheden dieren gedood uit naam van schadebestrijding. We zetten in op de preventie van schade om te voorkomen dat we achteraf grote aantallen dieren moeten doden. Er wordt intensief samengewerkt met diverse kennisinstituten op het gebied  van dierplaagbeheersing om de overlast en dierenleed te voorkomen. Het gebruik van gif wordt zoveel mogelijk teruggebracht om te voorkomen dat dit ons ecosysteem belast.
 
• Wij willen de illegale handel in wilde dieren stoppen en we gaan de vernietiging van leefgebieden tegen. Op Schiphol en in de Rotterdamse haven moet meer gespeurd worden naar de smokkel van wilde dieren en komen er hogere straffen voor de illegale handel in planten en dieren en we ontnemen criminelen winsten. Er moet een Europese richtlijn komen voor opvangcentra van wilde dieren, met kwaliteitsstandaarden en financiële steun.
 
• We introduceren een ombudsman voor dieren. Deze ombudsman heeft de bevoegdheid om gevraagd en ongevraagd te onderzoeken of de overheid en andere instellingen zich houden aan de wet- en regelgeving rondom dierenwelzijn. Waar dit niet gebeurt, doet de ombudsman zwaarwegende aanbevelingen.

Natuur en dieren hebben recht van bestaan, los van hun betekenis of monetaire waarde voor de mens. Om de natuur en haar soorten werkelijk te beschermen, willen wij ze rechten geven. Wettelijke erkenning voorkomt niet alleen toekomstige maatschappelijke kosten gerelateerd aan ecologische uitdagingen, maar ook significante economische verliezen, zoals de €28 miljard veroorzaakt door de stikstofcrisis.

Natuur en dieren hebben recht van bestaan, los van hun betekenis of monetaire waarde voor de mens. Om de natuur en haar soorten werkelijk te beschermen, willen wij ze rechten geven. Wettelijke erkenning voorkomt niet alleen toekomstige maatschappelijke kosten gerelateerd aan ecologische uitdagingen, maar ook significante economische verliezen, zoals de €28 miljard veroorzaakt door de stikstofcrisis.
 
• D66 wil de natuur een stem geven. Dat doen we door de rechten van de natuur te erkennen.
• Concreet doen we dit door specifieke natuurgebieden, zoals de Waddenzee en de Deltawateren, rechtspersoonlijkheid te geven, onder andere naar het Spaans model. Door gebieden rechten te geven, krijgen ze via vertegenwoordigers de mogelijkheden om schade te verhalen voor herstel, wordt het procesbelang gegarandeerd en worden ze een gelijke actor in beslissingen. Met die erkenning wordt duidelijk gezegd dat de natuur geen voorwerp is en bescherming verdient.
• D66 ondersteunt maatschappelijke initiatieven die strijden voor rechten voor de natuur, zoals de campagne ‘Maas in de Wet’.
• We introduceren een ombudsman voor natuur. Deze ombudsman heeft de bevoegdheid om gevraagd en ongevraagd te onderzoeken of de overheid en andere instellingen zich houden aan de wet- en regelgeving rondom het in stand houden en verbeteren van natuur. Waar dit niet gebeurt, doet de ombudsman zwaarwegende aanbevelingen.
• We bereiden ons voor op het scenario waarbij de zeespiegel verder stijgt en de huidige kustbescherming niet langer voldoet. We starten daarom vóór 2027 met minimaal één proefproject voor nieuwe vormen van kustbescherming, zoals een brede dijk en/of eilanden met verschillende functies voor de Zeeuwse kust.
• Er komt een positieflijst voor vogels en reptielen en er komt een einde aan het vermaak met (wilde) dieren zoals het houden en gebruiken van dolfijnen en walrussen voor shows.

Water is misschien wel de belangrijkste grondstof die we hebben, maar onze waterkwaliteit bungelt onderaan Europese lijstjes. De Europese Kaderrichtlijn Water schrijft voor dat het Nederlandse oppervlaktewater uiterlijk in 2027 aan bepaalde eisen moet voldoen ten behoeve van de natuur en gezondheid van mensen. Momenteel voldoet slechts 1 procent van ons water aan die eisen. Dat betekent dat vrijwel al onze drinkwaterbronnen en natuur te maken hebben met water dat niet schoon genoeg is. Daarnaast loopt Nederland een serieus risico op een drinkwatertekort in 2030. De oorzaak hiervan is een combinatie van minder water dat beschikbaar is – onder andere door grondwateronttrekkingen en klimaatverandering – en een te hoog verbruik. D66 wil ervoor zorgen dat er ook na 2030 nog genoeg drinkwater is voor iedereen.

