Natuurlijke systemen

We staan voor grote opgaven: de energietransitie, verduurzaming van de landbouw, herstel van de biodiversiteit, klimaatadaptatie en verstedelijking. Al deze opgaven hebben gevolgen voor onze omgeving: hoe deze omgeving is ingericht en hoe deze omgeving eruitziet. Over 50 jaar ziet die er, wat D66 betreft, heel anders uit. We zijn ten slotte afhankelijk van een gezond natuurlijk systeem met gezonde bodems voor voedselproductie, schoon grondwater om ons drinkwater uit te halen en vitale natuurgebieden en landschappen, die ruimte bieden aan water, en verkoeling tijdens hittegolven. Deze elementen in de provincie kunnen we niet vervangen als het te vies is geworden. Daarom moeten we NU keuzes maken.

Water en bodem zijn sturend

De regio’s in Zuid-Holland zijn heel divers qua bodemsamenstelling en watersysteem. We moeten daarom goed nadenken over wat wij waar doen en hoe. Daarbij hanteert D66 het principe voor: ‘water en bodem zijn sturend’. Wat de natuur, het water en de bodem aankunnen, bepaalt ons handelen, niet andersom. We wonen en leven in de directe omgeving van een groene en waterrijke omgeving. Die zuivert de lucht, reguleert de temperatuur, maakt plaats voor dieren en vermindert de kans op wateroverlast

D66 wil

  • Het natuurlijk systeem als uitgangspunt. Landbouwbeleid en ruimtelijke ordening waarin water en bodem sturend zijn voor een klimaatbestendige en duurzame leefomgeving.
  • Een ‘meldpunt vieze regels’. Soms lopen inwoners en ondernemers aan tegen regelgeving die vergroening in de weg staat. We richten een meldpunt in om obstakels in regelgeving op te lossen.
  • Integraal toetsen op de impact van stoffen op elkaar en op het milieu. Nu wordt te veel gelet op losse stofjes in plaats van de impact die al die stoffen samen hebben op de omgeving en gezondheid van mens & natuur. Daarom wordt in de milieunormering rekening gehouden met het effect van cumulatieve blootstelling.

Bodem, -verontreiniging en -daling

Bodemdaling is vooral aan de orde in het karakteristieke landschap van de veenweidegebieden. Deze gebieden zijn het resultaat van eeuwenlange (melk)veehouderij en daarop afgestemd waterbeheer. Het gaat hier bijvoorbeeld om de Krimpenerwaard, de Alblasserwaard, Vijfherenlanden, gebieden langs de Oude Rijn en de landerijen in het plassengebied van de Kaag en Nieuwkoop. Om bewerking van de drassige graslanden mogelijk te maken is door de eeuwen heen grondwaterstandverlaging toegepast. Daardoor verdroogt en oxideert het veen, waardoor veel CO2 vrijkomt, daalt de bodem en verzilt het grondwater. Vervolgens moet het grondwater nog verder zakken zodat het landgebruik door kan gaan. Het is letterlijk een race naar de bodem. Die neerwaartse spiraal gaan we tegen.

