Nieuwe energie voor Onderwijs

D66 heeft de rijke schooldag opgezet. Die willen we verder uitbreiden, zodat elke leerling de vrijheid krijgt om zich te ontwikkelen en om gezond op te groeien. Op een rijke schooldag krijgen leerlingen niet alleen les van hun eigen leraar, maar ook sportles, muziekles of theaterles. Ook kunnen kinderen op school een gezonde maaltijd of hulp bij huiswerk krijgen; precies wat er op die school nodig is. Zo bieden we elke leerling een springplank voor ontwikkeling.

  • Een kind krijgt met de rijke schooldag de kans om mee te doen aan sport, cultuur, muziek of hulp bij het maken van huiswerk. Scholen krijgen middelen om andere vakdocenten en professionals in te zetten en werken nauw samen met de kinderopvang, plaatselijke verenigingen en bibliotheken.
  • We gaan door met gezonde maaltijden op school. We stimuleren een gezonde leefstijl en daarmee gezond opgroeien.
  • Middelbare scholen geven we de ruimte om stages, huiswerkbegeleiding, bijles en examentraining tot integraal onderdeel van het programma te maken. Zo zorgen we er ook voor dat het niet meer van het inkomen van je ouders afhangt of je wel of geen bijles kunt krijgen.
  • Er komt één wet op funderend onderwijs. Die wet zorgt ervoor dat de kinderopvang, basisscholen en middelbare scholen makkelijker kunnen samenwerken.

Op de basisschool en de middelbare school leer je de basis om mee te kunnen doen in de samenleving en om altijd verder te leren. Ieder kind leert daar de basisvaardigheden van lezen, schrijven en rekenen. We hebben daarnaast veel aandacht voor digitale vaardigheden en burgerschap.

  • We zetten de versterking van de onderwijskwaliteit door. In het onderwijs gebruiken we alleen effectief bewezen lesmethoden.
  • Scholen met meer leerlingen met onderwijsachterstanden hebben een hoger budget. Het geld kunnen zij gebruiken voor verkleining van klassen, extra taal- of bijles of het aannemen van ervaren leraren. Zo verbeteren we de kwaliteit op deze scholen en maken we de scholen aantrekkelijk voor alle leerlingen.
  • Nieuwkomers en laaggeletterden krijgen de kans om in schakelklassen of taalhuizen beter te worden in taal en rekenen. Zo kunnen ook zij meedoen in de samenleving. We kunnen hierbij leren van de ervaringen die we hebben opgedaan met kinderen uit Oekraïne.
  • In Nederland is een groeiend aantal mensen laaggeletterd. Dat mag niet zo zijn. D66 wil het aantal laaggeletterden binnen vijf jaar met de helft terugbrengen. Om laaggeletterdheid aan te pakken, versterken we de kwaliteit van het onderwijs in lezen en schrijven op zowel basis- als middelbare scholen. We willen dat iedere gemeente een Taalakkoord heeft om laaggeletterdheid onder de beroepsbevolking terug te dringen. Hierin ligt een belangrijke rol weggelegd voor bibliotheken, taalhuizen, sociale diensten en werkgevers.
  • In het hele onderwijs leren kinderen over burgerschap, de Grondwet, mensenrechten en het belang niet te discrimineren. Zodat ze, met kennis van ieders rechten en plichten, kunnen deelnemen aan de samenleving. Burgerschap is ook onderdeel van de schoolcultuur en krijgt invulling met een doorlopende leerlijn burgerschap van de basisschool tot de middelbare school en het mbo.
  • We verbeteren de invulling van onderwijs in digitale vaardigheden – met aandacht voor kunstmatige intelligentie, programmeren en kritisch denken over privacy en ethiek.
  • Mobiele telefoons zijn deel van ons dagelijks leven, maar brengen in de klas ook grote problemen met zich mee. Om dit tegen te gaan, en op verzoek van veel docenten zelf, volgen we de landelijke afspraken van het ministerie met de sectorpartijen van alle betrokkenen: mobiele telefoons en devices zoals smartwatches en tablets zijn niet toegestaan in de klas, tenzij de leraar besluit ze educatief te gebruiken in de les.

D66 wil dat kinderen makkelijk de stap van de basisschool naar de middelbare school kunnen maken, net zoals van de kinderopvang naar de basisschool. Daarbij hoort een eigen tempo. Nu selecteren we leerlingen al na groep 8 op één van de acht schoolniveaus. Maar jongeren zijn in deze fase nog volop in ontwikkeling. Ieder kind is anders. D66 wil dat het uitgangspunt in het onderwijs niet de niveaus in het systeem zijn, maar het kind. Zodat iedere twaalfjarige alle kansen krijgt.