Water is misschien wel de belangrijkste grondstof die we hebben, maar onze waterkwaliteit bungelt onderaan Europese lijstjes. De Europese Kaderrichtlijn Water schrijft voor dat het Nederlandse oppervlaktewater uiterlijk in 2027 aan bepaalde eisen moet voldoen ten behoeve van de natuur en gezondheid van mensen. Momenteel voldoet slechts 1 procent van ons water aan die eisen. Dat betekent dat vrijwel al onze drinkwaterbronnen en natuur te maken hebben met water dat niet schoon genoeg is. Daarnaast loopt Nederland een serieus risico op een drinkwatertekort in 2030. De oorzaak hiervan is een combinatie van minder water dat beschikbaar is – onder andere door grondwateronttrekkingen en klimaatverandering – en een te hoog verbruik. D66 wil ervoor zorgen dat er ook na 2030 nog genoeg drinkwater is voor iedereen.
 
D66 wil dat Nederland zich maximaal inspant om aan de Kaderrichtlijn Water te voldoen.
 
• We brengen de wet- en regelgeving voor het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen in lijn met de doelen van de Kaderrichtlijn Water. In de praktijk betekent dat minder gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen.
• Toenemend medicijngebruik zorgt ook voor vervuiling. We maken medicijnproducenten medeverantwoordelijk voor het voorkomen van vervuild water en zorgen ervoor dat de rioolwaterzuiveringsinstallaties nog beter gaan zuiveren.
• Talloze fabrieken lozen vervuild en verwarmd water. We zorgen ervoor dat alle lozingsvergunningen worden geactualiseerd, waarbij de doelen van de Kaderrichtlijn Water als hard uitgangspunt dienen.
• D66 wil naar een eerlijke belasting op leidingwater door het afschaffen van het maximumtarief. Iedereen, ook grootverbruikers gaan dan betalen naar gebruik. Zo gaan we verspilling tegen.
• Er komt een publiekscampagne over het belang van voldoende schoon water en manieren waarop mensen daarvoor kunnen zorgen.
• Ook mensen kunnen zuiniger omgaan met drinkwater. Zo is het eigenlijk gek dat we het toilet doorspoelen met drinkwater. We passen de bouwregelgeving zo aan, dat we waterbewuster gaan bouwen, waarbij het toilet wordt doorgetrokken met eerder verbruikt water. Ook wordt nieuwbouw waar mogelijk opgeleverd met een regenwaterton en een groen dak.
• We stellen een subsidie beschikbaar voor mensen die in hun bestaande huis een grijswatersysteem willen aanleggen. We steunen innovaties voor het uitbreiden van onze drinkwaterbronnen, bijvoorbeeld het ontzilten van zeewater voor consumptie of industrieel gebruik.

Nederland heeft eeuwenlang strijd gevoerd tegen het water: tegen de zee, tegen hoge rivieren en tegen drassige gronden. Ons watersysteem is daardoor eenzijdig ingericht: al het water moet zo snel mogelijk naar zee. Door klimaatverandering verandert die strijd. We krijgen te maken met langere periodes van weinig neerslag en korte periodes van extreme neerslag. Onze nieuwe strijd wordt mét het water: hoe zorgen we ervoor dat we droge voeten houden, terwijl we voorkomen dat we te weinig water hebben voor onze drinkwatervoorziening en natuur? D66 wil dat voor elkaar krijgen.

Nederland heeft eeuwenlang strijd gevoerd tegen het water: tegen de zee, tegen hoge rivieren en tegen drassige gronden. Ons watersysteem is daardoor eenzijdig ingericht: al het water moet zo snel mogelijk naar zee. Door klimaatverandering verandert die strijd. We krijgen te maken met langere periodes van weinig neerslag en korte periodes van extreme neerslag. Onze nieuwe strijd wordt mét het water: hoe zorgen we ervoor dat we droge voeten houden, terwijl we voorkomen dat we te weinig water hebben voor onze drinkwatervoorziening en natuur? D66 wil dat voor elkaar krijgen.
 
