Hülya Kat geeft haar maidenspeech: “Ik maak mij sterk voor mensen die niet zo makkelijk mee kunnen komen.”

Hülya Kat gaf haar maidenspeech tijdens de Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hier lees je haar speech terug.

Voorzitter, voor u staat een kleinkind van een gastarbeider.
Mijn opa was op zoek naar betere tijden, hoop en bestaanszekerheid.
Werkgevers zaten toen te springen om deze gastarbeiders en wat goed is voor de economie, is goed voor Nederland, aldus de overheid destijds.

Ongeschoold werk bij de papierfabriek, naast de Koninklijke Hoogovens in de IJmond, volgde.

Het gezinsinkomen werd vooral gevuld door het werken van zijn kinderen. En dat gebeurde jong met te veel verantwoordelijkheden. Zo ook voor mijn moeder en mijn ooms. Elke week werd het loonzakje ongeopend afgegeven aan mijn opa. Snel geld verdienen, daar ging het toen om. Onderwijs volgen was geen gespreksonderwerp.
Gelukkig zagen mijn ouders dat anders. En daarin maakte ze geen onderscheid tussen mijn broertjes en mijzelf. Eigen gedachten ontwikkelen en keuzevrijheid.

Waarom investeren in goed onderwijs blijvend nodig is, heb ik zélf ondervonden.

Een goede leraar, meester Willem, was het halve huiswerk. Hij bracht mij in contact met kunst, milieueducatie en sport. Peanutball, vogels kijken in Thijsse’s Hof, schilderen a la van Gogh en vele spreekbeurten, volgden. Meester Willem daagde mij uit. Hij prikkelde mij om groots te denken en mijn dromen na te jagen.

Voorzitter, deze stapelaar (van brugklas mavo/havo, naar universiteit) wil dat elk kind later dan nu, mag kiezen welke richting het opgaat, en de ruimte krijgt voor een eigen leerpad dat goed bij het kind past. Net zoals mijn leerpad dat was.

Opkomen voor gelijke rechten, dat zat er bij mij vroeg in.
Mijn moeder zei wel eens gekscherend dat ik dat aan mijn tantes te danken heb als ik weer eens begon over gelijke rechten voor vrouwen en meisjes.

Maar voorzitter, ik denk toch dat ik dat van mijn vader maar vooral van mijn moeder heb gekregen. Een bijzondere vrouw met een enorme veerkracht. Een rolmodel dat zorgde voor de ontwikkeling van mijn eigen identiteit. Afhankelijk zijn van anderen, ook financieel, wenste zij mij niet toe. Op je eigen benen staan, keihard werken en zelf geld verdienen, dat heb ik van huis uit meegekregen.

“Op je eigen benen staan, keihard werken en zelf geld verdienen, dat heb ik van huis uit meegekregen.”

Hülya Kat

Het verhaal van mijn opa mag dan 50 jaar oud zijn, voor een grote groep Nederlanders is de situatie vandaag de dag in sommige opzichten vergelijkbaar.

Zo’n 220.000 werkenden zijn arm, ondanks hun inkomen uit werk. 1 op de 3 Nederlanders is niet in staat om onvoorziene uitgaven op te vangen. Het risico op schulden of armoedeval ligt hier op de loer. Een stijgende energierekening, minder uren kunnen werken of ziekte kunnen mensen direct in ernstige financiële problemen brengen.
De groep werkende armen zal groeien als we niets doen. D66 wil deze trend keren.

De meest fundamentele strategie om armoede onder werkenden op de langere termijn terug te dringen, bestaat uit het blijven ontwikkelen en benutten van het menselijk kapitaal van Nederland. Door de kwaliteit van het onderwijs, de beroepskeuze en de opleidingsniveaus van de beroepsbevolking structureel te blijven verbeteren, wordt de kans op beter betaald werk en meer werkzekerheid van toekomstige generaties werkenden vergroot.
Maar het gaat ook om het hebben van een goede baan.
Van de groep werkende armen is een groot deel ZZP’er, oproepkracht of werkend op basis van flexibele uren. Dat geeft weinig zekerheid over inkomsten en maakt het lastig om inkomen aan te vullen met toeslagen.

