In love with my own reality?
Het is bijna op de dag af drie jaar geleden dat ik hier stond. Beeldender kunnen we het niet maken als het gaat om het verschil in tijd waarin we leven: op afstand van elkaar. In mijn vorige State of the Arts deed ik vooral een beroep op empathie, inleving in elkaar. Nee, in plaats daarvan zijn we als samenleving letterlijk en figuurlijk op grotere afstand komen te staan tot elkaar. Letterlijk anderhalve meter en polarisatie van het maatschappelijke debat neemt nog steeds toe. Dit is te zien aan de versplintering in de politiek, waarin voor iedere mening inmiddels wel een eigen politieke partij bestaat maar waarin traditionele politiek en samenleving er klaarblijkelijk niet meer in slagen onder één dak te blijven samenleven.
Wie er recente rapporten op naslaat wordt niet vrolijk. Het vertrouwen is over het algemeen laag en de zorgen groot. En te midden van al die somberheid en uitzichtloosheid moest de culturele sector noodgedwongen op haar handen zitten. Ik kan me alleen maar proberen voor te stellen hoe frustrerend dat soms moet zijn geweest.
Opmerkelijk dat in deze roerige tijden de waarden in Nederland niet fundamenteel lijken te wijzigen. Er is nog altijd grote consensus om elkaar in elkaars waarde te laten en respect hebben voor elkaar. Met daarbij ook het ruimte geven aan elkaar, ook als men totaal anders denkt dan jijzelf. Maar hoeveel ruimte wordt er gegeven aan een parallelle samenleving?
In die zin kwam ik een sprekende verbeelding tegen in de Groote Wielen, een die hopelijk niet zo is bedoeld: “In love with my own reality”. Hoe typerend voor deze tijd is deze spreuk!
De rol van cultuur in het tegengaan van apathie en het bij elkaar brengen van mensen is natuurlijk essentieel. Of waar cultuur misschien wel nóg beter in is: inzicht geven, inspireren en troosten. En dan vooral nieuwe inzichten, waaronder het bieden van meerdere perspectieven waardoor wij onszelf kritisch gaan bevragen. Dat is natuurlijk van wezenlijk belang als je het hebt over het doorbreken van bubbels. In hoeverre houden we die namelijk zelf in stand? De dominante trend is immers, aangewakkerd door sociale media, dat we voornamelijk mensen opzoeken die hetzelfde denken. Daarmee staan we onvoldoende open voor nieuwe inzichten. Hier ontbreekt een echte debatcultuur in de stad en hierin ligt ook de opgave om als culturele sector een breder publiek aan te spreken. Het aantal plekken en momenten dat het debat gefaciliteerd wordt is op één hand te tellen. Terwijl het debat in de 21ste eeuw toch niet enkel is voorbehouden aan de raadszaal! Een groot compliment dan ook aan de Verkadefabriek om na afloop van deze rede een debat met elkaar te voeren over de toekomst van het cultureel klimaat in de stad. Dat is hoog nodig en niet voorbehouden aan bestuurskamers, raadszaal of kamer van de wethouder.
De wereld en daarmee onze maatschappij is inmiddels beland in continue verandering. En dat vraagt enorm veel van mensen. Het is daarom noodzaak om elkaar niet uit het oog te verliezen en in gesprek te blijven. En in al die onrust ook plekken van rust te bieden. Letterlijke en figuurlijke beschutting. En waar kan dat beter dan in de bibliotheek? Een baken van rust, wijsheid en uitwisseling.
Of zoals Caitlin Moran het veel mooier beschrijft:
‘Een bibliotheek midden in een gemeenschap is een kruising tussen een nooduitgang, reddingsboot en een festival. Het zijn kathedralen van de geest; ziekhuizen voor de ziel; pretparken voor de verbeelding. Op een koud, regenachtig eiland zijn het de enige beschutte publieke plekken waar je geen consument maar burger bent. Een mens met hersenen en een hart en een verlangen te worden opgetild in plaats van consument met een pinpas en een rudimentaire behoefte voor spullen.’
