Kerstoverdenking Sigrid Kaag

In een tijd waarin we veelal vluchtig met elkaar communiceren, waarin nieuwsberichten ons de hele dag door bereiken – en soms storend onderbreken -, in een tijd van Facebook, Instagram en Twitter, waarin het soms lijkt alsof we ongeduldiger en rustelozer zijn geworden, ervaren we weinig collectieve rustpunten. Weinig collectieve ankers.

Sigrid Kaag - Beeld: Jeroen Mooijman

Maar als er ergens in het jaar een collectief rustpunt en anker te vinden is, dan is het Kerst. Al eeuwenlang zit dit feest in ons collectieve geheugen en jaarlijks ritme gegrift. Als de dagen het kortst zijn en de nachten het langst, verlangen wij ernaar om elkaar op te zoeken. Om elkaar te bemoedigen en om verhalen te vertellen over wie we zijn en wie we willen worden.

Dit jaar is dit verlangen er nog sterker dan in ‘normale’ tijden. Midden in deze lockdown, tussen alle hectiek en onzekerheid die ons overkomen, tussen het verdriet om wie overleed en tussen alle angst en hoop, verlangen wij naar bezinning. Naar reflectie en naar een blik vooruit. De harde lockdown doet pijn, want juist nu willen we elkaar ontmoeten en bemoedigen.

Met Kerst bevinden we ons eigenlijk altijd tussen hoop en vrees. Er bestaan natuurlijk twee “plaatjes” van Kerst, die samen in onze geest bestaan. Aan de ene kant het beeld van lange dinertafels, volgehangen kerstbomen, vele bezoekjes bij familie en vrienden (met misschien wat gemurmel over de vraag of we alweer moeten gourmetten), ‘s avonds samen in pyjama op de bank een film kijken. Misschien ook een bezoek aan de kerk, waar we – zeggen we tegen onszelf – eigenlijk te weinig komen.

Tegelijkertijd weten we dat voor velen Kerst er minder gekleurd en warm uitziet. Dat er veel mensen eenzaam zijn, zéker met Kerst, die mensen missen of niemand hebben of in een lastige familiesituatie zitten en deze dagen het liefst zo snel mogelijk achter de rug hebben.

Het zijn bijna clichébeelden. Maar sommige clichés zijn clichés omdat ze waar zijn. Omdat ze iets diepers in ons raken en van grote betekenis zijn. Dat het belangrijk is om elkaar met Kerst op te zoeken, om de eenzaamheid te erkennen en herkennen, is een cliché dat wáár is.

Want de kleine, persoonlijke tradities en rituelen die wij uitvoeren in deze periode, staan voor verbinding. We staan stil bij het feit dat we bestaan in een groter verband van familie en vrienden. Dat biedt ons troost en kracht. Hopelijk dit jaar meer dan ooit.
Het Coronavirus heeft ons in zekere zin wakker geschud. We zijn geglobaliseerd en “open”, maar ervaren collectieve claustrofobie. Onze sterfelijkheid was uiteraard nooit weg, maar de spiegel die ons nu is voorgehouden was helderder dan in tijden. En een definitief beeld van de manier waarop het virus ons heeft geraakt is er nog lang niet.

Zeker, de medische gegevens kunnen op een rij worden gezet, maar de pijn en het lijden – van slachtoffers, van nabestaanden, van overlevenden – zijn niet zo eenvoudig in kaart te brengen. De wond die het in onze samenleving heeft geslagen, is niet zomaar te vatten.

Natuurlijk, we kunnen de economische effecten kwantificeren, maar de bezorgdheid van ondernemers voor hun bedrijf of de angst van werknemers voor hun baan is niet in tabellen en spreadsheets te vangen. We weten dat het aantal studenten met angst- en depressieklachten door de crisis is gestegen, maar de verhalen achter de percentages zijn onvoldoende gehoord. De precieze pijn kennen we niet.

Daarbovenop zijn de langetermijneffecten nog moeilijker te voorspellen. Hoe is het voor een samenleving als mensen elkaar nauwelijks nog aanraken, omdat de ander een mogelijk besmettingsgevaar is? Omdat jij zélf een mogelijk besmettingsgevaar bent? Hoe gaat het over een paar jaar met eenzaamheid?

Hoeveel groter wordt de kloof tussen mensen met vaste contracten en relatieve stabiliteit, en mensen met flexbanen die de afgelopen maanden onder hoge druk kwamen? Hoe gaat het met de makers, met de kunstenaars, met de dansers, waarvan de ziel van het bestaan voor een groot deel stil staat?

We weten het antwoord niet, maar we moeten hierover spreken. Misschien niet eens feitelijk, maar dan in ieder geval over hoe we ons hebben gevoeld en wat we weer willen voelen. Dit gesprek over existentiële vraagstukken moeten we met elkaar voeren.
We gaan niet terug naar de wereld zoals die was, maar we willen natuurlijk zo snel mogelijk weer met elkaar omgaan zoals we deden. Elkaar weer omhelzen. Elkaar niet ontwijken. Normaal sporten, naar het toneel, naar concerten, gewoon bij elkaar op bezoek. Het is binnen handbereik, maar we zijn er nog niet, en daarom voelt het alsof er praktisch een wonder nodig is om dat alles weer mogelijk te maken. Het vaccin als iets wonderlijks waar we hartstochtelijk naar verlangen.

