Lees voor

Samenwerken voor een betere zorg

Rob Jetten en Ernst Kuipers - Beeld: Jeroen Mooijman

Het is verbazingwekkend hoe weinig het in deze verkiezingscampagne tot nu gaat over de zorg. Het is een bizarre paradox: in coronatijd hadden we het in de Tweede Kamer over niets anders. Debat na debat over de zorg. En iedereen had ineens een visie op gezond leven. We gingen wandelen, sporten, gezondheid-apps kwamen overal vandaan.

Inmiddels lijkt het alsof we uitgepraat zijn over de zorg. Terwijl gezondheidszorg een basisbehoefte is in het leven.
Hulp krijgen en hulp geven als dat nodig is, is in de kern waar het leven om draait.

Dus waarom toch die (oorverdovende) stilte in de campagne?
Het doet me daarom goed om vanmiddag hier te zijn. Om in het geweldige RadboudUMC in gesprek te gaan met zoveel zorgmedewerkers. Ik ben hier naartoe gekomen om te leren.
Jullie kennis en ervaringen ophalen. Over de dagelijkse dingen.
Het ritme van je werkweken. Ik ben ontzettend nieuwsgierig,
Waar je zorgen om hebt. Waar je van wakker kunt liggen.
Wat er tegenvalt en hoe dat beter moet. Welke goede voorbeelden of ervaringen het hele land zou moeten kennen.
Maar ik ben hier ook om jullie te vertellen hoe ik als D66-lijsttrekker zelf denk dat het beter kan. En ik ben erg benieuwd naar jullie reacties.

Ik geef vast een winstwaarschuwing vooraf: ik zou ook uren met jullie kunnen praten over preventie, de jeugdzorg, de verpleeghuiszorg of de thuiszorg. Of mijn ideeën over hoe de zorg ook duurzamer kan. Maar ik concentreer me in deze speech op de curatieve zorg.

Niet langer de
beste van
de wereld

Want als het gaat om de curatieve zorg,
met name de ziekenhuiszorg en de eerstelijns zorg zoals de huisarts, is de politiek veel te lang veel te stil geweest.
We hebben te lang geloofd en vastgehouden aan dat eeuwige mantra dat inmiddels niet meer klopt. Het mantra, inmiddels een illusie…
… dat we in Nederland het beste zorgstelsel en de beste zorg ter wereld hebben.

Die tijd ligt echt achter ons. Het is ons door de vingers geglipt
en we zagen het onder onze neus gebeuren.
Ab Klink, Edith Schippers, Mark Rutte, Hugo de Jonge.
Allemaal susten ze ons in slaap met dat mantra. De feiten vertellen een ander verhaal. Een verhaal dat voor velen van jullie
waarschijnlijk niet nieuw is.

Maar buiten de zorg maar weinig wordt verteld.
Op kwaliteit zijn we lang niet overal meer de beste.
Ik noem willekeurig wat voorbeelden, kriskras, sommige breed bekend, van anderen schrok ik zelf ook toen ik het hoorde:
Als eerste: iets vreselijks wat een te groot aantal van onze allerjongsten gebeurt.

De neonatale sterfte, sterfte onder pasgeborenen.
We staan in Europa op een beschamende 17e plek.

Per 1000 levende geboortes hebben wij in Nederland
3 doden te betreuren. In IJsland is dit slechts 0,5. Kortom een 6 keer lagere kans.

Als tweede: kanker.
Die verschrikkelijke rotziekte waar 1 op de 3 mensen mee te maken krijgt. Als de dokter die boodschap aan patiënten vertelt,
is de impact vaak groot. Niet alleen op het individu, maar zeker ook op familie en vrienden. Wat minder mensen weten is dat,
als we kijken naar bijvoorbeeld de kans dat patiënten die na vijf jaar nog leven, andere Europese landen het vele malen beter doen.
Per jaar worden er ongeveer 500 mensen met Hodgkin-lymfoom gediagnosticeerd. De kans dat je 5 jaar na deze diagnose nog leeft als man van 55 jaar oud is in Zweden bijna 25% hoger.

En als derde: de spoedeisende hulp…
De minimale kwaliteitseis is dat daar altijd minimaal één arts aanwezig moet zijn met minimaal één jaar klinische ervaring. En ook aan deze minimale kwaliteitseis voldeden meerdere SEH’s niet.