D66 wil

  • Bodemdaling tegengaan in het landelijk gebied. Er worden concrete resultaatsverplichtende doelen gesteld die maximale CO2-reductie borgen, verzilting van de bodem tegengaan en onze voeten drooghouden. Wij zetten in op minimaal 50% minder bodemdaling in 2030 en 70% in 2050 in het landelijk gebied.1
  • Bodemdaling tegengaan in de stad. In de omgevingsvisie stimuleren we bodemvriendelijk bouwen. Samen met ondernemers, onderzoekers en medeoverheden stimuleren we lichtere bouwconstructies en technieken voor bodemverbetering, zoals het ophogen met schuimglas. Daarom ondersteunen we het Nationaal Kenniscentrum Bodemdaling (zie ook paragraaf ‘Bodem, -verontreiniging en -daling).
  • Veenweidegebieden vernatten en herstellen. We willen een maximale vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Daarvoor moet het grondwaterpeil in veenweidegebieden omhoog. Het optimale waterpeil verschilt per gebied.2 Een hoger grondwaterpeil biedt ruimte voor experimenten met onder andere paludicultuur.3 Deze experimenten kunnen door de provincie worden ondersteund.
  • Geen lozingen van zeer zorgwekkende stoffen. Het voorzorgsbeginsel wordt leidend: bij twijfel over schadelijkheid van stoffen worden er geen nieuwe lozingen toegestaan en ook huidige afspraken worden heroverwogen. Dit is belangrijk, omdat stoffen zich kunnen opstapelen in de bodem wanneer het waterpeil wordt verhoogd.
  • Kennis en capaciteit bij de vergunningverlening, toezicht en handhaving versterken. Het provinciebestuur moet omgevingsdiensten toestaan om tijd te nemen voor kennisuitwisseling en voor het betrekken van externe expertise. Op die manier kunnen zij zich beter laten informeren over (opkomende) gevaarlijke stoffen.

Water

In Zuid-Holland is het water overal. De waterkwaliteit moet uitstekend zijn om er drinkwater van te maken, akkerbouwgewassen mee te telen en de natuur krachtig te houden. Nu wordt vooral water uit onze rivieren gehaald voor drinkwater, maar om ook in de toekomst zeker te zijn van schoon water moet gekeken worden naar alternatieven. Over 50 jaar willen wij dat dankzij een hoger waterpeil verzilting stopt, bodemdaling vertraagt en blijven tonnen aan CO2 in de bodem zitten. Op dit moment hebben we grofweg twee soorten waterproblemen: te vies, en te veel of te weinig.

Onze waterkwaliteit is verbeterd, maar is nog steeds niet goed. Dat heeft meerdere oorzaken. Veel agrarische bedrijven gebruiken meer kunstmeststoffen en Bestrijdingsmiddelen dan de bodem kan vasthouden, waardoor stoffen in het water belanden. In de glastuinbouwgebieden lekken helaas nog te veel schadelijke stoffen weg. Ook bronnen buiten de agrarische sector zorgen voor vervuiling van het water.

In 2027 moeten alle wateren in Nederland van goede kwaliteit zijn, zo is afgesproken in de Kaderrichtlijn Water (KRW). Zoals het nu gaat, gaat Nederland deze afspraak niet halen. Dit wordt de volgende grote crisis als we nu niet handelen. Extra inspanning is nodig, waarbij een betrokken provincie onmisbaar is.

D66 wil

  • Bodemdaling tegengaan in het landelijk gebied. Er worden concrete resultaatsverplichtende doelen gesteld die maximale CO2-reductie borgen, verzilting van de bodem tegengaan en onze voeten drooghouden. Wij zetten in op minimaal 50% minder bodemdaling in 2030 en 70% in 2050 in het landelijk gebied.1
  • Bodemdaling tegengaan in de stad. In de omgevingsvisie stimuleren we bodemvriendelijk bouwen. Samen met ondernemers, onderzoekers en medeoverheden stimuleren we lichtere bouwconstructies en technieken voor bodemverbetering, zoals het ophogen met schuimglas. Daarom ondersteunen we het Nationaal Kenniscentrum Bodemdaling (zie ook paragraaf ‘Bodem, -verontreiniging en -daling).
  • Veenweidegebieden vernatten en herstellen. We willen een maximale vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Daarvoor moet het grondwaterpeil in veenweidegebieden omhoog. Het optimale waterpeil verschilt per gebied.2 Een hoger grondwaterpeil biedt ruimte voor experimenten met onder andere paludicultuur.3 Deze experimenten kunnen door de provincie worden ondersteund.
  • Geen lozingen van zeer zorgwekkende stoffen. Het voorzorgsbeginsel wordt leidend: bij twijfel over schadelijkheid van stoffen worden er geen nieuwe lozingen toegestaan en ook huidige afspraken worden heroverwogen. Dit is belangrijk, omdat stoffen zich kunnen opstapelen in de bodem wanneer het waterpeil wordt verhoogd.
  • Kennis en capaciteit bij de vergunningverlening, toezicht en handhaving versterken. Het provinciebestuur moet omgevingsdiensten toestaan om tijd te nemen voor kennisuitwisseling en voor het betrekken van externe expertise. Op die manier kunnen zij zich beter laten informeren over (opkomende) gevaarlijke stoffen.