De Russische dichter en schrijver Joseph Brodsky schreef jarenlang speciaal voor Kerst een gedicht. Verzen die aan het eind van het jaar de balans opmaakten, inventarisaties van wat het jaar had gebracht en waar hij in het nieuwe jaar op hoopte. Hij begon hiermee in een periode dat hij onder enorme druk stond van de Sovjetautoriteiten, en in armoede de eindjes aan elkaar knoopte.
In 1993, drie jaar voor zijn dood, op dat moment niet langer in armoede maar een gevierd Nobelprijswinnaar, schreef hij een kerstgedicht met zijn ‘recept voor een wonder.’

“Recept voor een wonder. Roer engelenhaar wat gisteren en wat vandaag door elkaar een mespuntje morgen erbij, aangemengd met snippertjes ruimte en vers firmament.

Het wonder zal zeker geschieden op aard’ omdat ieder wonder adressen bewaart en stuifsneeuw trotserend en snijdende wind zelfs in de woestijn een bewoner weervindt.

En mocht je je woning verlaten, doe dan ten afscheid de ster van vier kaars voor ons aan opdat ze, terwijl je verdwijnt uit het zicht ’t heelal tot in lengte van dagen verlicht.”

Voor Christenen is dit wonder ruim tweeduizend jaar geleden gebeurd, bij de geboorte van Jezus. Uit het licht dat hij bracht putten wij hoop… Niet louter met kerst, maar wel speciaal met kerst.

Als Katholiek heeft het christelijke kerstverhaal een bijzondere betekenis voor mij. Wij vieren de geboorte van Jezus, een heilig voorbeeld van wijsheid en moed. De viering van Kerst roept allerlei herinneringen bij mij op. Zo ging ik als kind altijd met mijn vader naar de kerstmissen. Hij was jarenlang organist en soms ook de dirigent. Dus deze periode stond vooral in het teken van kerstmissen, muziek en mijn eigen bescheiden rol als het meisje dat de bladmuziek mocht omslaan. Vele uren werden in en om de kerk doorgebracht. Ik herinner mij de kou, en boven alles de magie van de muziek, de betovering van de kerststal en de ouderwets mooie nachtmis.

Als humanist zie ik de kracht en de pracht van Kerst ook in de universaliteit ervan. Een aanstaande vader en een moeder op zoek naar een rustplaats, twee mensen in de marge, en dan de hoop van een geboorte. Ik zie het als een verhaal dat steeds opnieuw plaatsvond en plaatsvindt, dat zich op vele manieren manifesteerde, dat verschillende namen had en heeft en ons allen samenbindt.

Want stilstaan bij het licht in het hart van de winter, is geen Christelijk unicum. Het is ouder dan het Christendom. Door alle volkeren, in alle culturen, eeuwen en eeuwenlang, kwam men in deze periode samen, werden in het hart van de winter verhalen verteld en kwam men samen om te vieren dat de dagen weer langer worden, het zonlicht weer terugkeert.

De lockdown waar wij ons in bevinden, die noodzakelijk is om het aantal contacten te verkleinen, duwt ons hard met de neus op de feiten. We vieren de feestdagen dit jaar anders. In veel kleiner verband, of via digitale wegen. En ook hier weer een platgetreden cliché dat waar is: we doen dit nu samen, om erger te voorkomen. Die maatregelen, die kennen we nu zo onderhand wel. Ze zijn tot vermoeiends toe door politici (en medici) herhaald. Maar dat we echt voelen dat het ook moet, dat kunnen politici bevorderen, maar niet volledig controleren.

Ik ben inderdaad politicus, en ik neem politieke standpunten in. Maar ik hoop dat ik meer ben dan alleen een politicus, en ik hoop ook dat wij in dit land problemen en dilemma’s kunnen adresseren op manieren die niet direct politiek of partijpolitiek zijn. Het politieke gaat voor mij over alles wat onderhandelbaar is, waar we over kunnen discussiëren en waar we uiteindelijk over kunnen stemmen. En dat is belangrijk, maar er zijn zaken die groter zijn dan dat, en waar de politiek weinig controle over heeft. Hoe we echt met elkaar omgaan.

Geen wet kan ervoor zorgen dat mensen oprecht naar elkaar omkijken, elkaar écht willen verstaan. Het zijn geen wetten die ons ervan overtuigen dat het goed is om het menselijke in de ander te zien, dat wij er samen het beste van moeten maken…en dat wij sámen mens moeten zijn, want mens worden wij ten diepste door de ander. Dat moet onze eigen vurige overtuiging zijn.