Ook op toegankelijkheid scoren we op verschillende vlakken ondermaats: Steeds meer mensen hebben moeite met het vinden van een huisarts. En als je al een vaste huisarts hebt,
kun je lang niet altijd even snel terecht. Terwijl de eerstelijn,
de laagdrempelige zorg dichtbij huis, het fundament is van onze zorg.
Of neem de geestelijke gezondheidszorg. Voor sommige mensen met een ernstige psychische stoornis, kunnen de wachttijden in de GGZ voor alleen een intake al oplopen tot een jaar.

Een wachtlijst van een jaar, terwijl we ons meer en meer realiseren dat geestelijke zorg veel meer aandacht verdient…
Het zijn willekeurige voorbeelden en ik had ook zes, zeven of acht andere kunnen kiezen. Het punt is dat het aan alle kanten piept en kraakt.

Waarden en
moraal

Achteraf is het ook een levensgevaarlijk mantra: wereldtop denken te zijn en het van de daken schreeuwen. Want als je tevreden bent met de beste zijn, waar ben je dan nog naar op weg? Heb je dan nog oog voor wat er beter kan? Een topsporter stopt ook niet met trainen
als hij 1x heeft gewonnen. Omdat de politiek, denkend de beste te zijn, achterover leunde, waren de tegengeluiden aan dovemansoren gericht.

Want die geluiden kwamen natuurlijk al langer uit het veld, van jullie.
Maar de noodkreten konden kosteloos worden afgedaan als gevolg van die zogenaamde positie aan de top: Je zegt dat bureaucratie en regels het lastig maken? ‘Tsja – bij kwaliteit hoort verantwoording.’
Je loopt de benen uit ‘t lijf om iedereen te kunnen bijstaan?
‘Ja, de beste zijn vraagt natuurlijk om een topconditie.’
De overheid moet een actievere rol pakken? ‘Nee, wij maken alleen de regels, meer doen we niet. Volgens dit staatje staat Nederland namelijk in de top 10 van de wereld.’
Het speelt overal. In een ziekenhuis, zoals hier. In de thuiszorg. In de GGZ. Bij onze huisartsen.

En we hebben het laten gebeuren. Er zullen vast ranglijsten zijn waarop we terecht zijn ingehaald door anderen die ineens heel veel beter werden…Maar ik weet heel zeker dat we ook zijn afgezakt
door onszelf. En dan heb ik het uiteraard niet over jullie.
De passie en inzet van al die professionals in de zorg is grandioos.
Eigenlijk houden jullie stand ondanks het systeem.
Het systeem dat door politici op een verkeerd fundament is gebouwd.
We hebben de verkeerde maatstaven geformuleerd, gehanteerd, en de macht gegeven.

En er vervolgens niet meer naar omgekeken.
Waar we als politici elkaar in campagnes wél vliegen afvangen als het gaat om de hoogte van de maandelijkse zorgpremie, zijn we vergeten dat het óók onze taak is om een moreel standpunt in te nemen.
We praten als prijsvechters, terwijl we zwijgen over waarde…

En dat is idioot.
Een standpunt innemen over 130, 150 of 200 euro premie, maar het ondertussen veel te weinig hebben over de manier waarop we voor elkaar zorgen in dit land, is goedkoop. Dat moet anders.
Dat voel ik zelf ook zo. Als men over enkele decennia de geschiedenisboeken openslaat, en terugleest hoe we in 2020, 2030, 2040 de zorg hadden georganiseerd… Dan wil ik dat er een ander beeld ontstaat, dan wat we nu zien. Wat mij betreft lees je dan niet
over de meetbare maatstaven van de VVD.
Niet die houding van ‘wat kost het, wat levert het op en wat valt er te verdienen?’ Niet die maatstaf van de machine, waarin het individu is overgeleverd aan de markt.

Ik kies ook niet voor de makkelijke maatstaf,
zoals partijen als de SP of PVV hanteren. Waarbij alles beter wordt als de zorg terugkomt in handen van de staat, waarbij alles voor iedereen altijd ‘gratis’ beschikbaar moet zijn,
en waarbij vroeger zogenaamd alles zoveel beter was.
Ik wil dat de menselijke en morele maat
het gingen winnen. Want als je bedenkt dat Nederland financieel gezien bij de rijkste landen ter wereld hoort…dan is het toch armoedig dat we deze financiële rijkdom niet weten te verzilveren
in een zorgsysteem waarbij kwaliteit, toegankelijkheid en houdbaarheid voor mensen voorop staan.