Te veel of te weinig water

In het waterbeheer lag de afgelopen decennia de focus op het wegwerken van overtollig water en het waterpeil laag houden. Het water werd zo snel mogelijk uit de polders gemalen en via de rivieren afgevoerd naar zee. Door de klimaatverandering krijgt Zuid-Holland steeds vaker te maken met zowel droogte als hevige regenbuien. Daarnaast kampt de provincie met een stijgende zeespiegel, met als gevolg een zwaardere belasting op duinen, dijken en stormvloedkeringen. Voor de bescherming tegen hoog water, maar ook voor het vasthouden van zoet water voor gebruik tijdens droogte moet daarom meer ruimte voor water worden gecreëerd.

D66 wil

  • Meer ruimte voor water. Gebieden herinrichten zodat er meer ruimte voor water komt in het stroomgebied van de rivieren en in de poldersystemen.
  • Een natuurlijk waterpeil in agrarische cultuurgebieden. In het voorjaar houden we de grondwaterstanden langer op een hoog niveau (dichter bij het maaiveld). Dit gaat bodemdaling tegen en zorgt dat de landbouwbodems beter water kunnen vasthouden.
  • Experimenteren met nieuwe vormen van drinkwaterwinning. Veel van ons drinkwater komt uit rivieren en wordt gefilterd in onder andere de duinen. Met mogelijke watertekorten in de toekomst door droogte is het noodzakelijk nu al op zoek te gaan naar alternatieven, zoals water winnen uit zilt water. De provincie ondersteunt experimenten.
  • Grondwaterputten slaan vergunning plichtig maken. Op dit moment is het niet nodig om een vergunning te hebben voor het slaan van waterputten en daardoor is het niet duidelijk waar en hoeveel water wordt gewonnen. Met alle gevolgen van dien voor de natuur. Met deze maatregel krijgt de provincie weer grip op waterwinning.
  • Werken aan passende plannen ten aanzien van de zeespiegelstijging. In samenwerking met de Rijksoverheid, het Kennisprogramma Zeepspiegelstijging (KP ZSS) en het Deltaprogramma werken we aan projecties, scenario’s en passende implementatiestrategieën – om ervoor te zorgen dat de inwoners van Zuid-Holland droge voeten houden en om verzilting van het water tegen te gaan.

Schone lucht

De Zuid-Hollandse lucht is vies. De luchtkwaliteit is zo slecht dat het lijkt alsof we omgerekend wel 5 tot 6 sigaretten per dag aan fijnstof, roet en stikstofoxiden meeroken. Dat maakt ons vatbaarder voor longziekten en leidt tot voortijdige sterfgevallen. De provincie moet hier actie op ondernemen. Ook dringen we de hoeveelheid CO2 in de lucht terug. Met de nog aanwezige CO2 bezien we hoe we die kunnen hergebruiken: als grondstof voor de kassen, als bindmiddel in beton en om een vorm van plastic te produceren.

D66 wil

  • In 2050 95% minder CO2 uitstoten. Om dat te bereiken is het nodig om in 2030 55% CO2 te reduceren.
  • CO2 in lege gasvelden aan de kust opslaan. Dat is noodzakelijk om de CO2 uit de lucht weg te nemen tot de tijd dat het 2050-doel is gehaald.
  • Luchtkwaliteit richtlijnen aanscherpen. De provincie neemt de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie van 2021 over luchtkwaliteit over. In de omgevingsverordening nemen we regels op zodat we in 2025 aan de richtlijnen voldoen. Ook worden instructieregels opgenomen in de verordening, zodat gemeenten hier invulling aan moeten geven in hun omgevingsplan.
  • Roetvervuiling aanpakken. We stellen maxima aan eisen voor concentratie van roet.

Stikstof

In Zuid-Holland hebben we 21 Natura 2000-gebieden. Hiervan zijn 12 gebieden gevoelig voor stikstof. En in veel van die gebieden zoals in de duinstreek en kust, de Grevelingen, de Biesbosch en de Nieuwkoopse Plassen & De Haeck is de stikstofdepositie nog veel te hoog. Hierdoor verdwijnen planten en dieren en gaat de kwaliteit van de natuur achteruit. Daarom is het nodig om de stikstofuitstoot en -neerslag fors terug te dringen. Daarbij zijn er geen taboes. Wat er moet gebeuren verschilt sterk per gebied. Dit komt doordat het ene gebied gevoeliger is voor stikstof dan het andere en de bron van neerslag verschilt. In het ene gebied komt het vooral uit de landbouw en in het andere uit de industrie, verkeer, scheepsvaart of andere bronnen. Voor de gebieden in Zuid-Holland weten we hoeveel stikstof in een gebied neerslaat en waar het vandaan komt.

De pijnlijke realiteit is dat een aantal bedrijven niet meer op dezelfde plek verder kan. Als extensivering en natuurinclusieve bedrijfsvoering (zie ook hoofdstuk ‘Landbouw’) ook op de langere termijn niet genoeg stikstofuitstoot reduceert, dan zullen we samen moeten kijken naar een verplaatsing of definitief stoppen van de bedrijfsactiviteiten. Zo voorkomen we dat bedrijven aan het lijntje worden gehouden.

D66 wil

  • Het landelijk stikstofemissiereductie doel hanteren. Dit landelijk doel zegt dat er in 2030 50% minder emissie moet zijn. Ook in Zuid-Holland zorgen we dus voor 50% emissiereductie.
  • Bijdrage aan stikstofreductie van alle sectoren. De reductie van stikstof wordt door alle sectoren en bedrijven opgebracht die verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van stikstof.
  • Piekbelasters aanpakken. Het gesprek moet zo snel mogelijk gestart worden met de bedrijven die een hoge stikstofbelasting hebben op de natuur (zowel in de landbouw, industrie als mobiliteit) om te kijken hoe de stikstofuitstoot zo snel mogelijk naar beneden kan.
  • Bufferzones rond Natura 2000-gebieden. Rondom Natura-2000 gebieden komen bufferzones met toegankelijke natuur- en recreatiegebieden.
  • De landbouw extensiveren en een omslag naar kringlooplandbouw. Voornamelijk rond stikstofgevoelige Natura2000-gebieden is deze omslag hard nodig. De provincie ondersteunt boeren die deze omslag willen maken. Drempels worden zoveel mogelijk weggenomen.
  • Landbouwgrond afwaarderen. Rondom Natura 2000-gebieden worden boeren geholpen door het afwaarderen van gronden: dan worden beperkingen opgelegd voor het gebruiken van de grond. Het uitgangspunt hierbij is dat de grond in het bezit blijft van de boer, en het gebruik van kringlooplandbouw wordt bevorderd. Omdat er beperkingen worden opgelegd voor het gebruiken van de grond, vindt een financiële compensatie plaats. Zo krijgt de boer (financiële) ademruimte, de grond krijgt een nieuwe bestemming, en de natuur gaat erop vooruit omdat stikstofvermindering één van de eisen is.
  • Actief grondbeleid. De provincie gebruikt hun voorkeursrecht om landbouwgronden aan te kopen. Ze geeft deze weer in pacht uit onder voorwaarden van duurzaam en natuurinclusief agrarisch gebruik. Zo bevordert de provincie extensivering en eventueel bedrijfsverplaatsing.
  • Bijzondere initiatieven voor voedselproductie in combinatie met natuurherstel ondersteunen. Initiatieven die in eerste instantie niet rendabel zijn, maar op de langere termijn een positieve meerwaarde leveren aan herstel van bodemleven, flora en fauna, zoals voedselbossen, worden actief ondersteund, bijvoorbeeld via aangepaste pachtbedragen.