Want we zien waar het toe leidt als de letter van de wet ons gedrag stuurt in plaats van de goede wil van mensen. We zien tot wat voor slecht gedrag de overheid in staat is als ze de mens uit het oog verliest. Voor velen in ons land is deze Kerstperiode, de tijd van licht in ons leven, door toedoen van een wantrouwende overheid een periode van donkerte. We kunnen alleen opkruipen uit die duisternis als overheid, politiek en rechtsstaat bereid zijn de eerste stap te zetten: we kunnen mensen alleen vertrouwen vragen als we zelf vertrouwen geven. Dat is misschien wel de belangrijkste opdracht voor het komend jaar: het vertrouwen herstellen.

Dat geldt ook tussen mensen onderling. We zien elkaar minder. We hebben minder geduld met elkaar. We vermoeden te vaak het kwade in de ander. De geschiedenis leert dat democratie stopt waar het bestaansrecht van de mening van de tegenstanders wordt ontkend. Waar de beweegredenen van de ander bij voorbaat verdacht zijn.

We kunnen hier tegenwicht aan bieden. Want we zijn er zelf bij. Natuurlijk, er is kwaad, er is duister, maar in de kern is er licht. Het licht, dat kunnen wij zijn, dat is de manier waarop wij kiezen met elkaar om te gaan — te streven, te bouwen, te zien.

De coronacrisis, in zijn aard en omvang, gaf ons de kans om de wereld met een nieuwe blik te bekijken.

Zeker in de eerste weken dat wij allen thuis zaten, tijdens de eerste lockdown, zeiden wij tegen elkaar: natuurlijk is het niet goed dat het door een virus moet komen, maar wij zien nu dat onze snelle levensstijl, zo funest voor de aarde, niet langer zo door kan gaan. Wij moeten meer terug naar onze kern. In de samenleving weer waarde geven aan wat echt waardevol is. De wereld niet zien als een plek vol tegenstanders, maar als een globale gemeenschap, waarin iedereen onze naaste is.

Er kwam heel veel ruimte vrij voor verbeelding, en dat werkte aanstekelijk. Er is een andere werkelijkheid mogelijk en daar kunnen wij aan bouwen. De crisis als kans om het beter te doen, werd er veelvuldig gezegd.

Ik weet niet of dit gevoel nog steeds zo overheerst. We leren langzaam leven met het virus. Maar wij zouden ons vaker terug moeten verplaatsen in dat moment. Omdat de les van Corona niet alleen van belang is tijdens een eerste golf of tweede golf, of een eerste en tweede lockdown, maar het hele jaar.

Net zoals Kerst niet alleen twee dagen zijn waarop we samen komen en reflecteren, maar een idee van bezinning en contemplatie is, dat tijdloos is.

Brodsky vroeg ons te vertrouwen dat het wonder ons zou vinden. Maar hij zei ook dat wij het zelf zijn die het licht aansteken. Dat wist hij ook als geen ander. Als beginnend dichter werd hij namelijk onder de vleugels genomen van Nadjezdja Mandelstam, en als er iemand een symbool van doorzettingsvermogens, geloof en hoop was, dan was zij het. Haar leven vormt een alternatief kerstverhaal.

In het Rusland van Stalin waren veel literaire werken verboden. Veel schrijvers zaten in concentratiekampen, en mochten daar uiteraard niet schrijven en publiceren. Zij deden dat toch, ingenieus, door teksten uit hun hoofd te leren, en die soms aan vrienden te leren. Soljenitsyn, auteur van de Goelag Archipel, schreef in het kamp korte verhalen die hij uit zijn hoofd leerde, en die sommigen van zijn medegevangenen ook uit het hoofd kenden. Boekarin schreef voor zijn arrestatie een brief, die zijn vrouw uit haar hoofd leerde. En dan was daar Nadjezdja Mandelstam. Een beroemde dichter, die getrouwd was met een beroemde dichter.

Haar man Osip overleed in de goelag in 1938. Zij had zijn gedichten uit haar hoofd geleerd en loodste het ongepubliceerde deel van zijn werk door de regimes van Stalin, Chroetsjov en Brezjnev heen. Uiteindelijk werd dit werk in de VS gepubliceerd. “Dertig jaar lang bestonden sommige van de grootste gedichten in de Russische literatuur alleen maar in het hoofd van een opgejaagd joods vrouwtje”, zei Karel van het Reve daarover.

Het is geen “echt” kerstverhaal…maar dat is het ten diepste wat mij betreft wel. Het laat zien dat zelfs in de donkerste momenten, momenten van pure wanhoop, menselijke veerkracht kan overwinnen.

Zoek elkaar dus massaal op deze kerst. Niet fysiek, maar in de geest van deze bijzondere dagen. Houd elkaar in gedachten vast. Bel, mail, stuur talloze kaarten, plan digitale borrels, reflecteer, blik vooruit, kom met verhalen. Dan is het hopelijk volgend jaar weer zoals we gewend zijn.

Want we gaan elkaar weer omhelzen. Want uiteindelijk schijnt het licht weer in de duisternis.