• We verhogen het grondwaterpeil in veenweidegebied en rondom Natura 2000-gebieden. Het grondwater wordt op heel veel plaatsen in Nederland kunstmatig laag gehouden ten behoeve van de landbouw. Dat is slecht voor de bodem, voor de natuur én zorgt ervoor dat broeikasgassen die in de grond liggen opgeslagen, in de lucht komen.
• We maken alle grondwaterputten vergunningsplichtig. Er zijn momenteel honderden grondwaterputten die niet geregistreerd staan. Met die putten wordt grondwater onttrokken, vooral voor de landbouw. Door alle grondwaterputten vergunningsplichtig te maken, kunnen we sturen op de omvang en voorkomen dat er te veel grondwater wordt gebruikt.
• Grondwater is op sommige momenten schaars. Op die momenten geven we prioriteit aan maatschappelijke belangen zoals de drinkwatervoorziening en natuur.
• We hebben meer ruimte nodig om water op te slaan. Door ruimte aan te wijzen voor wateropslag (buffers) kunnen we het water beter beheren: opslaan bij te veel water, gebruiken bij tekorten. We kijken zowel naar ruimte in het buitengebied, als in stedelijk gebied.
• We nemen maatregelen in de landbouw die ervoor zorgen dat water beter wordt vastgehouden in de bodem. Zo willen we dat er op gronden waar water makkelijk wegspoelt geen gewassen worden geteeld die water slecht vasthouden. Ook stoppen we waar mogelijk met het jaarlijks opnieuw inzaaien van gras, zodat de grassen dieper kunnen wortelen en zo meer water vasthouden.
• Nederland is een wereldwijde inspiratie voor de omgang met water. Onze dammen en dijken zijn een visitekaartje. Toch gaat het soms mis, zoals bij de overstromingen in 2021 in Limburg. We blijven inzetten op het verbeteren van de bescherming tegen wateroverlast zodat het water onze vriend blijft, en nooit meer onze grootste vijand wordt. We maken daarbij gebruik van natuurlijke oplossingen in lijn met de filosofie van Ruimte voor de Rivier.
• We bereiden ons voor op het scenario waarbij de zeespiegel verder stijgt en de huidige kustbescherming niet langer voldoet. We starten daarom vóór 2027 met minimaal één proefproject voor nieuwe vormen van kustbescherming, zoals een brede dijk en/of eilanden met verschillende functies voor de Zeeuwse kust.

Een schone omgeving is onmisbaar voor onze gezondheid en welvaart. Grenzen aan de uitstoot zijn nodig als we voor alle Nederlanders frisse lucht, schoon water, schone grond en een rustige nacht zonder lawaai willen. Medicijnresten moeten afgevangen worden. We willen milieuschade voorkomen, in plaats van achteraf oplossen. Het toepassen van giftige stoffen die niet afbreken in de natuur moet zoveel mogelijk voorkomen worden.

Een schone omgeving is onmisbaar voor onze gezondheid en welvaart. Grenzen aan de uitstoot zijn nodig als we voor alle Nederlanders frisse lucht, schoon water, schone grond en een rustige nacht zonder lawaai willen. Medicijnresten moeten afgevangen worden. We willen milieuschade voorkomen, in plaats van achteraf oplossen. Het toepassen van giftige stoffen die niet afbreken in de natuur moet zoveel mogelijk voorkomen worden.
 
• Milieuschade nemen we mee in de prijs: milieubelastende effecten van productie en consumptie worden nog onvoldoende in rekening gebracht. De uitstoot van schadelijke stoffen moet worden meegenomen in de prijzen van producten, zodat duurzame producten zich kunnen onderscheiden. Hiervoor ontwikkelen we een beleidslijn die tot en met 2030 in toenemende mate milieuschades in Nederland beprijst.
• We willen intensiever en strenger handhaven op milieuregelgeving. Dit gaat gepaard met extra capaciteit voor handhavingsautoriteiten.
• Er komt een nationale aanpak PFAS inclusief: een Europees PFAS-verbod, inzet op een wereldwijd PFAS-verbod, aangescherpte vergunningseisen, een nationaal overzicht van vergunningen om PFAS te lozen en of uit te stoten, een aanpak voor veilige verwerking van PFAS-houdend afval en het verhalen van kosten van de schade voor de gezondheid, leefomgeving en economie op de vervuiler.
• Meer voorzorgsmaatregelen bij giftige stoffen: We maken het voor omgevingsdiensten mogelijk een minimalisatieplicht op te leggen voor potentieel zeer zorgwekkende stoffen.
• Een schone lucht is niet vrijblijvend. Ons doel is om in 2030 de gezondheidsschade als gevolg van luchtkwaliteit te halveren. Daarom stellen we deelname aan het Schone Luchtakkoord verplicht en worden er bindende doelen opgenomen voor verbetering van de luchtkwaliteit, waarbij de WHO-normering leidend wordt.
• Naast bodem, lucht en water is ook geluidshinder een belangrijk milieuprobleem. Daarom komt er een geluidsakkoord. Deelnemende gemeenten en provincies zetten zich in voor het tegengaan van geluidsoverlast.
• Inwoners worden met het huidige toezicht en handhavingssysteem onvoldoende beschermd tegen ernstige gezondheidsgevolgen van economische activiteiten, bijvoorbeeld door (secundair) fijnstof. Het VTH-stelsel wordt zo aangepast dat niet de economische activiteit maar de gezondheid van de omgeving het uitgangspunt is.
• D66 wil omwonende beter beschermen en zal daarom de normen voor geuroverlast aanscherpen op basis van wetenschappelijke inzichten.