Toen Sigrid aan Ernst vroeg om minister te worden, kwam hij zelf met de opmerking dat we al jarenlang geen wereldtop meer zijn.
En dat hij dat ook hardop zou gaan zeggen.

Want als je het eerlijke verhaal vertelt, moet je die pijnlijke waarheid onder ogen durven zien. En dat hardop zeggen is stap één. De juiste ideeën hebben en uitvoeren om terug te keren naar de wereldtop, is stap twee. En daar zijn we, en gaan we wat mij betreft,
nog meer mee aan de slag. Want we hebben alles in huis om ook echt de beste zorg ter wereld te leveren.
Als we bereid blijven om moedige keuzes te durven maken.
Als we bereid zijn om met een visie, een plan en samenwerking aan de slag te gaan. Het goede nieuws is dat, ondanks de grote knelpunten, de uitgangspositie van Nederland helemaal zo gek niet is.

Om te beginnen: we hebben jullie.
Steengoed opgeleide mensen. Die met eindeloos plichtsbesef en vele uren werken, graag die ene stap extra zetten voor ‘hun patiënt’.

Ten tweede: we zijn als land bereid
om veel geld te investeren in zorg. Op een solidaire manier.
Rijk betaalt voor arm, en gezond voor ziek. Als je qua gezondheid niets overkomt in het leven, dan is het enige wat je in Nederland te doen staat: premie betalen voor het opgetelde ongeluk van al die anderen… Dat lijkt me een offer dat we als samenleving
uitstekend kunnen opbrengen.

Ten derde zijn we een compact land,
met goede fysieke en digitale infrastructuur. Dit laatste punt is niet te onderschatten, op onze weg terug naar de top. Het opent namelijk de deur naar een radicaal andere manier van samenwerking. Als we daarvoor durven te kiezen. En dát is noodzakelijk… als je kijkt naar de houdbaarheid van het systeem.

In Nederland werkt op dit moment. 1 op de 6 mensen in de zorg. Ter vergelijking, 1 op de 50 mensen werkt in het basisonderwijs.
Als we op deze voet doorgaan, zou in 2030 1 op de 5 mensen
in de zorg moeten werken. Tien jaar daarna zelfs 1 op de 4.
Waar halen we die mensen vandaan?
Ondertussen is ook financieel de opgave groot:

  • In 1975 gaven we omgerekend bijna 30 miljard euro per jaar uit aan de zorg.
  • In 2013 was dit opgelopen tot ruim 85 miljard.
  • En voor 2024 staat de teller inmiddels op 111 miljard euro.
  • Dat is meer dan we uitgeven aan onderwijs, justitie, defensie, ontwikkelingssamenwerking en landbouw bij elkaar opgeteld.
  • Dit bedrag zal als we niet durven kiezen blijven stijgen.
  • Sneller dan we kunnen bijbenen.
  • Waardoor er steeds minder geld te investeren is in die andere grote opgaven waar ons land voor staat, zoals goed onderwijs, een eerlijke klimaattransitie of onze veiligheid.

Laat ik helder zijn: D66 is bereid om fors te investeren om onze zorg beter te maken. Omdat het ons allemaal aangaat. Tegelijkertijd moeten we eerlijk zijn, kijkend naar mensen en middelen. Op deze weg kunnen we niet vooruit. Op deze weg doorgaan, maakt het zorgsysteem uiteindelijk onhoudbaar.
Zoals ik al zei: wij zien rigoureuze samenwerking als antwoord.
We hebben grofweg vijf smaken samenwerking voor ogen – waarvan sommigen al zijn ingezet en anderen nog in de kinderschoenen staan.

Ik loop ze alle vijf kort langs en hoor straks graag jullie reactie.
Want D66 zou D66 niet zijn als we ons niet lieten inspireren door, en vooral ook zouden luisteren naar professionals als jullie.

(a) Samenwerking op systeemniveau
Als eerste de samenwerking op systeemniveau. Voordat dit kabinet aantrad, sloot het ministerie nog zogeheten ‘hoofdlijnakkoorden’.
Deze werden tussen ministerie, verzekeraars en één specifieke zorgsector gesloten. Dit ging voorbij aan het feit dat, net als je lichaam één systeem is, het zorgsysteem dit ook zou moeten zijn. De huisarts werkt met het ziekenhuis, de fysiotherapeut met de thuiszorg.