Deze beschrijving vind ik treffend en inspirerend. Maar roept ook veel vragen op. De reden dat de bibliotheek in deze stad van begin af aan op brede steun kon rekenen, is dat het altijd die beschutte plek is geweest tussen al die koopprikkels. Voor iedereen toegankelijk. Dat moet het wat mij betreft vooral ook blijven. Waar onze echte uitdaging ligt, is zoals het citaat van zojuist het mooi omschreef: het worden van een kathedraal van de geest, ziekenhuis voor de ziel en pretpark voor de verbeelding. Daar is meer behoefte aan dan ooit. En dat betekent natuurlijk wat voor het gebouw. Fantastisch dat we daar de komende jaren aan gaan werken.
We leven dus in roerige tijden. Absurd soms. Ik merk dat daarmee de behoefte aan humor, een lach, bij mijzelf alleen maar groter is geworden de afgelopen periode. Met absurdisme in het bijzonder. Jetse Batelaan – sorry dat ik je in een hokje stop want daar hoor jij eigenlijk bij uitstek níet thuis – slaagt daar in het bijzonder in. Dat jij de Zilveren Leeuw in ontvangst mocht nemen op geen plek minder dan de Biënnale van Venetië was dan ook niet meer dan terecht. Voor mij was het ook meteen een kennismaking. En wat voor een. Het Verhaal van het Verhaal: ik weet eigenlijk niet meer hoe ik het verhaal moet navertellen, anders dan dat ik het geweldig vond. Ik heb ontzettend genoten, veel gelachen en – denk ik – veel geleerd. Fascinerend is het, ik dénk wat geleerd te hebben. Maar wat precies? Na afloop duizelt het bij me. En dan te bedenken dat jouw primaire doelgroep kinderen zijn. Het is wellicht wel eens te meer het bewijs dat jouw repertoire misschien wel steeds noodzakelijker lesmateriaal voor volwassenen wordt. En in het algemeen, iets waar cultuur een unieke kracht voor de samenleving laat zien. Ik voeg er maar even aan toe: deze fantastische voorstelling paste dus níet in ons theater en moest dus in Tilburg in première. Binnenkort verleden tijd. De bouw is begonnen dames en heren!
Nieuwe mastodonten openen nieuwe deuren. Al langer is de afstemming tussen podia van groot belang voor de toekomst van de podiumkunsten in onze stad. Iets waar we traditioneel sterk in zijn. Die kracht en rijkdom heeft er ook lang voor gezorgd dat samenwerking er wel was, maar ook weer niet te innig. Maar corona, een veranderend krachtenveld en niet in de laatste plaats nieuwe mensen hebben hier verandering in gebracht. Inmiddels zijn de grote podia met elkaar in goed overleg hoe tot betere afstemming te komen met elkaar in de toekomst. Alleen deze voorzichtige stap zou ik haast willen bestempelen als historisch feit. Maar the proof of the pudding is in the eating. Laten we de euforie dus bewaren voor een volgende State of the Arts waarbij er hopelijk concreter nieuws te melden is.
Nog een lichtpuntje: Heeft u gemerkt dat de oud versus nieuw discussie in onze stad is gaan luwen? Daar mogen we best even bij stil staan om dat te vieren. De stad werd te lang geteisterd door een vrij platte discussie van oud versus nieuw.
Wie echter alleen achterom blijft kijken loopt al snel tegen een muur. En wie niet achterom wíl kijken kan geen betekenis geven aan wat hij voor zich ziet. De mooiste vergezichten in deze stad komen tot stand wanneer zij goed gefundeerd zijn op het verleden. Neem nu het Huis van Bosch. Het gaat dit voorjaar open en is begeleid door o.a. Kring Vrienden, Jeroen Bosch Art Center onze afdeling Erfgoed. In het pand komen we straks veel te leren over Jeroen Bosch maar ook de tijd waarin hij leefde. Het pand is minutieus gerestaureerd door vaklieden, fascinerend om te zien. Balken van het ingestortte Pearl Pand verwerkt in het pand en een waanzinnig mooie glazen kap met geïntegreerde zonnepanelen. Een lichtend voorbeeld waarop oud en nieuw op een originele manier bij elkaar gebracht kunnen worden.
Waarbij ik hoop dat de heilige grond de nieuwe Boschjes zal gaan besmetten want op zolder zullen de kinderen schilderles krijgen. Zo is in een circulair pand de cirkel rond. En daarmee een prachtige en waardevolle toevoeging aan Cultuurstad van het Zuiden.