We willen allemaal een betaalbaar en passend huis. We willen allemaal comfortabel en snel kunnen reizen door heel het land. We waarderen allemaal de natuur om in te recreëren, uit te rusten en te bewegen. Elk van deze claims op de schaarse ruimte gaat ten koste van een ander doel en van de beschikbare ruimte die overblijft. Maar nog belangrijker is dat deze claims ook veel nadelige gevolgen hebben die steeds zichtbaarder worden: milieuvervuiling, klimaatverandering, verdroging en watergebrek, verlies aan biodiversiteit en verrommeling van het landschap. Om die reden is het zaak om keuzes te maken.

We willen allemaal een betaalbaar en passend huis. We willen allemaal comfortabel en snel kunnen reizen door heel het land. We waarderen allemaal de natuur om in te recreëren, uit te rusten en te bewegen. Elk van deze claims op de schaarse ruimte gaat ten koste van een ander doel en van de beschikbare ruimte die overblijft. Maar nog belangrijker is dat deze claims ook veel nadelige gevolgen hebben die steeds zichtbaarder worden: milieuvervuiling, klimaatverandering, verdroging en watergebrek, verlies aan biodiversiteit en verrommeling van het landschap. Om die reden is het zaak om keuzes te maken.
 
Voor D66 zijn de volgende principes uitgangspunt bij deze keuzes:
• Het Rijk heeft nadrukkelijk een rol in het ruimtelijk domein. Het vergroten van de brede welvaart voor zoveel mogelijk inwoners is voor D66 uitgangspunt bij de te maken keuzes.  
• Om dure ingrepen in de toekomst te voorkomen en huizen, voorzieningen, bedrijven en andere functies op de juiste plek neer te zetten, is het principe ‘bodem en water sturend’ leidend.
• D66 wil dat er maximaal ingezet wordt op dubbel- en multigebruik. Vooral bij de opwek van duurzame energie liggen hier (nog) veel kansen op daken van gebouwen. Maar deze kansen liggen er ook in natuur en groenontwikkeling door natuur en waterberging combineren
• Voor veel ruimtevragen geldt dat er binnen het bestaande meer mogelijk is. Het ombouwen van bestaande kantoorgebouwen of het splitsen van woningen kan helpen in het zorgen voor meer woonruimte. Ook door te investeren in slimme technologie en gedragsbeïnvloeding kan op de bestaande infrastructuur de bereikbaarheid worden vergroot.
• Ingrepen in de ruimte hebben altijd invloed op de directe leefomgeving van mensen. Om die reden is participatie en inspraak terecht een belangrijke vereiste in de nieuwe omgevingswet.

Nederland is een optelsom van verschillende regio’s. Verschillend in culturen en eigenaardigheden, maar alle verrijken wie we zijn en wat we doen in Nederland. Dankzij alle verschillen tussen regio’s is Nederland als geheel beter af. En toch geldt dat niet altijd voor iedereen. In de loop der jaren zijn aanzienlijke regionale verschillen ontstaan. Bijvoorbeeld waar het gaat om de kansen van mensen om werk te vinden, voorzieningen te bereiken of gezond oud te worden. Verschillen tussen stad en ommeland, tussen de ene buurt en de andere buurt.

Nederland is een optelsom van verschillende regio’s. Verschillend in culturen en eigenaardigheden, maar alle verrijken wie we zijn en wat we doen in Nederland. Dankzij alle verschillen tussen regio’s is Nederland als geheel beter af. En toch geldt dat niet altijd voor iedereen. In de loop der jaren zijn aanzienlijke regionale verschillen ontstaan. Bijvoorbeeld waar het gaat om de kansen van mensen om werk te vinden, voorzieningen te bereiken of gezond oud te worden. Verschillen tussen stad en ommeland, tussen de ene buurt en de andere buurt.
 
