Van Randwijklezing – Sigrid Kaag

Op 5 mei 2020 spreekt Sigrid Kaag de Van Randwijklezing uit in Vlissingen. “Wij herdenken een oorlog waar de meesten van ons geen eigen herinneringen aan hebben. Er groeit een generatie kinderen op die nooit zal spreken met een overlevende. Dit maakt onze opdracht om de vrijheid te vieren niet kleiner, maar groter.”

“’s Avonds is er droefheid, maar ’s morgens klinkt gejuich”, zeggen de Psalmen. De nacht daartussen kan koud en donker zijn.
Vandaag herdenken wij een nacht die vijf jaar duurde, en vieren wij de ochtend waarmee 75 jaar geleden met gejuich de nieuwe dag werd ingeluid. Vijf lange jaren was ons land overgeleverd aan duisternis. Aan een autoriteit die wij niet zelf hadden gekozen; die onze landgenoten fusilleerde en meer dan honderdduizend van hen in vernietigingskampen van hun leven beroofde.

Ik sta hier in de Oranjemolen, op grond waar de duisternis tot het einde van 1944 duurde. In november van dat jaar startte operatie “Uncle Beach”, als onderdeel van de Slag om de Schelde. Geallieerde troepen rukten vanuit Breskens op naar Vlissingen. Ze naderden vanaf het water de stad, en zagen in de verte het silhouet van de Oranjemolen. Bij deze molen zetten zij voet aan wal om de stad te bevrijden. Kogels en granaatscherven sloegen in op de muren. Maar de molen, de stad en de provincie worstelden en kwamen boven. Daarom herdenken wij.

Wij herdenken een oorlog waar de meesten van ons geen eigen herinneringen aan hebben. Er zijn nauwelijks ouders, grootouders, buren of vrienden meer die het levende bewijs zijn van dit verleden.

Er groeit nu een generatie kinderen op die nooit zal spreken met een overlevende. Die nooit in de ogen zal kijken van iemand die het bombardement, de arrestatie, de schuilkelder of het kamp heeft gezien, gevoeld en geroken. Een generatie kinderen die nooit een getatoeëerd nummer op een onderarm zal aanschouwen. Dit maakt onze opdracht om het lijden te herdenken en de vrijheid te vieren niet kleiner, maar groter. Nu de levende herinnering aan de oorlog verdwijnt, is het onze taak om die herinnering zelf levend te houden. De verhalen blijven opzoeken, bewaren en doorvertellen. Blijven stilstaan bij de zwartste pagina’s uit ons verleden. Zodat we die periode, en daarmee ook onszelf, recht in de ogen kunnen – en durven – kijken.

Wij herdenken vandaag de zwartste misdaad in ons verleden. De onuitspreekbare verschrikking die in het hart van het Europese continent, in het hart van de Europese cultuur plaatsvond. Daar voltrok zich iets waarmee wij niet meer in het reine kunnen komen.
“Hier staan de hemel en de aarde in brand” zei Elie Wiesel over Auschwitz. “Doe je ogen dicht, en zie de eindeloze processies die hier samen komen. Het is hier altijd nacht.”

Kan er na de Shoah nog iets anders zijn dan stilte? Kan er nog hoop zijn? Vreugde?
Toen ik begin dit jaar een krans mocht neerleggen in Yad Vashem, kon ik hier geen antwoorden op vinden. Waar ik aan vasthield, was de opdracht van de overlevenden aan ons.

Om nooit te vergeten. Om nooit onverschillig te worden.

Dames en heren,

Voor het eerst in 75 jaar maken wij opnieuw een collectieve onvrijheid mee. Het is geen oorlog, het is een ander gevoel van onvrijheid. Maar we zijn wel op onszelf, en op elkaar teruggeworpen. Niet door de harde hand van een bezetter of dictator met militaire of ideologische doelen, maar door een virus.

