Een andere kijk op mobiliteit: Bijdrage debat Mobiliteitsbeleid Spoorzone

Voor het nieuwe stedelijke gebied in de Spoorzone is door het college gekozen voor schone mobiliteit en de kwaliteit van de leefomgeving: kansen voor meer groen in de buurt en meer ruimte voor lopen en fietsen. D66 hecht veel waarde aan deze ontwikkeling, en we zijn benieuwd om te zien hoe dit gerealiseerd zal worden in het nieuw in te richten gebied.

Ons raadslid Mark heeft bij het debat over gesproken. Hieronder leest u zijn bijdrage.

Andere kijk op mobiliteit

Voorzitter, de herinrichting van de Koggelaan is inmiddels bijna voltooid. En daar valt al te zien wat de uitwerking kan zijn van het op een andere manier aankijken tegen mobiliteit en leefomgeving. Het ruim baan voor automobiliteit heeft plaatsgemaakt voor meer groen, waarbij de versmalde rijbaan als vanzelf maakt dat het fietsen voorgaat op het autoverkeer. De principes van voorrang voor schone mobiliteit en kwaliteit van de leefomgeving worden verder uitgewerkt in het voorgestelde mobiliteitsbeleid specifiek voor de Spoorzone. Het STOMP-principe (eerst lopen, fietsen en openbaar vervoer, daarna deelvervoer en privé automobiliteit) is leidend en dat zien wij als een goede lijn. In dit nieuw in te richten gebied kan het wellicht optimaal gerealiseerd worden.

Parkeerdruk

Overigens heeft dit mobiliteitsbeleid niet alleen gevolgen voor de Spoorzone zelf, maar ook voor omliggende wijken. Niet alleen waar het gaat over onderlinge verbondenheid en bereikbaarheid, maar ook over het verdelen van parkeerdruk. Wij zijn het met het college eens dat het belangrijk is dat in samenhang te bekijken, omdat het risico op toegenomen parkeerdruk in omliggende wijken aanwezig is wanneer daar niet ook regulering plaatsvindt. De uitspraak dat parkeerregulering ingevoerd moet zijn voordat de eerste woningen worden opgeleverd, maakt dat we met verhoogde nieuwsgierigheid uitzien naar het Actieplan Parkeren later dit jaar. Want daar zit een – weliswaar klein – risico in voor de voortgang op het realiseren van woningen.

Verkleinen van de risico’s

Er zijn twee andere benoemde risico’s waar ik kort op in wil gaan voorzitter.

  • Als eerste het gegeven dat er in dit gebied concrete uitwerking komt van relatief nieuw beleid. Juist omdat het nieuw is, is bepaalde kennis nog niet overal aanwezig. De transitie naar de concrete toepassing van het mobiliteitsbeleid brengt dus onzekerheden met zich mee. Het college onderkent dit en zet in op het benutten van externe expertise. Daarnaast wordt er bij de werving van toekomstige bewoners uitgebreid aan de voorkant gecommuniceerd over het mobiliteitsconcept van de Spoorzone. Dat dit nog geen garantie is voor een soepele transitie snappen we, maar het is wel de inzet die we verwachten te zien; prima wat ons betreft.
  • Het tweede is dat de gemeente de regierol op zich neemt bij het grootschalig aanbieden van deelmobiliteit. Navraag leert dat het niet de bedoeling is om dit zelfstandig te gaan ontwikkelen, maar een uitvraag te doen; daarmee krijgt kennis vanuit de markt een plek bij het realiseren van bijvoorbeeld een hub voor deelmobiliteit. Dat gegeven maakt dat wij het risico op dit onderdeel als klein beschouwen.

Parkeernorm

Een laatste punt voorzitter, één van de grote consequenties van het mobiliteitsbeleid in Zwolle is dat de parkeernorm lager kan zijn. In dit geval staat er een mooi setje getallen in de nota. Omdat het voor ons lastig is die te kunnen plaatsen hebben we daar navraag op gedaan. Binnen de geadviseerde bandbreedte volgens het CROW (kennisplatform verkeer en openbare ruimte) bevinden de voorgestelde normen zich in de buurt van de ondergrens. Dat sluit aan bij de wens tot minder auto’s in het gebied en parkeren op afstand. Prima dus. En ook hier geldt dat we nieuwsgierig zijn naar het Actieplan Parkeren.

Iets anders dan voorheen

Voorzitter, wij zien dat de uitwerking van het mobiliteitsbeleid op een zorgvuldige manier wordt ingestoken in de Spoorzone. Er zitten in de uitvoering onzekerheden, maar die hebben wat ons betreft vooral te maken met dat we iets anders aan het doen zijn dan voorheen en we zien dat het college er op anticipeert. Wij denken dat met deze insteek een proces kan komen dat heel dicht de uitgangspunten benadert, daar zien we naar uit.