Het rapport Elke regio telt legt dat bloot en stelt: “bepaalde gebieden in Nederland, veelal buiten de economische centrumgebieden, hebben te maken met een stapeling van achterstanden op één of meer aspecten. Deze situatie is niet nieuw maar de ongelijkheid neemt de laatste jaren verder toe.” Deze ontwikkeling is zeer onwenselijk. Het voedt het gevoel van wantrouwen in de overheid en ondermijnt daarmee de democratie. En bovenal laten we hiermee kansen liggen. Als we elk talent nodig hebben, betekent het ook dat we elke regio nodig hebben. Van Wageningen tot Woubrugge, van Feijenoord tot Feanwâlden.
 
• Het vergroten van kansen voor mensen begint met het bereikbaar maken van kansen. Om die reden investeert D66 in meer en beter openbaar vervoer. Laagdrempelig en toegankelijk voor iedereen. Waarbij we soms ook moeten durven experimenteren in vorm. Niet iedere vraag is immers dezelfde. In de paragraaf mobiliteit doen we daar een groot aantal voorstellen voor.
• Bij de invoering van betalen naar gebruik kiest D66 voor een systeem waarin gedifferentieerd wordt naar tijd en plaats. In de stedelijke gebieden hanteren we een hoger tarief. Hier willen we het autogebruik ontmoedigen om de luchtkwaliteit in de stad te verbeteren en maken we ruimte voor ander vervoer. Tegelijkertijd willen we een korting in gebieden waar mensen afhankelijker zijn van de auto, omdat de voorzieningen op grotere afstanden liggen en het ov-aanbod minder is.
• Gelijke kansen vragen om passende investeringen en maatwerk passend bij de regio. Om invulling te geven aan een nieuw regiobeleid wil D66 dat het Rijk samen met de decentrale overheden per regio een kansenagenda opstelt. We willen daarmee de afstand tussen Rijk en regio verkleinen. In deze kansenagenda worden afspraken gemaakt over regiospecifieke investeringen, gericht op het wegwerken van achterstanden op gebied van werkgelegenheid, onderwijs, huisvesting, gezondheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Bij grensregio’s zal daarbij ook gekeken worden naar de kansen en mogelijkheden om ook over de grens samen te werken.
• Verbinden betekent ook beter samenwerken tussen overheden. Decentrale overheden staan dichter bij de inwoners en kunnen daardoor vaak ook beter inschatten wat nodig is. Tegelijkertijd is regie van het Rijk nodig om de grote lijnen te bewaken. In de toekomstagenda’s maken we afspraken over wie wat doet. Door te investeren in decentrale overheden maken we het bovendien ook mogelijk dat zij de afgesproken zaken ook waar kunnen maken.
• We willen adequate financiering van gemeenten en provincies. Decentrale overheden hebben veel belangrijke taken en staan het dichtst bij de mensen. Daarom moeten zij voldoende middelen hebben om die taken te kunnen uitvoeren. In de afgelopen kabinetsperiode zijn veel extra middelen naar gemeenten en provincies gegaan, maar deze zijn voornamelijk incidenteel. Deze verdwijnen na 2025. D66 wil financiële problemen als gevolg daarvan voorkomen met extra middelen. We waarborgen zo dat gemeenten en provincies voldoende middelen hebben voor hun taken en maken het gemeente- en provinciefonds stabieler en voorspelbaarder. Daarvoor kijken we bijvoorbeeld naar het stoppen met de achterhaalde opschalingskorting, het schrappen van de taakstelling voor de jeugdzorg en extra middelen voor onderwijshuisvesting. We verwachten dat gemeenten sturen op een houdbare groei van de uitgaven aan het sociaal domein.
• De financiële verhoudingen tussen Rijk, provincies en gemeenten moeten beter. Gemeenten en provincies hebben er grote verantwoordelijkheden bij gekregen, zoals de thuiszorg, jeugdzorg of stikstofbeleid. Voor hun inkomsten zijn gemeenten en provincies nog sterk afhankelijk van het Rijk. D66 wil daarom dat gemeenten meer belasting mogen heffen op betere grondslagen. Bijvoorbeeld op leegstand, als publieke investeringen leiden tot vermogenswinsten of op grondbezit – in plaats van verouderde belastingen zoals de hondenbelasting. Ook provincies hebben een alternatief nodig voor de opcenten, zodat provincies zeggenschap blijven houden over hun inkomsten. Tegenover hogere lokale lasten staat een lagere inkomstenbelasting.
• Bij de vestiging van (semi)publieke instellingen wordt nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden om deze meer verspreid over het land te huisvesten.
• Samen met decentrale overheden wil D66 onderzoeken of we kunnen komen tot bepaalde bereikbaarheidsnormen voor publieke voorzieningen als scholen, zorg en bibliotheken, zodat deze in stedelijk gebied altijd binnen 15 minuten beschikbaar zijn en in het buitengebied daar nooit meer dan 15 kilometer voor hoeft te worden gereisd.