  • Leerlingen worden niet langer geselecteerd op twaalfjarige leeftijd. We stimuleren brede, meerjarige brugklassen en 10-14-scholen. D66 wil toetsen in groep 8 als ‘thermometer’. Voor leerlingen zal dit betekenen dat ze in gemengde klassen komen op een brede scholengemeenschap. Dat geeft leerlingen veel meer de kans om op de best passende plek te komen en biedt kinderen die dat nodig hebben langer de tijd om achterstanden in te halen. Ook blijven jongeren met elkaar in contact, waardoor ze beter leren samenleven.
  • Voor sommige kinderen is het op twaalfjarige leeftijd duidelijk dat ze heel praktisch of heel academisch gericht zijn. Voor deze kinderen moet het mogelijk blijven om een gerichter leerpad te volgen, maar bij voorkeur wel in samenwerking met brede scholengemeenschappen. Zodat ook deze leerlingen in contact blijven met een brede groep leeftijdsgenoten.
  • Elke leerling krijgt het recht om tot achttien jaar onderwijs te volgen. In het speciaal onderwijs is dat tot en met twintig jaar. Dat onderwijs is in een richting: praktijkgericht, vakgericht, beroepsgericht of academisch gericht. Elke richting is gelijkwaardig. Tot veertien jaar maken leerlingen kennis met allerlei vakken. Daarna maken ze per vak de keuze voor een richting.
  • We moedigen aan dat sommige vakken juist gezamenlijk worden gegeven. Zo blijven leerlingen in contact met elkaar en kunnen ze van elkaar leren. We denken daarbij aan bewegingsonderwijs, burgerschap, creatieve vakken en onderdelen van talen.
  • Wat iemand niet goed kan, zou niet in de weg mogen staan van diens ontwikkeling. D66 wil leerlingen daarom meer flexibiliteit geven om vakken te kiezen. Zo bepaalt het vak waar je het minst goed in bent, niet welk diploma je behaalt. Dit vraag ook goede samenwerking tussen middelbare scholen en mbo, hbo en wo-instellingen, om de kansen bij de vervolgopleiding te vergroten.

Kinderen verdienen de beste toekomst die ze kunnen krijgen. Leraren en hun tomeloze inzet zijn daar de sleutel voor. Het is dan ook niet uit te leggen dat er een groot tekort aan leraren is en al helemaal niet dat dit vooral scholen in zwakke wijken of kleine dorpen treft. D66 wil het tekort radicaal aanpakken. Door docenten en schoolleiders weer vertrouwen te geven en meer regie. Binnen hun aanstelling en in overleg met elkaar bepalen ze hoe ze het onderwijs vormgeven en organiseren. Wanneer gewenst is passende coaching beschikbaar. Daar horen marktconforme arbeidsvoorwaarden en salarissen bij.
 
Op de korte termijn zetten we in om uitval te voorkomen en stimuleren we uitbreiding van uren van huidige leraren. We zetten in op ruimere bekostiging, gericht op meer handen in de klas. Het is aan scholen zelf hoe ze dit inrichten: met kleinere groepen, meer ambulante leerkrachten, teamteaching en dergelijken.  