Daarom heeft minister Kuipers alles op alles gezet voor een integraal zorgakkoord. Na lange onderhandelingen werd dat akkoord vorig jaar gesloten met ruim 13 partijen. Van artsenorganisaties tot verzekeraars, van verpleegkundigen tot patiënten en van gemeenten tot huisartsen. Dit akkoord is een goed begin. Een prototype.
En daarom vind ik het ook zo belangrijk, dat die gekozen koers straks wordt voortgezet.

(b) Samenwerking door zorgaanbieders onderling
Eén abstractieniveau lager is er een wereld te winnen als zorgaanbieders onderling beter gaan samenwerken. Er zijn in Nederland op dit moment meer dan 45.000 (!) zorgaanbieders.
Lange tijd was de gedachte, dat als al deze aanbieders maar heel hard met elkaar zouden concurreren, we de beste zorg zouden krijgen. Maar als je concurreert, wil je natuurlijk niet dat je ‘concurrent’ alles van je weet. Dus houd je je kaarten tegen de borst.
Je gunt elkaar eigenlijk niks, om de woorden van Bertine Lahuis
vorige week in het Financieel Dagblad kort samen te vatten.
Concurrentie zou innovatie brengen, geloofden we lange tijd.
Wat natuurlijk zo is, maar het hoeft niet de unieke route naar innovatie te zijn. Als je samenwerking voorop zet als één van de belangrijke pijlers onder het systeem, neem je afscheid van de gedachte dat concurrentie moet lonen. Laten we een systeem optuigen
waarin juist het samen beter worden terugbetaalt. Iets dat jullie bij het Radboud al in de praktijk brengen.

De samenwerking met ziekenhuizen als Rijnstate, of ouderenzorgorganisaties als Pantein, brengt meer mogelijkheden.
Op het gebied van capaciteit, kennis en personeel. Allemaal voor een doel: betere zorg voor de patiënt.

(c) Samenwerking tussen individuen die allemaal ergens de beste in zijn
De derde variant van samenwerking gaat over al die individuen die op één bepaald vlak uitblinken. Het gevoel dat je ergens de beste in bent
en met dit talent het verschil maakt voor een ander, is onbeschrijfelijk. Dit moet alle ruimte krijgen. Heel goed worden door herhalen, dat is de gedachte. Vergelijk het met de specialiteit in een restaurant. We kennen allemaal de restaurants
met zo’n boek als menu. Met 336 verschillende keuzes op de kaart.
Met foto’s van alle gerechten. Bij zo’n restaurant laat je toch al gauw dat boek links liggen en vraag je wat de specialiteit is…
en die kies je dan. Want daar zullen ze goed in zijn. Als Marlies in Ziekenhuis A de beste arts is op het gebied van diagnostiek,
en David in Ziekenhuis B de beste in opereren, dan is het logisch voor de beste kwaliteit van zorg dat Marlies de diagnostiek doet en David de operatie. Alleen is dat niet hoe we het nu geregeld hebben.
De standaard is dat ze allebei zowel diagnostiek als de operatie doen.
Het gevolg is: slechtere zorguitkomsten. Er moet aan best wat knoppen gedraaid worden om dit te veranderen. Toen Ernst voorstelde dat er minimum volumenormen van, zeg,
100 behandelingen per arts per jaar nodig waren, zat hij aan tafel met allerlei artsenorganisaties. Het rondje werd afgegaan en één voor één vielen artsenorganisaties over elkaar heen. ‘Waardeloos idee’
‘Hoe durft Den Haag in te grijpen in hoe ik mijn zorg lever’
En ga zo maar door.

Tot aan het eind van het rondje, toen de patiëntenorganisatie aan het woord kwam: ‘Fantastisch idee, waarom niet gewoon minimaal 200 per jaar?’ Zij zagen ook: dit land wordt beter van juist meer restaurants met één uitmuntende specialiteit… Daarbij zeg ik ook: uit eten gaan is leuk. Maar doordeweeks wil je wel om de hoek de boodschappen kunnen doen. Specialiseren is goed,
maar altijd met beschikbare eerstelijnszorg dichtbij. Gelukkig is er inmiddels een voorzichtig begin gemaakt met het opnemen van minimum volumenormen, maar grotere stappen zijn nodig.
Want de weerstand blijft groot. En die weerstand mag het niet winnen, van de wens van een willekeurige patiënt om de best mogelijke zorg te ontvangen.