Vrijwel direct na mijn start (2018) zijn we begonnen het evenementenbeleid te hervormen. Of beter gezegd überhaupt evenementenbeleid op te tuigen. Want er was namelijk helemaal geen evenementenbeleid. We wilden af van het principe wie het eerst komt wie het eerst maalt en meer sturen op kwaliteit. Bovendien wilden we dat Den Bosch nog aantrekkelijker werd om evenementen te kunnen organiseren. Belangrijk voor makers en ondernemerschap. Maar ook belangrijk voor het vestigingsklimaat en cultureel klimaat in de stad. Het beleid kent als je uitzoomt eigenlijk vier belangrijke pijlers:
1. Sturing op kwaliteit
2. Nieuwe locaties en spreiding
3. Accent op evenementen voor jongeren
4. Meer ruimte voor vernieuwing
En ook het cultuurbeleid was aan een nodige update toe. De oude nota stamde uit 2009 en er was een brede roep vanuit de cultuursector – niet in de laatste plaats vanuit dit pand – om een nieuwe cultuurvisie. En terecht. Eind 2019 zag de nieuwe cultuurnota het licht langs de lijnen “Versterken, vernieuwen en verbinden”. Hierbij wilden we met name het profiel van de musea en podiumkunsten verder versterken. Het aanbod vernieuwen door meer in te zetten op jonge makers bij visuele kunsten en urban. En de verbinding met diverser publiek vergroten.
Laat me hier kort een uitstapje maken. De Rekenkamer heeft inmiddels onderzoek gedaan naar de cultuursubsidies die we als gemeente verstrekken. U heeft er vast ook een en ander over gelezen. Als college geven we nog onze officiële reactie op de conclusies en aanbevelingen van het rapport. Maar laat ik u vooruitlopend hierop alvast het volgende zeggen. Wat mij betreft beperken we de verantwoordingsdruk en aanvraagsystematieken tot een minimum. En blijven we inzetten op partnerschap en op vertrouwen. Cultuur kun je niet uitdrukken in kilo’s en meters. Dat zorgt voor de ruimte die nodig is voor creativiteit. Creativiteit die van het grootste belang is in onze Cultuurstad van het Zuiden.
Dan verder met waar ik gebleven was. Hoe mooi onze beleidsambities op het gebied van cultuur en evenementen ook waren en zijn, Corona gooide na het besluit over die ambities als snel roet in het eten. Corona deed zijn intrede in Nederland en we zaten met zijn allen thuis. Al snel rees bij ons de vraag: hoe richten wij de samenleving in? Hoe gaan wij om met de 1,5m? Hieruit is een 1,5m overleg ontstaan. Een overleg op initiatief van het KW1C dat ook de kiem legde voor de Bossche Zomer. Het was namelijk de directeur van Zayaz, Mohammed Acharki die de vraag stelde hoe zijn huurders de zomer gaan doorbrengen als we niet op vakantie kunnen. Een initiatiefgroep ontstond en de Bossche Zomer werd een feit. Daar kwam bij dat de binnenstad bij versoepelingen te druk werd en daarmee werd spreiding in ruimte en tijd de centrale strategie. Een belangrijke succesfactor is geweest dat dit samen of vooral dat de stad zelf inhoudelijk vorm heeft gegeven aan de Bossche Zomer. Als gemeentebestuur hebben we ruimte gegeven door te stellen: eigenlijk telt maar één ding, we borgen de veiligheid van mensen en omgeving. En dat was spannend. Hoe gaat de stad reageren? En gaat de stad dit met beide handen aangrijpen? En of dat gebeurde, de lancering voelde na de kennismaking met een eerste lockdown als een bevrijdingsfeest. Waar in heel Nederland de boel plat lag bruiste de stad hier een hele zomer lang, passend binnen de maatregelen. Daar mogen we ontzettend trots op zijn en dat wordt ver buiten de gemeentegrenzen gezien. Maar wat leert ons dit? De omgeving waar evenementen gehouden werden reageerde op enkele uitzonderingen na ontzettend solidair en coulant. Hoe deze flexibiliteit en snelheid in stand te houden nu de coronacrisis hopelijk steeds meer naar de achtergrond verdwijnt is de grote uitdaging. Dit houdt ons zeker bezig omdat die flexibiliteit en snelheid een hele belangrijke succesfactor was van de Bossche Zomer. Om te voorkomen dat we terugvallen in het ‘oude normaal’ roep ik iedereen op om hierover met elkaar het gesprek te voeren. De discussie. Want bij een stad als Den Bosch, een stad gekenmerkt door ontmoeting hoort een levend en bruisend evenementenklimaat.