  • De salarissen van leraren in het basis en middelbaar onderwijs stijgen mee met de gemiddelde cao-loonstijging. Daarnaast maken we geld vrij voor een bredere salarisverhoging om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. Werken op een school met veel leerlingen met een achterstand blijft meer lonen.
  • Elke basisschool krijgt ruime ondersteuning van pedagogisch medewerkers door de nabijheid van kinderopvang, buitenschoolse opvang en de rijke schooldag.
  • De minister voert voortaan zelf de cao-gesprekken en zorgt voor één gezamenlijke cao voor het hele funderend onderwijs en de kinderopvang. Daar vallen ook de pedagogisch medewerkers, de voorschoolse krachten, onderwijsassistenten en het onderwijsondersteunend personeel onder. Daardoor kunnen scholen en opvang ook gemakkelijker samenwerken. Daardoor kunnen scholen en opvang ook gemakkelijker samenwerken.
  • Er komt een nationale academie voor leraren, waarmee lerarenopleidingen rechtstreeks onder het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vallen. Zo kunnen we beter sturen op studentenaantallen, opleidingsplekken, bekostiging en kwaliteit. Ook maken we de opleidingen minder afhankelijk van schommelende studentenaantallen.
  • De pabo’s en lerarenopleidingen gaan, onder gezag van de beroepsgroep, de opleiding verbeteren en zorg dragen voor de verdere ontwikkeling van leerkrachten die al voor de klas staan. Lerarenopleidingen komen zo dichter bij de scholen te staan. De opleidingen krijgen ook meer specialisaties: kleuters vragen wat anders dan tieners.
  • We wachten de resultaten van de ingezette verkenning met vermindering van de onderwijstijd op scholen af. Het is goed dat hier ruimte voor wordt geboden, omdat dit de werkdruk zou kunnen verlagen en meer tijd zou kunnen bieden aan leraren om te investeren in verbetering van de onderwijskwaliteit.
  • We geven leraren meer kansen om, naast leidinggevende of coördinerende functies, ook onderwijsinhoudelijk door te kunnen groeien met bijbehorende salarisstappen. Leraren krijgen de leiding om de bevoegdhedenstructuur, de functieomschrijvingen en carrièrepaden op te stellen.
  • Gezien het nijpende lerarentekort in zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs nemen we financiële drempels zoveel mogelijk weg en daarom schaffen we het collegegeld voor de lerarenopleidingen af, onder dezelfde voorwaarden die nu gelden voor de halvering van het collegegeld
  • Voor mensen die al in het onderwijs werken en zich willen blijven ontwikkelen, zijn voldoende scholingsmiddelen beschikbaar. Voor iedereen die zich wil laten omscholen tot docent zijn voldoende financieringsmiddelen beschikbaar, ongeacht het inkomen van de fiscale partner.
  • Vakmensen kunnen een ‘pedagogisch didactisch getuigschrift’ krijgen voor mbo-docent, maar deze mogelijkheid wordt vaak niet gezien. We pleiten voor het breder bekendmaken van dit traject en goede samenwerking tussen scholen en bedrijven, zodat deze optie meer wordt benut.
  • We maken (bij-)scholing prioriteit en bevorderen professionele ontwikkeling. We ondersteunen startende leraren beter, en flexibiliseren en verbeteren de opleiding voor zijinstromers.

Kansengelijkheid gaat ook over kinderen met een beperking, ziekte of neurodivergentie, zoals ADHD of autisme. Het systeem van het zogenaamde ‘passend onderwijs’ heeft niet daadwerkelijk geleid tot passend onderwijs. In de wirwar van regels zijn het kind, de ouder en de leraar uit het oog verloren. D66 wil naar inclusief onderwijs: elke school en opvang is toegankelijk voor zoveel mogelijk kinderen. Daarnaast blijft speciaal onderwijs mogelijk voor wie het nodig heeft. We stimuleren voldoende onderwijsaanbod, zoveel mogelijk dicht bij huis. Zo laten we niet langer kinderen gescheiden van elkaar opgroeien, maar samen spelen en leren. Dat is goed voor de brede ontwikkeling van kinderen én goed voor de maatschappij.