Het grootste deel van de ritten die we afleggen, beslaan minder dan 7,5 kilometer. Een ideale fiets- of wandelafstand. Daarnaast is wandelen of fietsen gezond, neemt het relatief weinig openbare ruimte in en kent het geen uitstoot. Niet raar dus dat we met z’n allen steeds meer wandelen en fietsen. Het wordt steeds drukker op de fietspaden en de snelheidsverschillen tussen de verschillende soorten fietsers nemen toe. Daarmee nemen ook de verkeersrisico’s toe. Juist in de eerste en laatste kilometers voor en na het openbaar vervoer zitten kansen, maar bushaltes zijn lang niet altijd goed bereikbaar en je fiets parkeren bij een station is vaak een uitdaging. Dat is niet alleen zaak van decentrale overheden. Voor D66 staat de fiets ook op één op nationaal niveau.

Het grootste deel van de ritten die we afleggen, beslaan minder dan 7,5 kilometer. Een ideale fiets- of wandelafstand. Daarnaast is wandelen of fietsen gezond, neemt het relatief weinig openbare ruimte in en kent het geen uitstoot. Niet raar dus dat we met z’n allen steeds meer wandelen en fietsen. Het wordt steeds drukker op de fietspaden en de snelheidsverschillen tussen de verschillende soorten fietsers nemen toe. Daarmee nemen ook de verkeersrisico’s toe. Juist in de eerste en laatste kilometers voor en na het openbaar vervoer zitten kansen, maar bushaltes zijn lang niet altijd goed bereikbaar en je fiets parkeren bij een station is vaak een uitdaging. Dat is niet alleen zaak van decentrale overheden. Voor D66 staat de fiets ook op één op nationaal niveau.
 
• We investeren extra in doorfietsroutes, zodat op termijn elke stad via doorfietsroutes met elkaar is verbonden. Langere doorfietsroutes verdienen verzorgingsplaatsen, zoals we aan de snelweg gewend zijn.
• D66 wil de komende jaren blijven investeren in fietsenstallingen. Niet alleen bij stations, maar ook bij grote OV-knooppunten, bushaltes en carpoolplekken. Ook willen we de beschikbaarheid van (elektrische) deelfietsen op die plaatsen uitbreiden.
• De fiets en trein blijven een gouden combinatie. D66 wil daarom het aantal OV-fietsen bij NS-stations uitbreiden en meer mogelijkheden bieden om op zaterdag je fiets mee te nemen, ook in internationale treinen.
• Met de opkomst van cargobikes, fatbikes en e-bikes is het fietspad niet alleen voller geworden, maar zijn de verschillen in snelheid op het fietspad toegenomen. Dit leidt tot verkeersonveilige situaties. Samen met decentrale overheden wil D66 blijven investeren in fietsverkeersveiligheid.
• D66 wil dat er bij de grote beheer- en onderhoudsopgaven van zowel ProRail als Rijkswaterstaat oog is voor fietsers en wandelaars. Zowel waar het gaat om goede omleidingsroutes tijdens de werkzaamheden als waar het gaat om het creëren van koppelkansen, zoals het aanleggen van ongelijkvloerse kruizingen en andere kansen.
• Samen met gemeenten wil D66 meer maatwerk bieden aan mensen met een toegankelijkheidsbehoefte om een aangepaste fiets te krijgen die past bij hun specifieke behoefte.

Het openbaar vervoer zorgt voor kansengelijkheid door banen, onderwijs en zorg bereikbaar te houden. Het draagt bij aan een beter klimaat en het helpt onze steden bereikbaar te houden. Tegelijkertijd heeft het openbaar vervoer tijdens de COVID-19 pandemie een gevoelige tik gekregen. Een deel van de reizigers werkt nog steeds thuis en uit angst voor de drukte in het openbaar vervoer is een groep overgestapt naar de fiets of auto. Daarbij is het openbaar vervoer als vitale infrastructuur ook lang blijven doorrijden, waardoor de reserves bij veel OV-bedrijven op zijn.