Die onzekerheid heeft allerlei negatieve gevolgen voor de brede welvaart. Voor de gezondheid, voor de kansen van kinderen en voor de mogelijkheid om iets op te bouwen in het leven. D66 wil deze groep meer zekerheid bieden, zodat ze kunnen investeren in de toekomst. Van zichzelf, en ook van hun kinderen.

Er is onder ZZP’ers een groot niet-gebruik van lokale inkomensondersteuning en andere participatiebevorderende regelingen, voornamelijk vanwege onwetendheid.

Het is een groep die gemeenten niet altijd goed op de radar hebben. Het afgelopen jaar is er wel intensief contact met hen geweest vanwege onder andere de TOZO. Ik heb dan ook twee vragen:

Wat hebben we geleerd van de TOZO om deze groep beter te kunnen bereiken?

Welke lessen kunnen we trekken voor de dienstverlening aan deze groep?


Men voorziet bij deze groep ook een groot risico op faillissement als er geen aanvullende steunpakketten komen. ZZP’ers zijn dan ook persoonlijk aansprakelijk voor eventuele zakelijke schulden. Mijn vragen zijn dan ook:

Komen zij ook in aanmerking voor de saneringskredieten?

Zijn alle gemeenten nu voldoende toegerust om deze groep goed te helpen?


Vóór de coronacrisis konden ZZP’ers ook al bij gemeenten terecht voor een lening, het BBZ-krediet. De rente daarop is 8%, een bijzonder hoog percentage voor deze doelgroep. De Staatssecretaris gaf eerder aan dat dit nodig zou zijn om het risico voor gemeenten af te dekken en marktconform te blijven.

Ik vraag me dan af: waarom bestaat de noodzaak om als gemeente marktconform het krediet te verstrekken? De staatssecretaris zegt in zijn beantwoording dat dit concurrentievervalsing voorkomt, maar dat vind ik nogal zwaar aangezet. Het gaat om een kleine groep ondernemers die een steuntje in de rug nodig heeft.

Het is toch juist voor ondernemers die niet bij een marktpartij terecht kunnen, vraag ik de staatssecretaris.

Ruim 600.000 mensen in Nederland hebben problematische schulden. Nog een veel grotere groep kampt met betalingsproblemen of heeft weinig overzicht over de financiën. De dienstverlening aan mensen met schulden is onvoldoende op orde, vindt D66. Er is hier veel werk te verzetten. Ik wil hier daarom een aantal onderwerpen aanstippen.

De afgelopen jaren is het aantal personen onder schuldenbewind sterk gestegen. Het gaat nu om ongeveer 250.000 mensen. Het adviesrecht van gemeenten over toelating tot beschermingsbewind vindt momenteel pas na toewijzing plaats. Terwijl er soms lichtere oplossingen denkbaar zijn, zoals budgetbeheer. Als het adviesrecht naar voren wordt gehaald kunnen gemeenten meer doen om mensen de juiste dienstverlening te bieden.

Is de staatssecretaris hiertoe bereid?

Er is ook weinig toezicht op de kwaliteit van bewindvoering. Teveel mensen blijven hier in hangen. Gemeenten sluiten nu lokaal convenanten af, ondersteund door de VNG. Maar deze convenanten zien niet toe op de kwaliteit van de bewindvoering.

Hoe staat de staatssecretaris tegenover een kwaliteitskeurmerk voor bewindvoering?

Er zijn ook gemeenten die bewindvoering in huis hebben gehaald. Hoe kijkt de staatssecretaris daar naar?

Bij het aanpakken van schuldenproblematiek is ook preventie van groot belang.

Uit de eerste resultaten van de nieuwe wet gemeentelijke schuldhulpverlening blijkt dat er minstens 250.000 signalen van betalingsachterstanden zijn binnengekomen bij gemeenten.
Toch weten we slechts met 17% van deze groep contact te leggen, en slechts 4% krijgt uiteindelijk financiële hulp.

Hoe komt het dat we die andere 80% niet te spreken krijgen en wat kunnen we hier aan verbeteren?