Is alles rondom de Bossche Zomer perfect en in kannen en kruiken? Zeker niet. De toegankelijkheid vraagt continu aandacht. De Bossche Zomer moet luwe plekken kennen waar het niet draait om de consument maar om de burger. Dat vraagt onder andere om culturele programmering die sterker kan. Voor wat betreft die programmering moeten culturele sector, gemeente en Bossche Zomer organisatie de handen in een slaan om die drempels verder te verlagen. Daar zetten we inmiddels eerste stappen in, waarover we u hopelijk binnenkort meer kunnen vertellen.
Kunstenaars zijn koplopers en opschudders. De beweging Trek Iets Leuks Uit is een prachtig voorbeeld hiervan. Kirsten en Job die elkaar gevonden hebben in de opdracht Den Bosch inclusief en aantrekkelijker te maken. Door kleinschalige gesprekken en grootse drag-ballrooms. Met het bingen van series en drinken van drankjes daarbij. Onder deze noemer geven makers uit de stad een plek aan queer mensen, andersdenkenden, kunstenaars, ouders, vrienden en familieleden. En dat doen zij footloose. Dus niet door op één plek een stamkroeg te maken of onder het dak van een culturele instelling voorstellingen te geven.
Maar te vaak krijgen zij de vraag: “Is daar in Den Bosch wel vraag naar?” Sorry, maar dat is een beetje als zo’n staatshoofd dat zegt “Homo’s? Die wonen hier niet!”. Natuurlijk is daar vraag naar! Daarom doe ik graag de oproep: help bewegingen als deze. De stad heeft deze glitters nodig. We hebben geweldig momentum om de stad verder op een positieve manier te verbeteren. Overal zie ik inspirerende mensen die ontzettend graag in de stad blijven en deze mooier willen maken. Die moeten we de ruimte geven.
Om meer makers in het Bossche ecosysteem te betrekken is ook een rol voor ons als gemeente weggelegd. Hierin kijken we voornamelijk hoe we jonge makers een plek kunnen geven. Dat is juist nu van belang, omdat zij vaak geen aanspraak hebben kunnen maken op landelijke steunregelingen en niet of nauwelijks aan een netwerk hebben kunnen bouwen. Als gemeente willen we ze dus ondersteunen. Om nieuw werk te maken en om het te laten zien en horen. Alleen al afgelopen jaar hebben we ongeveer 90 makers en collectieven ondersteund vanuit het Pop-Up fonds en meer dan 50 via de Stimuleringsregeling Startende Makers. Maar dat lukt ons niet alleen. We halen daarom de banden aan met het bedrijfsleven. Niet in de laatste plaats omdat onze Cultuurstad van het Zuiden voor een prachtig vestigings- en woonklimaat zorgt voor bedrijven en hun medewerkers. Ik zou het ook mooi vinden wanneer het maatschappelijk veld makers eveneens omarmt en hen onderdak biedt. Vanuit de overtuiging dat dit een win-win situatie is voor makers én organisaties. Overigens kijk ik daarbij ook naar velen van u, zoals u hier aanwezig bent. Want ook grote culturele organisaties hebben hierin een rol te spelen. Bijvoorbeeld door makers een podium aan te bieden, ze te coachen en te begeleiden.
Gedurende de pandemie zijn wij als gemeente dichter bij onze makers komen te staan en hebben wij nieuwe makers ontdekt. En dat is van belang. Want vooruitgang in de samenleving is zelden tot stand gebracht door een instituut, kerk of politieke partij. Het zijn juist vaak individuele burgers die de moed en kracht vonden om trage massa in beweging te brengen of een andere richting in te laten slaan. In die zin heeft de gemeentelijke Coronasteun aan instellingen nooit tot doel gehad om instituten als zodanig te steunen. Instellingen zijn de pilaren, het fundament waarop makers kunnen floreren. In die zin is de tegenstelling die te vaak wordt opgeworpen, die van instellingen versus makers een domme tegenstelling.