  • Om inclusief onderwijs te realiseren, brengen we eerst de basis verder op orde. Dat doen we in de eerste plaats door het lerarentekort aan te pakken. Ook organiseren we de zorg binnen onderwijs goed en zetten we op de lange termijn in op kleinere klassen. We stimuleren en ondersteunen alle scholen die nu al inclusief onderwijs aanbieden en schrappen regels die het in weg zitten. Ook is het belangrijk om leraren beter toe te rusten op inclusief onderwijs in de lerarenopleiding. We stimuleren meer samenwerking tussen het speciaal onderwijs en het reguliere onderwijs om kennis en expertise beter beschikbaar te maken.
  • We kunnen nog veel winnen door onderwijs en zorg voor kinderen goed aan elkaar te verbinden. Schoolmaatschappelijk werkers, orthopedagogen en schoolpsychologen spelen daarin een belangrijke rol. Om kinderen beter te beschermen en sneller hulp te bieden als dat nodig is, wil D66 goede samenwerking tussen scholen, gemeenten, ouders en jeugdhulp.
  • Te veel kinderen zitten onnodig thuis. Dat mag niet zo zijn. Op korte termijn willen we kinderen met een hoog schoolverzuim ondersteunen waar dat kan, door bijvoorbeeld afstandsonderwijs te faciliteren en doelgerichte ondersteuning via thuiszittersvoorzieningen. D66 wil elk kind een vorm van onderwijs geven. We gaan door met ons initiatiefwetsvoorstel over het leerrecht, waarin we de Leerplichtwet in de Leerwet wijzigen. We geven kinderen een leerrecht dat zo nodig afdwingbaar is. Een leerrecht is het recht van het kind op onderwijs, gericht op een zo volledig mogelijke ontplooiing van persoonlijkheid, interesses en talenten, en geestelijke en lichamelijke vermogens. We verduidelijken de verantwoordelijkheden van diverse betrokkenen en sluiten die op elkaar aan. De wet maakt flexibele oplossingen mogelijk voor onderwijstijd, -locatie en -programma. Kinderen krijgen een hoorrecht over zaken rondom de invulling van hun leerrecht.
  • Het praktijkonderwijs is een volwaardige richting. Daar hoort rechtstreekse en voldoende financiering bij. Leerlingen die een entreeopleiding volgen, krijgen een studentenreisproduct. We willen het praktijkonderwijs faciliteren om leerlingen na hun tijd op school nog een poosje te begeleiden.
  • Het gespecialiseerd voortgezet onderwijs valt onder het voortgezet onderwijs, krijgt een passend staatsexamen en de mogelijkheid om het reguliere examen af te leggen.
  • Leerlingen moeten gelijke toegang hebben tot leermiddelen. D66 wil een tegemoetkoming voor lage inkomens in de kosten voor schoolboeken én voor digitale apparaten. Tegelijkertijd stimuleren we een eerlijke markt voor schoolboeken en digitale apparaten, waarop er keuzevrijheid is voor leraren en boeken en apparaten duurzaam worden gebruikt.
  • We schaffen de vrijwillige ouderbijdrage in de huidige vorm af. Daardoor kunnen we de toegankelijkheid van- en de gelijkheid binnen het onderwijs verbeteren, sociale uitsluiting voorkomen en administratieve lasten verminderen. We pleitten voor voldoende budget voor scholen om activiteiten te organiseren voor alle kinderen, o.a. middels de inzet op de Rijke Schooldag.  Daarnaast zoeken we met scholen naar oplossingen om ‘gaten’ die mogelijk ontstaan, op te vangen door andere manieren van solidariteit tussen scholen en ouders te stimuleren.

De eerste jaren van een kind zijn voor een belangrijk deel bepalend voor de verdere ontwikkeling. De kinderopvang wordt een plek waar alle kinderen zich spelenderwijs kunnen ontwikkelen en samen opgroeien. Zo werken we aan een kansrijke start voor alle kinderen en voorkomen we achterstanden. Ook nemen we maatregelen om de tekorten in de kinderopvang op te vangen.

  • We werken toe naar kinderopvang als publieke voorziening, net zoals basisscholen en middelbare scholen dat zijn. Dat is onze stip op de horizon: vijf dagen kinderopvang per week als gratis voorziening voor alle kinderen van 0 jaar tot en met 12 jaar, aansluitend op het ouderschapsverlof. Het is goed voor de ontwikkeling van kinderen en maakt de combinatie werk en zorg voor ouders makkelijker.
  • Op de korte termijn beginnen we met kinderopvang die bijna gratis is. De overheid vergoedt dan 96 procent van de kosten van de opvang voor kinderen vanaf 1 tot en met 12 jaar. Tot 1 jaar krijgen ouders de bestaande kinderopvangtoeslag. Ook kinderen van ouders die geen betaald werk doen, krijgen toegang tot de bijna-gratis kinderopvang.
  • Om te voorkomen dat kinderopvangorganisaties misbruik maken van de overgangssituatie, gaan we de prijzen reguleren. We maken duidelijke spelregels voor alle type kinderopvangorganisaties, zodat excessen worden voorkomen en er geen publiek geld uit de sector stroomt. Denk aan voorwaarden rondom winstuitkering aan investeerders.
  • Bij deze plannen past dat de verantwoordelijkheid voor kinderopvang naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat. Zo kan de kinderopvang voor oudere kinderen ook aansluiten bij de rijke schooldag.We zorgen er daarbij voor dat het succes van de kinderopvang niet leidt tot bezuinigingen in andere delen van het onderwijs.
  • Op de kinderopvang staat de ontwikkeling van het kind centraal. Elk kind krijgt spelenderwijs voorschoolse educatie. Zodra kinderen naar de basisschool gaan, vormen onderwijs en opvang een rijke schooldag, met goed onderwijs, kunst, sport, gezondheid en muziek.
  • We zien dat er grote tekorten zijn in de kinderopvang. Om uitwisseling van kennis en ervaring sterker te maken, ook als het gaat over de kinderen zelf, nemen we praktische belemmeringen weg om werken in de kinderopvang én in het basisonderwijs te combineren. