Fonda Sahla geeft haar maidenspeech: “In mijn Nederland, waar ik vanuit deze Tweede Kamer mede vorm aan mag gegeven, staat kansengelijkheid centraal.”

Vandaag gaf Fonda Sahla haar maidenspeech tijdens het debat over de jeugdwet. Hier lees je haar speech terug.

Gelijke kansen bieden aan iedereen in Nederland

Het voelt als een eer om vandaag mijn maidenspeech te mogen houden in uw Kamer. Om u te vertellen hoe ik dit ambt probeer in te vullen de komende jaren. Mijn leidraad in mijn Kamerwerk is, en zal altijd blijven: gelijke kansen bieden aan iedereen in Nederland.

En daarbij geldt: Kansengelijkheid begint bij vertrouwen.

Vertrouwen van de overheid dat inwoners het beste uit zichzelf halen als je ze de kansen daartoe biedt. Én het vertrouwen van inwoners zelf dat zij vooruit kunnen komen als zij die kansen grijpen. En dat vertrouwen – van de overheid naar haar inwoners en andersom – begint met een overheid die luistert. Dát tekent mijn verhaal in de politiek.

Dat verhaal begon 42 jaar geleden toen ik werd geboren in Den Haag.
Een ander Den Haag dan nu. ‘Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje’ was niet alleen een stom en uitgekauwd spreekwoord, maar ook een realiteit voor veel mensen. En ook al was die kansenongelijkheid overal zichtbaar in mijn omgeving – Op school. In de buurt. – In die tijd werd het niet aangepakt.

Dat inzicht kwam bij mij pas achteraf.

Toen ik zelf moeder werd. Toen werd mij pijnlijk duidelijk dat succes niet alleen aan geluk of toeval lag, maar aan de kansen die je krijgt. Dat ongelijkheid geen natuurverschijnsel is maar een politieke uitkomst. En dat je kansen in het leven te maken hebben met de cijfers van je postcode, de centen in de portemonnee van je ouders en de kwaliteit van het onderwijs in jouw buurt.

In mijn Nederland, waar ik vanuit deze Tweede Kamer mede vorm aan mag gegeven, staat kansengelijkheid centraal. Een gelijke kans op een bloeiende start van het leven, door goede kinderopvang en het beste onderwijs. Een gelijke kans op een vrolijk leven, ook voor mensen met een beperking. Een gelijke kans op een mooie oude dag door liefdevolle zorg in verpleeghuizen.

Ik sta hier. Om dáárvoor te knokken. En dat ik hier sta, begon eigenlijk met een simpel mailtje terug van een wethouder. Een wethouder die in die mail liet blijken écht naar mij en naar Transvaal te willen luisteren en ons probleem op te willen lossen. Een zogenaamde “zwarte school” werd een sleutel tot succes. Ik dacht: het kan wel! Een luisterend oor vanuit de politiek.

Voorzitter, er is werk aan de winkel. Het is nu tijd voor actie. Nu wil ik mijn oor te luister leggen. Mijn vleugels uitslaan op plekken waar ik nog nooit ben geweest. Zo wil ik het vertrouwen, dat ik van de kiezer heb gekregen, inzetten om gelijke kansen te creëren voor iedereen in ons land.

Want wij werken aan een optimistisch Nederland. Met een blik op de toekomst. Met als kompas onze idealen van vrijheid voor het individu, en radicale kansengelijkheid. Met aandacht en begrip voor mensen die vastlopen of niet mee kunnen komen.

De behandeling van het wetsvoorstel

Het luisteren naar mensen is voor mij ook de basis in de behandeling van dit wetsvoorstel. Het betekent namelijk dat voor mij de cliënt centraal staat.

De cliënt is natuurlijk gebaat bij minder regeldruk, zodat zorgprofessionals vooral kunnen werken aan betere zorg in plaats van papierwerk. Verplichte Europese aanbestedingen zijn daarbij voor veel mensen in de zorg een doorn in het oog. Daar moeten we dus naar kijken. Tegelijkertijd is het ook in het belang van de cliënt dat hij / zij de beste zorg kan krijgen en zelf de regie heeft. Daarover hebben wij nog enkele vragen. Dat begint met de vraag hoe cliëntenorganisaties zijn betrokken bij dit wetsvoorstel. Wij lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat dat eigenlijk niet het geval is geweest.

  • Is de staatssecretaris bereid om met cliëntenorganisaties in gesprek te gaan? Hun betrokkenheid is volgens mij belangrijk, bijvoorbeeld voor het vraagstuk rond keuzevrijheid.

Met deze wet maken we de gemeentelijke inkoop in het sociaal domein makkelijker. Dat is erg belangrijk. Maar in sommige gevallen kan een zwaardere inkoopprocedure wel zorgen voor een goed overzicht wat de beste zorg is voor de beste prijs. Laten we niet het kind met het badwater weggooien.

  • Hoe borgen we dat de juiste, effectieve checks and balances gevolgd worden waar nodig?
  • En kan de staatssecretaris ingaan hoe deze stap zich verhoudt tot andere wetsvoorstellen zoals de Wet integere bedrijfsvoering zorgaanbieders die juist proberen een scherpere controle te laten plaatsvinden binnen de zorginkoop zodat zorggeld niet naar aanbieders gaat zonder integere bedrijfsvoering?

Verder zou ik het graag willen hebben over open house-constructies in de inkoop. D66 begrijpt de gestelde problemen met open house goed. Alleen staat het ontmoedigen ervan wel sterk centraal in deze wetswijziging, terwijl we vraagtekens hebben bij de onderbouwing daarvan. Sommige experts benoemen bijvoorbeeld dat Open House nog steeds voor voldoende controle kan zorgen, mits er goed afgebakend is wat wel en niet onder de Jeugdzorg of Wmo-zorg valt. We zien dat gemeenten daar ook druk mee bezig zijn. Ondanks dat de Hervormingsagenda Jeugd stilligt.

  • Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de aandacht die nodig is voor die afbakening niet wegvalt als gemeenten de komende tijd vooral nodig hebben om over te stappen op een nieuw aanbestedingsregime?
  • Wat is de voortgang in de gesprekken die VWS voert met gemeenten op dat vlak? Ligt daar niet de sleutel om met minder regeldruk en controle te komen tot de juiste zorg voor de juiste prijs?

Met dit wetsvoorstel wordt dus de mogelijkheid gecreëerd
om gebruik te maken van het lichte aanbestedingsregime.

  • Dat voorziet in een behoefte. Maar zorgt het ook niet voor extra complexiteit door het toevoegen van een nieuwe vorm van aanbesteding en misschien dus meer verschillen tussen gemeenten in aanbestedingsvormen? Deze vraag hebben we gesteld in het verslag, maar is niet beantwoord.

Wij hebben gevraagd naar een goede vergelijking van de regeldruk tussen de open house-procedure en het verlichte aanbestedingsregime dat in deze wet wordt aangedragen.

  • Waarom heeft die kwantitatieve analyse niet plaatsgevonden?
  • Hoe komt het dat de staatssecretaris in deze wet alsnog zo duidelijk het doel stelt om open house-procedures te verminderen? Is het niet nodig om eerst een goed beeld te hebben van de regeldruk en de effecten op de kwaliteit van zorginkoop?
  • Vindt daarvan nog een evaluatie of monitor plaats?

Veel partijen geven in de consultatie juist aan dat open house-constructies niet ontmoedigd moeten worden.

  • Welke argumenten heeft VWS om dat toch als beleidsdoel neer te zetten in plaats van gemeenten zelf te laten bepalen hoe zij hun aanbesteding inrichten?

Verder noemen partijen ook een risico bij de doelstelling om open house-procedures zo veel mogelijk te verminderen. Namelijk het risico dat kleinere zorgpartijen niet meer in aanmerking komen en daarmee de keuzevrijheid voor cliënten onder druk komt te staan.

  • Kan de staatssecretaris onderbouwen waarom volgens hem de Aanbestedingswet inderdaad voldoende waarborgen biedt dat deze aanbieders een kans blijven maken?

Er staat immers dat gemeenten gemotiveerd kunnen afwijken van het principe dat kleine aanbieders betrokken worden bij het vaststellen van minimumeisen en selectiecriteria.

  • Kan de staatssecretaris aangeven of deze clausule niet veelvuldig zal worden ingezet zonder daarbij het belang van voldoende keuzevrijheid voor de cliënt uit het oog te verliezen?

Voorzitter, zo zorgen we voor voldoende keuzevrijheid. En zetten we de cliënt centraal.