Het openbaar vervoer zorgt voor kansengelijkheid door banen, onderwijs en zorg bereikbaar te houden. Het draagt bij aan een beter klimaat en het helpt onze steden bereikbaar te houden. Tegelijkertijd heeft het openbaar vervoer tijdens de COVID-19 pandemie een gevoelige tik gekregen. Een deel van de reizigers werkt nog steeds thuis en uit angst voor de drukte in het openbaar vervoer is een groep overgestapt naar de fiets of auto. Daarbij is het openbaar vervoer als vitale infrastructuur ook lang blijven doorrijden, waardoor de reserves bij veel OV-bedrijven op zijn.
 
• We introduceren een landelijk klimaatticket, waarmee je voor een vaste lage prijs in bus, tram, metro en trein in Nederland buiten de spits kan reizen. Dat maakt reizen met het openbaar vervoer mogelijk voor meer mensen, laat nieuwe reizigers kennismaken met het openbaar vervoer en maakt de overstap naar het openbaar vervoer aantrekkelijker.
• D66 wil de komende jaren blijven investeren in de OV-knooppunten rondom stations. Zo willen we dat deelmobiliteit (auto’s en fietsen) standaard onderdeel wordt van het vervoersaanbod. Met de OV-bedrijven, gemeenten en provincies wordt gekeken hoe ook buiten de grote steden de OV-knooppunten aantrekkelijke plekken kunnen worden, waar naast de verschillende vervoersmiddelen ook plek is voor voorzieningen en lokale (economische) initiatieven.
• D66 wil een ontwikkeling van traditioneel openbaar vervoer naar moderne publieke mobiliteit. Dat wil zeggen dat verschillende vormen van openbaar, publiek vervoer en doelgroepenvervoer gecombineerd worden en meer vraaggestuurd gaan werken. We denken aan flexibelere en bredere inzet van ouderenvervoer, leerlingenvervoer, taxi’s en traditionele bussen en busjes. Via dit vraaggestuurde publieke vervoer stap je over op zogenaamde dikke vervoerslijnen (bus of trein) die de ruggengraat van het openbaar vervoer vormen en op reguliere tijden stoppen bij haltes of stations. D66 wil dat de toegankelijkheid van deze vormen van openbaar vervoer wordt verbeterd door de aanrijtijden te verkorten, waarbij we streven naar een aanrijtijd van maximaal een half uur. Daarnaast stellen we deze vormen gelijk aan het openbaar vervoer, waardoor OV-producten zoals de studenten of het eerdergenoemde klimaatticket ook in deze vormen van vervoer beschikbaar zijn.
·• Om het regionale OV te helpen de tijdelijke teruggang in reizigersaantallen te overbruggen, wil D66 de huidige transitievergoeding verlengen. Dat doen we in combinaties met het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer voor mensen die minder vaak met het openbaar vervoer reizen, onder andere door het invoeren van het zogenaamde ‘single check-in, check-uit’ systeem. Hierdoor is het niet langer nodig om bij overstappen tussen verschillende vervoerders uit en in te checken.
• Samen met decentrale overheden investeren we in (kleine) infrastructurele maatregelen, zoals een rechtsaf op rotondes voor bussen of het creëren van bussluizen, waarmee het OV robuuster kan worden gemaakt. We herstellen we het gat in de indexering van de Brede Doel Uitkering dat jaarlijks aan de metropoolregio’s wordt toegekend ter financiering van het OV. Op die manier krijgt het regionale OV weer de kans de klap van Covid te boven te komen en tegelijkertijd te blijven innoveren, zodat het openbaar vervoer ook klaar staat om een bijdrage te leveren aan de grote transities waar Nederland voor staat.
·• Het spoornetwerk in Nederland kent een hoge dichtheid. Toch zijn er nog steeds schakels die ontbreken in het netwerk. D66 wil die laatste schakels aan het netwerk toevoegen, waardoor meer robuustheid ontstaat en er bij calamiteiten alternatieven beschikbaar zijn. Concreet betekent dat dat D66 zich zal blijven inzetten voor de Lelylijn – die we doortrekken naar Bremen en Hamburg –, de Nedersaksenlijn, de Maaslijn, de Pampuslijn en het knooppunt Meppel-Zwolle. We houden tempo op het pakket met investeringen in onder andere het spoor tussen Leiden en Dordrecht en de Regio Express Arnhem-Doetinchem voor het ontsluiten van nieuwe woningen.
• D66 wil dat studenten met hun OV-reisabonnement ook gratis de OV-fiets kunnen nemen op werkdagen om zo bussen, metro’s en trams te ontlasten. We maken afspraken met onderwijsinstellingen om de studenten zo veel mogelijk buiten de spits te laten reizen.