Is er in Nederland te veel gefocust op het steunen van instellingen en minder op makers? In het begin wellicht wel. Hoewel in Den Bosch ook zeker wel aandacht was – zij het op beperkte schaal – om makers op de een of andere manier aan de slag te houden. Dit was echter wel wennen. Omdat het normale verkeer tussen gemeente en cultuur er vaak een was tussen instelling en wethouder of ambtenaar. Maar die focus is zeker anno 2022 na twee jaar pandemie volledig gekanteld en dat is pure winst voor de makers en de gemeente.
Inmiddels zijn we begonnen met het beter zichtbaar en beleefbaar maken van Cultuurstad van Zuiden ook buiten de hekken en muren van onze cultuurorganisaties. We doen dit door opdrachten te verstrekken aan makers. Ik zeg er voor de duidelijkheid maar even bij: betaald, ook voor de voorbereidingen. Dit is belangrijk omdat voor werk betaald moet worden. Het is werk. Een slecht voorbeeld, helaas ook in Coronatijd was het verzoek tot gratis optreden van Chef’Special bij de Formule 1. Een exemplarisch voorbeeld dat nu eens vol in de schijnwerpers kwam te staan. Als een bekendheid als Chef’Special dit verzoek al krijgt dan is dit helaas pas het topje van de ijsberg. Deze cultuur moet veranderen. Dat vraagt natuurlijk om een voorbeeldfunctie van ons, als overheid. En dit vraagt wat van de sector zelf. Help elkaar in het bespreekbaar maken dat werk niet gratis moet zijn en wissel uit hoe je dat op een goede manier doet. Dit vraagt ook om oog te blijven houden voor Fair Pay. En dus ook dat onze fondsen dit mee laten wegen in de beoordeling.
Over tien jaar zal het gebied waar we nu zijn ontzettend veranderd zijn. Fysiek veranderd, maar hopelijk veel meer nog in het culturele ecosysteem. Met nu drie pijlers: Verkadefabriek, Willem Twee en Tramkade als fysieke plekken in het gebied is het de wens onderdak te bieden aan meer kunstuitingen. Maar bovenal: om een plek te laten zijn voor talent in de volle breedte en meer dan presentatie. Dat vraagt om platweg meer vierkante meters, die gaan we dan ook verdubbelen. Maar dat vraagt ook om een klimaat dat flexibel is, continu in beweging en jong van geest blijft. Dat is de grootste opgave van dit gebied en daarmee is het uitdagender dan welke gebiedsontwikkeling dan ook in deze stad. Daarmee wordt het gebied méér dan alleen de Tramkade en betrekken we nadrukkelijk ook de overkant. Op deze manier ontstaat er, samen met de ontwikkeling van de Kunstacademie op steenworp afstand bij het EKP-terrein een nieuwe Cultuuras.
Met de nieuwe cultuurnota willen we het profiel van het Design Museum en Noordbrabants Museum verder versterken. Met de komst van de internationale collectie van de JK Art Foundation kwam deze ambitie in een stroomversnelling. Niet in de laatste plaats omdat dít provinciebestuur hier met ons meters wil maken. En dat is pure winst voor de stad. Het versterkt de bruikleenpositie van het Noordbrabants Museum en voegt stukken van internationale allure toe aan de collectie.
We willen ook de nationale ambities van het Design Museum kracht bij zetten. Dit museum is met de laatste tentoonstellingen ontzettend doorgegroeid en op de kaart komen te staan bij een groter en diverser publiek. Met een hinderlijke onderbreking die corona heet lijkt het alsof er na Design van het Derde Rijk moeiteloos wordt doorgestoomd naar Goth.
Belangrijker nog dan deze publieksgroei: de doorontwikkeling van het Design Museum zorgt voor meer diepgang en relevantie in de gesprekken die gevoerd moeten worden over kunst en design. Het brengt een debat en gesprek op gang die relevant zijn ver over de stadsgrenzen. Het gaat daarbij het moeilijke gesprek en thema’s niet uit de weg. En dan is het durven dromen over nieuwe mogelijkheden van het museum een fantastische kans. We hebben nog een lange weg te gaan, maar wat gun ik het de stad dat we deze dubbele kans met elkaar gaan verzilveren!
Corona kwam net al even aan de orde. Duidelijk is dat de crisis een grote wissel trekt op de cultuursector. Keer op keer is deze gesloten tijdens de lockdowns. Terwijl de erkenning van de grote betekenis en waarde van cultuur binnen een samenleving alleen maar groter is geworden.
