tekst Bas Knijf
Dit stuk verscheen in februari 2022 in Democraat, het ledenblad van D66.
Vinod Subramaniam: Oog voor de volgende generatie
Hij leverde zijn paspoort in om hier te kunnen stemmen. Zijn vaderland India staat een dubbele nationaliteit niet toe. Na een internationale wetenschappelijke carrière voelt Vinod Subramaniam zich duidelijk thuis in Nederland. Vond uiteindelijk zijn weg naar de bestuurskamer. Eerst als rector van de Vrije Universiteit en sinds september als voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Twente. Democraat sprak met hem
over grensvlakken, besturen in het hoger onderwijs en diversiteit.
Bij toeval werd Vinod Subramaniam gegrepen door de biofysica. Ooit begon hij aan de harde kant van de natuurkunde, maar ontdekte via zijn promotor dat zijn interesse ligt op het grensvlak met de biochemie. Juist op het grensvlak van wetenschappelijke domeinen gebeuren de meest interessante dingen. Zo is het ook in de politiek en de maatschappij. “De uitdagingen van onze tijd zijn niet monodisciplinair. Neem bijvoorbeeld de pandemie. Primair een biomedisch probleem zou je denken. Vervolgens worden de vaccins ontwikkeld, een triomf van de wetenschap. Maar dan moet je de bevolking nog zover krijgen om het vaccin te nemen. Dan praat je over zaken als vertrouwen, ondermijning, weerbaarheid. We leven immers in een ongekende tijd. Juist de sociale wetenschap is dan zo belangrijk: hoe maak je een maatschappij weerbaar?”
Mens en maatschappij
Zijn huidige werkgever is van oudsher een technische universiteit met een bewuste gamma poot. “Je ontwikkelt technologie, maar wat is nu het effect daarvan op mens en maatschappij?” Die brede invalshoek zien we terug in lopende onderzoeken. “Het onderzoeksgebied nanotechnologie is zich meer gaan richten op toepassingen, zoals batterijen bijvoorbeeld. Daarnaast doen we veel op het gebied van duurzaamheid, denk aan alternatieven voor plastic. Ook zijn we bezig met het nabootsen van organen op chips, zodat er een testomgeving ontstaat voor menselijke cellen. Dierproeven bij medicijnontwikkeling worden dan op termijn overbodig.” Toch ziet Subramaniam onderzoek niet als de voornaamste bestaansreden van universiteiten. “Voor louter onderzoek zijn er ook onderzoeksinstituten. Onze grootste maatschappelijke impact is het opleiden van jonge mensen tot de volgende generatie wetenschappers.”
Juist het opleiden van jonge wetenschappers komt door de pandemie in gevaar, legt Subramaniam uit. “Je kunt dan niet op de Campus werken en dat is voor een technische universiteit funest. Practica zijn een voornaam onderdeel van het onderwijs, dat doe je niet zomaar online. Studeren doe je bovendien in samenwerking. Je leert van en mét elkaar.” Hij prijst echter de weerbaarheid van zijn medewerkers en studenten. “Ik heb veel bewondering voor de mate van creativiteit en inzet. De mentaliteit was: we gaan dit gewoon doen!”
“Practica zijn een voornaam onderdeel van het onderwijs,
dat doe je niet zomaar online. Studeren doe je bovendien
in samenwerking. Je leert van en mét elkaar”
Verdieping in andere domeinen
Zelf was het scheppen van een omgeving waar anderen kunnen ontwikkelen dé motivatie om de overstap te maken van onderzoek naar bestuur. “Ik heb veel onderzoek verricht en daarnaast promovendi begeleid, maar als bestuurder wordt de schaal anders. Je kunt meer betekenen voor een grotere groep mensen.” Zijn benoeming als rector van een brede universiteit als de VU vereiste daarnaast verdieping in andere domeinen. “Over grensvlakken gesproken! Ik hield me vanaf dat moment ook bezig met rechtsgeleerdheid, sociale- en geesteswetenschappen. Een geweldige leerervaring.”
Subramaniam licht toe dat er meer kwam kijken bij zijn keuze. “Ik vond het een teken van lef van de VU om iemand met een zichtbaar diverse achtergrond te benaderen. Zichtbaar, omdat je veel van diversiteit niet ziet. Op dat moment waren er geen zittende universiteitsbestuurders met een vergelijkbare achtergrond. Dit voelde als een kans om een rolmodel te zijn voor jongeren. De diversiteit van de studentenpopulatie op de VU sprak me dan ook aan.”
Het thema diversiteit ligt Subramaniam nauw aan het hart. Hij is door toenmalig minister Van Engelshoven benoemd tot voorzitter van de nationale adviescommissie diversiteit en inclusie in onderwijs en onderzoek. En daar is werk aan de winkel: “Onlangs lanceerde het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren een monitor waaruit bleek dat voor het eerst de grens van 25 procent is geslecht. Daar wordt voor geapplaudisseerd, terwijl het ons juist aan het denken moet zetten. Een kwart vrouwelijke hoogleraren is geen weerspiegeling van de maatschappij.”
“Het is mijn wens dat Nederland op het thema diversiteit en inclusie wat meer leidend wordt dan volgend”
Gender equality plan
Met een internationaal CV als dat van Subramaniam rijst de vraag wat Nederland kan leren van het buitenland. “Je ziet dat Angelsaksische landen verder zijn op dit thema.
De VS heeft 50 jaar ervaring met affirmative action [gericht overheidsbeleid op diversiteit en inclusie]. In Nederland is het vooralsnog veel ad hoc beleid. Structurele maatregelen, zoals quota, zijn soms gewoon nodig. Neem de EU, die stelt bij een programma voor onderzoeksfinanciering gewoon de harde eis dat je een gender equality plan moet hebben. Het is mijn wens dat Nederland op het thema diversiteit en inclusie wat meer leidend wordt dan volgend.”
Ondertussen wordt de Nederlandse studentenpopulatie onder andere door grote internationale toeloop steeds diverser. Onderwijskoepel UNL (Universiteiten van Nederland) pleit inmiddels voor maatregelen. “Ik geloof heilig in de Mixed Classroom, die ook van meerwaarde is voor Nederlandse studenten. Maar je zoekt balans. Op dit moment zijn daar geen instrumenten voor. Door verdragen zijn we bijvoorbeeld verplicht EU studenten toe te laten. Dan rest alleen een botte numerus fixus in een land dat bijvoorbeeld juist meer ingenieurs nodig heeft,” reflecteert Subramaniam.
Tekorten in de techniek en de teruglopende interesse voor bètavakken vergen echter meer. “We moeten veel eerder in de keten samenwerken en de technische vakken op school aantrekkelijker maken voor jongeren, met name meisjes. Hier in de Twentse regio zie ik goede contacten tussen scholen, hogescholen en de universiteit. Daar moeten we nog meer op inzetten.”
Subramaniam heeft een eerste blik kunnen werpen op het die dag gepresenteerde regeerakkoord. “Het bekostigingssysteem wordt herzien en er staan nog een aantal andere zaken in waar ik zeer positief over ben.” Hij stipt wel aan dat het geld dat nu nodig is om het leenstelsel af te schaffen niet ten koste moet gaan van investeringen in het onderwijs. “Onderwijs is geen kostenpost, maar een investering in jonge mensen. En bedenk goed: you reap what you sow.”