• Nederland heeft éénn van de drukst bereden spoornetwerken ter wereld. D66 vindt een voorspelbare en betrouwbare dienstregeling een essentiële maatschappelijke voorziening waar de overheid zich mee bemoeit. De NS blijft daarom wat ons betreft de belangrijkste treinvervoerder op het Nederlandse spoor. Tegelijkertijd staat de wereld niet stil en komen internationale verbindingen te traag van de grond, zonder Europese samenwerking. Daarom willen we ruimte voor andere vervoerders op internationale verbindingen en daar waar ruimte is en de NS die niet invult, moeten andere vervoerder de kans krijgen om te rijden. Dat vergroot het aanbod voor reizigers. Voorwaarde is dat de kwaliteit op orde is en de reiziger een betrouwbaar product krijgt.
• Het Bus Rapid Transit-systeem is een manier om met kwalitatief hoogwaardige bussen, hoogfrequent, snel en veel mensen te vervoeren. D66 wil om die reden experimenteren met het vrijmaken van een rijstrook voor deze vormen van vervoer richting de grote steden in de Randstad. Rijkswaterstaat kijkt bij het beheer en onderhoud van snelwegen in de buurt van steden of aparte busbanen voor Bus Rapid Transit haalbaar zijn.
• D66 wil dat alle stations vanaf 2025 zelfstandig toegankelijk zijn voor mensen met een fysieke beperking. Hetzelfde geldt voor de belangrijkste OV-knooppunten. Daar waar een halte niet kan voldoen, moet er voor mensen met toegankelijkheidsbehoeften een vergelijkbaar alternatief beschikbaar zijn. Bij concessie-eisen moet worden opgenomen dat er actief gemeld moet worden wanneer toegankelijkheidsvoorzieningen op stations of haltes defect zijn.
• We geven prioriteit aan het aanpassen van het spoor en het investeren in slimmere treinen (ATO) om zo treinen vaker te laten rijden en meer treinen toe te laten.
• Iedereen die in ploegendienst werkt of houdt van uitgaan, helpen we met een uitbreiding van het Nederlandse nachtnet van treinen. We voegen Lelystad en Almere toe aan het bestaande nachtnet en introduceren nachtlijnen naar steden als Groningen, Enschede, Arnhem/Nijmegen en Maastricht.
• Openbaar vervoer voor afstanden tot 700 kilometer moet goedkoper zijn dan het vliegtuig. In Europees verband streven we dan ook naar een hogesnelheidsnetwerk tussen alle Europese hoofdsteden op het vasteland en meer investeringen in internationale spoorverbindingen. De Rijksoverheid stopt zelf met het vliegen tot 700 kilometer.
• Plannen, boeken en betalen van internationale kaartjes moet makkelijker worden, net als de overstap tussen vliegen en trein. D66 wil dat hierover in Europa afspraken worden gemaakt. Daarnaast volgen we de ontwikkeling van de hyperloop met belangstelling, maar wachten we er niet op om te investeren in (internationaal) openbaar vervoer.
• In Nederland verbeteren we de aansluiting op het Europese hogesnelheidsnetwerk door het aantal dagelijkse treinen richting Parijs en Londen fors omhoog te brengen. Ook een snelle en frequente treinverbinding naar onze belangrijkste handelspartner Duitsland ontbreekt nog. We willen in 2025 bindende afspraken met Duitsland, zodat de reistijd tussen Amsterdam en Berlijn voor 2035 een uur korter is. We willen dat de Thalys na Parijs doorrijdt naar Bordeaux en de ICE na Frankfurt verder rijdt naar München.
• Station Amsterdam-Zuid ontwikkelen we tot een internationale spoorterminal waar ook op vluchten kan worden ingecheckt. Hiermee komt minder druk te staan op Amsterdam Centraal. We trekken de Noord-Zuidlijn door naar Schiphol.
• We pleiten voor een Europese Spoorautoriteit die zorgt voor een Europese dienstregeling, treinreizen naar populaire vakantiebestemmingen en aantrekkelijke nachttreinen met lagere kosten. Bovendien moet je één kaartje kunnen boeken voor internationale reizen met zowel het vliegtuig als de trein, met een eerlijke vergelijking van de klimaatimpact.

Dit is een nieuw en hoopvol moment voor Nederland. Een nieuwe generatie van alle leeftijden staat op. Wij willen samen de grote problemen te lijf, in plaats van elkaar. We gaan keuzes maken die te lang zijn uitgesteld. Met nieuwe energie voor Nederland.