Het algemene beeld is nog altijd dat de grotere organisaties in ‘s-Hertogenbosch financieel gezien redelijk goed de crisis doorkomen. Dat is uiteraard voornamelijk te danken aan de verschillende steunmaatregelen van Rijk en de gemeente. De positie van ZZP’ers blijft nog altijd zorgelijk. Daar sluiten we onze ogen niet voor. Waar nodig en mogelijk nemen we maatregelen om hen te helpen. Het gaat daarbij zeker niet alleen om de ‘makende’ ZZP’ers. Ondersteunende ZZP’ers zijn daarbij net zo belangrijk. Zonder technici geen theater, zonder muziekdocent geen muziekschool. Gezien de impact van de crisis en de duur is het begrijpelijk dat veel ZZP’ers een andere carrière kiezen. Uiteindelijk moet er toch brood op de plank komen. Maar wat betekent dit dadelijk voor onze culturele infrastructuur als een deel van de mensen de sector verlaten? Een aantal van jullie hebben in gesprekken aangegeven je hierover zorgen te maken. Deze zorgen deel ik. We hebben samen de verantwoordelijkheid om de sector vitaal en toekomstbestendig te houden. Gemeente én culturele organisaties.
Ondanks dat de cultuursector in onze stad nog steeds grotendeels overeind staat, lijkt de veerkracht van het begin van de crisis behoorlijk afgenomen. Er wordt nog steeds een groot beroep gedaan op jullie aanpassingsvermogen. Maar veel organisaties en makers zijn inmiddels murw, gelaten en in sommige gevallen zelfs moedeloos. In zekere zin is sprake van een afwachtende houding en dus van stilstand. Gezien de enorme impact van de crisis is dat op zichzelf niet vreemd. Maar innovatie is keihard nodig. En daar roep ik u allen dan ook toe op. Corona zal zeker nog langere tijd onder ons zijn. De Taskforce Cultuur heeft al nagedacht over hoe de cultuursector verantwoord open kan in diverse fasen van de crisis. Maar wat mij betreft gaat de innovatie verder. Door bijvoorbeeld ook na te denken over andere vormen van presentatie. En verbinding met andere (niet-culturele partijen) zonder daarbij te willen tornen aan de artistieke autonomie. Ik juich het daarbij van harte toe wanneer onze organisaties daarin ook samen optrekken en kennis met elkaar te delen.
Corona treft onze stad in het hart. Als een stad van ontmoeting kan het niet zonder cultuur en kan het niet zonder horeca. En laat dat nu logischerwijs de sectoren zijn die het hardst getroffen zijn. We zijn ook een stad van “vieren”. Niet voor niets is het gezegde dat een Bosschenaar maar één goede reden nodig heeft om iets te vieren. En op cultureel vlak doen we dat bijzonder vaak buiten, met elkaar. Des te groter is ons dilemma nu met carnaval. Dat is vooral een probleem hoe deze dagen in de context van corona verantwoord gevierd kunnen worden. Op cultureel vlak maak ik mij zorgen om verenigingen die het voor corona al moeilijk hadden en het door corona alleen nog maar moeilijker kregen. Leden die solidariteit hoog in het vaandel hebben, maar soms ook vertrekken vanwege uiteenlopende redenen. En het zeker in tijden van Corona moeilijk is om nieuwe leden aan je te binden. Om dit tij te keren is er niet één simpele oplossing, was die er maar. Dat vereist veel aandacht van eenieder. Gelukkig zie en hoor ik van besturen dat ze met hun leden deze cultureel wat hobbelige weg niet schuwen. Het vraagt flexibiliteit, maar ook van alle kanten een stapje extra. Als wethouder wil ik de komende tijd gebruiken om met die extra stappen de gewenste culturele route met elkaar te bepalen, daar waar de afgelopen tijd de zorgen begrijpelijkerwijs misschien wat de overhand hadden. Ik besef goed dat we er nog niets zijn, maar er ligt een stevig fundament die onze extra inspanning verdient.