En, voorzitter, van die groep hoeft lang niet iedereen bij de gemeente in een schuldhulptraject te zitten. Soms is een klein steuntje in de rug al voldoende. Bijvoorbeeld een training in financiële geletterdheid voor jongeren. Als ze 18 jaar worden moeten ze het opeens allemaal zelf regelen. Als dat niet lukt kunnen rekeningen zich snel opstapelen. Het is zo belangrijk dat zij wegwijs worden in de complexe wereld van geldzaken. Hier moeten we verder op inzetten via school, bibliotheken, verenigingen, buurtcoaches en ouders.

Graag hoor ik van de staatssecretaris of én hoe de vroegsignalering ook hier een rol in kan spelen.

Voorzitter, de wijziging van de participatiewet is door deze commissie controversieel verklaard. Het lijkt me belangrijk dat we daar met een nieuw kabinet snel over in gesprek gaan. Maar één ding wil ik hier alvast noemen. We hebben veel verantwoordelijkheid neergelegd bij gemeenten. Maar we hebben ze niet de vrijheid gegeven die daar bij hoort. Bijvoorbeeld om nieuwe methoden te verkennen om mensen te helpen.

We zien dat de wet niet voldoende ruimte biedt om mensen die vastlopen echt een nieuwe kans te geven. Veel gemeenten willen dit initiatief nemen, maar lopen aan tegen de grenzen van de wet. D66 wil het experimenteerartikel uitbreiden om meer ruimte te geven voor pilots. Ook is er geen overzicht over welke pilots er landelijk lopen, zoals bijvoorbeeld bij schuldhulpverlening wel het geval is.

Is de staatssecretaris bereid om dit overzicht te gaan maken?


Is hij ook bereid om actief te gaan ondersteunen bij het opzetten en monitoren van pilots en het opschalen bij succes?


Voorzitter, afgelopen jaar is de Vereenvoudiging Wajong van kracht geworden. En alhoewel de naam anders doet vermoeden, is dat voor veel mensen best wel complex gebleken. Daarom was D66 erg blij met het Informatiepunt Wajong, waar mensen met hun vragen terecht konden. Ik heb begrepen dat er nog onduidelijkheid is over de financiering voor 2022. D66 wil het informatiepunt graag behouden.

Kan de staatssecretaris toezeggen dat hier voor volgend jaar ook budget voor wordt vrijgemaakt?

“Vreemd genoeg vragen wij het meest van de mensen die soms weinig doenvermogen hebben.”

Hülya Kat

Ik zal mij hier de komende jaren sterk maken voor al die mensen die niet zo makkelijk mee kunnen komen.

Voor de mensen die een brief van de overheid met zorgen tegemoet zien. Of die brief überhaupt niet goed kunnen begrijpen, zoals mijn opa destijds. Die verdwaald raken in de veelheid van regels.

Want vreemd genoeg vragen wij het meest van de mensen die soms weinig doenvermogen hebben. Die vanwege stress als gevolg van armoede, schulden of life-events moeite hebben het overzicht te bewaren. En als je een kleine fout maakt, dan is de controle streng. Deze mensen hebben geen jurist of een accountant tot hun beschikking.

Zij moeten kunnen rekenen op een eerlijke, simpele en begripvolle overheid. Op een overheid die begrijpelijke én uitvoerbare wetten maakt. Een overheid die vooral bezig moet zijn met de vraag hoe het met mensen gaat, en hoe beleid voor hen uitpakt.

Mensen moeten weten waar ze terecht kunnen met hun problemen en wie hen op weg kan helpen. Zij moeten toegang hebben tot de overheid en als het nodig is ook ruimhartig toegang krijgen tot rechtsbescherming tégen de overheid.

Dat is nodig om het vertrouwen in de overheid te herstellen en om te helpen voorkomen dat burgers klem komen te zitten tussen de raderen van wetgeving en bestuur.

Die opgave is voor mij leidend. Bij iedere wet die hier passeert moeten we ons afvragen: wat is het effect hiervan op de kwetsbaren? En als dat antwoord negatief is, dan zal u van mij horen.