Door de Coronacrisis zien en voelen we wat het betekent om niet zorgeloos door de stad te kunnen wandelen, om niet bij grootouders op bezoek te kunnen, om niet meer spontaan bij vrienden aan te kunnen bellen. We organiseren digitale vergaderingen en borrels, we zien elkaar op afstand, en hoe mooi en efficiënt dat ook is, het is geen vervanging voor écht menselijk contact.

We weten uiteraard waarom we dit doen. Het virus kan genadeloos toeslaan, bij iedereen. De beelden uit onze ziekenhuizen, de verhalen van schoonmakers, verpleegkundigen en intensivisten op de Intensive Cares: ze gaan door merg en been. We gaan hun werk niet zwaarder maken, en het is ook ondenkbaar dat we patiënten in de steek laten. Daarom blijven we binnen, houden we afstand.
De pandemie legt onze fundamentele kwetsbaarheden bloot. Onze zekerheden zijn onzeker geworden. Wij zijn op onontgonnen terrein. En zoals altijd wordt op onontgonnen terrein ons karakter getest.

Onze gemeenschap lijkt gerafeld, maar toont zich sociaal en veerkrachtig. We bieden sneller onze hulp aan bij de buren. We zien hoe mooi het kan zijn om voor anderen te zorgen. We zoeken creatieve manieren om onze bestaanszekerheid veilig te stellen.
 
Ik heb overal in de wereld gezien hoe krachtig en uniek mensen zijn. In vluchtelingenkampen, vernielde dorpen, in landen ná een crisis, ben ik onder de indruk van de trots en waardigheid van mensen die weer een ‘normaal’ bestaan willen opbouwen.
Ook wij willen terug naar het normale. We voelen hoezeer vrij zijn onze zuurstof is.

Maar laten we ons realiseren, dat we een deel van onze vrijheid tijdelijk opgeven, om beter uit de crisis te komen. Laten we proberen “zin” te geven aan deze uitzonderlijke periode. Om de keuzes te maken die bepalen hoe de wereld er de komende decennia uitziet.
Het is bijna een natuurwet dat we in oude gewoontes vervallen. Dat we in de crisis eigen overtuigingen bewezen zien. Maar we kunnen niet berusten in ons eigen gelijk. Want als het virus straks is bestreden, zullen de economische gevolgen voor velen voelbaar blijven.
Sociale verbanden kunnen onder druk komen. Het virus discrimineert niet op uiterlijk, religie of geslacht, maar de gevolgen ervan treffen de meest kwetsbaren het hardst. En daarom kunnen we niet anders dan op een nieuwe manier kijken naar hoe we leven, werken, welvaart creëren en welvaart verdelen.

Wat leert ons deze crisis? Meer waarde te geven aan wat waardevol is. Wat is er vitaal in onze samenleving? Het onderwijs, de zorg, onze kunst en cultuur. Lijkt de medewerker in de supermarkt niet vitaler dan de beurshandelaar?
Het leert ons dat onze naasten óók aan de andere kant van de wereld wonen. De planeet niet kunnen belasten met een ondraagbare last. De uitwassen van het kapitalisme moeten aanpakken, om het kapitalisme te redden van zichzelf en het toekomstbestendig te maken.

Hoe we dat doen, is een worsteling. Ik begrijp dat het verleidelijk is om de globalisering een halt toe te roepen. Globalisering en internationale verbindingen krijgen het verwijt aan de basis te liggen van de pandemie. Globalisering heeft kwetsbaarheden en risico’s. Die onderken ik ten volle.

Maar ik verzet me tegen stemmen die zich keren tegen internationale samenwerking en handel en die wijzen naar het virus om te bepleiten wat ze altijd al bepleitten: meer nationalisme, autarkie en protectionisme. Dat is mij te gemakkelijk.
Dan wijs ik erop dat corona niet de eerste pandemie in de geschiedenis is. Een eeuw geleden raasde de Spaanse griep over de wereld, in een tijd dat er geen enkele intercontinentale passagiersvlucht, geen handelsverdrag en geen Schengenzone met open grenzen bestond.

