Wijkverenigingen en wijkbudgetten

D66 is blij om te zien dat er geëxperimenteerd gaat worden met meer zeggenschap van inwoners via wijkbudgetten, maar heeft nog veel vraagtekens bij de veranderingen op het gebied van wijkverenigingen.

Hieronder leest u de bijdrage van Mark aan het debat in de gemeenteraad over dit onderwerp.

Worsteling met de stukken

Voorzitter, de uitgangspunten voor de twee voorstellen vinden we goed; het ondersteunen van wijkverenigingen en het aanvragen van financiën makkelijker maken is prima. Het stuk dat ingaat op meer zeggenschap naar inwoners via wijkbudgetten vinden wij als D66 belangrijk! Toch hebben we geworsteld met de stukken van vanavond. Dat komt doordat de onderwerpen tegelijk worden besproken én dat ze veel raakvlak hebben; beide gaan over geld, wijken en zeggenschap. Waar ze echter in verschillen is de aard van de verandering en het tempo waarmee dat is bedacht.  

Verandering en tempo

Ik begin met een toelichting op verandering en tempo. Wijkverenigingen zijn op dit moment sterk verschillend; zowel in hun rechtsvorm (als ze die hebben) als in de aard van hun activiteiten als in de omvang van het gebied dat ze bestrijken. Mensen die zich inzetten voor de wijkvereniging doen dit vanuit een overtuiging die aansluit bij hun wijkvereniging en dat is vaak activiteitgericht. In het voorgestelde beleid zien wij dat deze structuur vervangen gaat worden voor een meer formele opzet waarbij wijkverenigingen allemaal een zelfde soort rol krijgen; die van aanspreekpunt en intermediair tussen wijkinitiatieven en de daarvoor benodigde middelen. Een flinke verandering dus. En om het tempo te benadrukken; de bijbehorende subsidieregeling is pas vorige week openbaar geworden, maar moet per 1 januari in werking zijn.  
 
Voorzitter, nogmaals, het uitgangspunt om voor inwoners een duidelijk aanspreekpunt te hebben waar ze zowel ideeën kunnen toetsen als middelen aanvragen is best goed. Maar of het omvormen van de soms fijnmazige structuur van wijkverenigingen daarvoor het beste instrument is, kunnen wij nog moeilijk doorgronden. We kunnen ook niet inschatten of de huidige bemensing van de wijkverenigingen daar zelf klaar voor is of dat ze op deze manier kunnen werken. Het is immers echt een andere rol. Zetten we hiermee niet iets waardevols overboord voordat we voldoende nieuwe voorraad hebben ingescheept? Moeten we niet eerst versterken, dan veranderen? We horen heel graag andere fracties op dit punt en zijn uiteraard ook benieuwd naar hoe het college dit duidt. 
 
Voor wijkbudgetten ligt het anders. Daar is nog geen bestaande structuur voor. Hier is de mogelijke verandering wellicht het grootst voor de gemeente zelf. In het eventueel anders optuigen van de begroting, het anders omgaan met zeggenschap, en dus vertrouwen op inwoners, en mogelijk andere inzet in wijkmanagement. Er is breed onderzoek gedaan naar hoe meer zeggenschap tot stand kan komen – dat is overigens een goed document met heldere aanbevelingen. Het was mooi geweest als er alvast een concrete richting kon worden aangegeven over de manier waarop dat kan, maar eigenlijk moet ook dat eerst bekeken worden. Dus om via twee wijken te experimenteren met een platform bewonersinitiatieven, maakt dat we daarna beter kunnen formuleren wat er nodig is om zeggenschap via wijkbudgetten te borgen. Het tempo is hier dus meer stapsgewijs.

Twee sporen

En daarmee voorzitter, kom ik bij het andere punt van onze worsteling. Er worden twee lijnen voorgesteld die beide inzetten op wijken, geld en zeggenschap. Ze worden ook echt als twee afzonderlijke sporen gepresenteerd. Wij vragen ons af of er in de uitwerking zaken zijn die concreet van invloed kunnen zijn op elkaar, of dat tijdspaden op elkaar kunnen afgestemd? Concreet gevraagd: is er nagedacht om ze in onderlinge samenhang in te zetten om in zijn geheel tot een goed resultaat te komen?

Consequenties onvoldoende overzien

Concluderend voorzitter, wij hebben op dit moment nog vragen bij het stuk over wijkverenigingen. Vragen die maken dat we de consequenties van het voorgestelde beleid nog onvoldoende kunnen overzien. In de nota worden twee risico’s benoemd, die beide gaan over het niet naar verwachting uitwerken van het voorgestelde beleid. Wij zien het risico dat we een bestaande kwaliteit te snel loslaten. De reactie van het college op die zorg is voor ons bepalend voor het al dan niet instemmen met het voorstel.