(d) Samenwerking door coördinatie van zorg
Een vierde vorm van samenwerking gaat over coördinatie van zorg.
De coronapandemie heeft mij een overtuigd voorstander gemaakt van het idee van coördinatiecentra. Er kwam tijdens de pandemie real-time inzicht waar welke capaciteit beschikbaar was,
zodat mensen zo snel mogelijk op de juiste manier geholpen werden.
Dat werkte. Dus is het mooi dat Ernst nu ook voor de acute zorg werkt aan regionale Zorg Coördinatiecentra – naar model van hoe we het tijdens de pandemie aanpakten. Met zo’n centrum kan een patiënt ook zélf contact opnemen, net als de huisarts. Die hoeft dan niet langer tig keer te bellen om een patiënt op de juiste plek terecht te krijgen. Maar ik wil niet dat we stoppen bij de acute zorg.
Ook voor andere zorg kan dit soort coördinatie helpen om de schaarse capaciteit zo goed mogelijk te verdelen.

(e) Samenwerking door digitalisering
Dat brengt mij bij het vijfde en laatste punt op weg naar betere samenwerking: de grootschalige en verregaande digitalisering van zorg. Als voorstander hiervan word je al gauw als koud en onpersoonlijk afgeschilderd. Alsof digitalisering altijd de tegenpool is
van warm en menselijk. En dat is een vergissing.
Want door die patiënten die dat kunnen en willen, digitaal te helpen, blijft er meer tijd over voor de patiënt die het moeilijk vindt
of een complexe vraag heeft. Meer tijd dus voor de patiënt die wél een fysieke afspraak wil of nodig heeft.

Waar we het sinds de pandemie doodnormaal vinden om thuis te werken, en structureel gebruik maken van de kansen die digitalisering ons biedt, benutten we die kansen maar weinig voor de zorg.
Gelukkig is dankzij D66-Kamerlid Wieke Paulusma de eerste stap gezet, met de initiatiefwet voor het recht op een digitaal consult.
Dankzij de inzet van D66 is er nu óók een wet die de zorgsystemen van verschillende ziekenhuizen beter op elkaar aansluit, zodat deze met elkaar kunnen communiceren. Moet je eens bedenken hoeveel sneller er geschakeld kan worden en welke fouten worden voorkomen! En hoeveel minder tijd je als zorgmedewerker kwijt bent aan meermaals dezelfde gegevens intikken, als systemen wel met elkaar kunnen praten. Dat scheelt tijd en bureaucratie die je dan kan besteden aan waar het echt om gaat: contact met en aandacht voor de patiënt.

Maar we moeten verder kijken. Bijvoorbeeld door het voor patiënten
makkelijker te maken. Door nu echt in te zetten op één Persoonlijke gezondheidsomgeving. Of door telemedicatie en monitoring op afstand veel vanzelfsprekender te maken.
En we moeten digitalisering en innovatie ook vooral samen met jullie doen. Want jullie kunnen haarscherp vertellen welke innovatie je zoekt, en van welke je juist last hebt.

Tot slot

We leven in een tijd van grootse uitdagingen. Met vele conflicten, wereldwijd. Ons klimaat verandert sneller dan gedacht.
We moeten een eerlijkere economie vormgeven. En als altijd staat onderwijs bij ons hoog op de agenda, als beste investering in de toekomst. Misschien zijn er de afgelopen jaren andere partijen dan de mijne – die u wat harder op de trom heeft horen slaan als het gaat om de zorg. Wij hebben er misschien wat minder over geroepen…
… maar we waren er net als jullie volle vaart in aan de slag.
Ik ben ontzettend trots op de beweging die de afgelopen tijd is ingezet. En we kunnen niet wachten om het werk voort te zetten.
Zodat we met recht kunnen zeggen, geloven en bewijzen… … dat we leven in een land waarin mensen
sámen beter worden.

Veel dank voor jullie tijd.
En ik ben benieuwd naar jullie reacties.
Dank jullie wel.