De huidige Bossche Culturele Basis loopt tot 2024. Hierin was het mogelijk door een natuurlijk verloop van partijen toch vorm te kunnen geven aan de nieuwe cultuurvisie. Met maar liefst negen nieuwe spelers. Zij mogen zich vier jaar lang bewijzen in onze basisinfrastructuur, waarmee we als stad ook bouwen aan nieuwe spelers die hopelijk de weg naar provinciale en landelijke middelen kunnen gaan vinden. Want we liepen als stad qua financiering achter op andere steden als het gaat om nieuwe speelvelden zoals Urban. Hierin hebben we een inhaalslag gemaakt waarbij ik hoop dat zij ondanks de coronacrisis de ontwikkeling kunnen doormaken om door te groeien.
Als het gaat om landelijke en provinciale financiering is er werk aan de winkel. Maar alles staat of valt altijd bij de kwaliteit die de instellingen zelf afleveren, daar kan geen gemeentelijke strategie tegenop. Echter blijft het zaak om als gemeente te blijven investeren in cultuur, het liefst extra. Dat vraagt wel dat dit gepaard gaat met scherpe keuzes. Laat duizend bloemen bloeien is geen visie en bovendien onhoudbaar. Die scherpe keuzes zijn dus nodig om ook in de toekomst nieuwe spelers toegang te blijven verschaffen tot onze Culturele Basis. Daarmee vraagt het zijn van Cultuurstad van het Zuiden mijns inziens dus om een voortdurende investering in cultuur en betekent dat tegelijkertijd dat vernieuwing noodzakelijk is. Wat inhoudt dat bestaande organisaties aan de slag moeten gaan met innovatie om relevant te blijven. Bijvoorbeeld door oude activiteiten te vervangen door nieuwe. Van organisaties die die beweging niet maken, moeten we mogelijk afscheid nemen. Om zo ruimte te bieden voor nieuwe spelers in onze Culturele Basis. Nog te vaak hoor ik kreten waarbij een “nee” op een vraag om financiering leidt tot het verwijt geen Cultuurstad van het Zuiden te zijn. Te makkelijk en daarmee doen we onszelf tekort.
Inmiddels is – na een lange verbouwing – onze nieuwe citymarketingorganisatie gestart. Ik ben bijzonder blij met de mensen die zich aan deze organisatie en daarmee aan onze stad willen binden. De betekenis van deze organisatie gaat natuurlijk veel verder dan het inkopen van reclamespotjes, zoals sommigen het graag doen voorkomen. Het is bij uitstek een samenwerkingsnetwerk waarin alle betrokken partijen, waaronder de gemeente, samen koers gaan bepalen. Het onderdeel Partners staat er immers niet voor niets. Met Cultuurstad van het Zuiden als één van de twee pijlers onder ons citymarketingbeleid hoop ik dan ook dat u de handschoen zult oppakken en samen met Den Bosch Partners en ons als gemeente verder verdieping zult geven aan het begrip Cultuurstad van het Zuiden.
Ik dank jullie allemaal voor jullie geduld en aandacht. Wat mogelijk best wat van jullie gevraagd heeft, maar door afwezigheid van deze ‘State’ tijdens de pandemie is het eigenlijk een beschouwing op deze bestuursperiode geworden. Een periode die totaal anders is verlopen zoals ik maar natuurlijk wij allemaal van tevoren hadden kunnen bedenken. Maar een geweldig avontuur, en een contact met jullie waar ik goed op terugkijk. Ik heb mij altijd warm welkom gevoeld en jullie zijn bijna altijd heerlijk kritisch. Ik ben niet in love with my own reality. Zoals gezegd: Cultuur geeft inzicht, inspireert en geeft troost. Het kan mensen bij elkaar brengen, Het blijft voor iedereen nodig open te staan voor nieuwe inzichten. En niet alleen maar mensen op te zoeken die hetzelfde denken. Zo komen we verder, ook in deze mooie Cultuurstad van het Zuiden.
Het was een eer vier jaar jullie wethouder te mogen zijn, we blijven elkaar zien, in welke hoedanigheid zien we na de verkiezingen!
State of the Arts: terugblik op het cultuurbeleid
Wethouder Mike van der Geld heeft afgelopen woensdag in zijn State of the Arts teruggeblikt op de afgelopen jaren van het cultuurbeleid in ‘s-Hertogenbosch. Hieronder lees je zijn bijdrage. Uiteraard is de gesproken versie leidend. Zijn bijdrage is ook via YouTube terug te zien.