Op dit moment werken wetenschappers in de hele wereld, van Finland tot Nieuw-Zeeland en van Mexico tot Japan aan antwoorden op het virus. In een openheid als nooit tevoren delen zij hun kennis. Een wereldorde van internationale samenwerking en verbindingen is ook nu het antwoord op de gezondheidscrisis.

Autarkie en terug achter de grenzen is een verkeerde reflex. Het is van belang de kwetsbaarheden en risico’s van de globalisering te mitigeren. Betere afspraken, met strengere scheidsrechters.

De pandemie moedigt ons aan om de wereldbevolking als één samenleving te zien, dwingt ons in te zien dat individuele keuzes gevolgen hebben voor iedereen. “De samenleving waar wij over moeten nadenken”, zegt Paolo Giordano, “is de hele mensheid.”
We zien leiders die misbruik maken van de crisis om hun ambities te realiseren. Die verworven rechten afnemen. Leiders die de rechtsstaat verzwakken – of zelfs ontmantelen – en hun eigen macht via de crisis consolideren. Die nationalisme weer omarmen.
Ook dit kan nooit de reactie op deze crisis zijn.

De beste momenten in onze geschiedenis, zijn de momenten waarop wij, ook als het moeilijk was, de open samenleving bleven omarmen. Waarin Nederland internationaal vooropliep. Met die internationale blik kunnen we wereldwijde uitdagingen aan.
 
Europa en de Verenigde Naties, deze zijn niet altijd populair. Academische vrijheid en journalistieke vrijheid zijn niet altijd populair. Onafhankelijke rechtspraak is niet altijd populair. Rechten voor minderheden en vluchtelingen zijn niet altijd populair.
Maar verantwoordelijk leiderschap betekent voor mij dat we pal blijven staan voor de grondrechten en de instituties die deze bewaken, en voor de solidariteit en samenwerking die zij vereisen.

Het zijn levende monumenten van de lessen van de donkere randen van onze geschiedenis, randen waarin uitsluiting, marginalisering en vervolging gemeengoed waren. Die lieten zien wat de uiteindelijke consequentie kan zijn van antisemitisme, xenofobie en racisme.
Vandaag, 75 jaar na de Shoah, zien we jodenhaat en agressie tegen joden overal weer toenemen. Rechtsextremisme, etnisch-nationalisme en radicaal-islamisme steken de kop weer op. Internationaal, en in Nederland. Zaaiers van verdeeldheid en ontwrichters van de samenleving.

“Schreeuwers met een alternatief voor de democratie.”
Nooit mogen we dit bagatelliseren. Nooit mogen we dit legitimeren.
Van Randwijk begreep dat als geen ander.
Want onverdraagzaamheid kan nooit het credo zijn.
Ook dat hoort voor mij bij verantwoordelijk leiderschap.
 
“Drink de beker van vreugde ten volle, maar vergeet het lijden dat daarin gemengd is niet”, zei premier Gerbrandy op 5 mei 1945 op Radio Oranje.

Wij drinken vandaag de beker van vreugde, in de erkenning dat dat alleen maar kan door de strijd die door generaties voor ons is geleverd. Door het leed dat is geleden.

De laatste ooggetuigen, zij die de oorlog hun hele leven bij zich droegen, zijn niet meer onder ons. Laat wij hen herdenken, en laat wij levenslang de vrijheid in ons dragen. Niet alleen op herdenkingsdagen of als wij monumenten bezoeken.

Want na de droefheid van de avond en de duisternis van de nacht, klinkt er ’s morgens gejuich.

En alleen mensen kunnen juichen, en alleen mensen kunnen zingen.

Op deze bijzondere en noodgedwongen stille Bevrijdingsdag, zingen wij vanmiddag uit saamhorigheid in deze crisis mee met ambassadeur van de vrijheid Roxeanne Hazes.

Een initiatief van Claudia de Breij, om door heel Nederland het iconische nummer van Ramses Shaffy te laten klinken:

“Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.”
Wij zijn allen mensen en wij zijn allen sterfelijk.

Maar er is ook hoop en er is vrijheid.
En die zijn nergens anders dan in onszelf.

Dank u wel.