Minister mag zich niet meer mengen in individuele strafzaak

We dienen vandaag een wetsvoorstel in waarmee we willen vastleggen dat de minister zich niet meer mag mengen in individuele strafzaken. Nu mag dat nog wel. De minister kan het Openbaar Ministerie opdracht geven tot onder andere vervolging, niet-vervolging of tot opsporing.

D66-Kamerlid Maarten Groothuizen: “D66 vindt het niet te rechtvaardigen dat een politiek ambtsdrager als de minister zich kan mengen in een individuele strafzaak. We zien ook dat het tot veel discussie leidt, zelfs al wordt het formeel zelden gebruikt.”

In het wetsvoorstel van Groothuizen staat dat de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid en de daarmee gepaard gaande inlichtingenplicht wordt afgeschaft. De minister moet zich afzijdig houden bij individuele strafzaken. Het is dan enkel aan de rechter om het handelen van het Openbaar Ministerie in een concrete strafzaak te beoordelen.

Strafzaken als de vervolging van Geert Wilders of de zaak tegen Shell over corruptie in Nigeria laten volgens Groothuizen zien dat de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid veel vragen oproepen.

Ook internationaal roept de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid vragen op. Zo moest vorig jaar de bevoegdheid om een Europees Arrestatiebevel (EAB) uit te vaardigen worden verschoven van de officier van justitie naar de rechter-commissaris, omdat het Europese Hof van Justitie twijfel had over de onafhankelijkheid van het OM.

Via dit wetsvoorstel behoudt de Minister wel zijn invloed op het bredere beleid van het OM. Hij blijft bevoegd om aanwijzingen te geven over beleidskwesties, zoals de Aanwijzing voor de opsporing. Zo behoudt de Minister zijn politieke verantwoordelijkheid over het OM in brede zin en kan de Kamer hem daarin controleren.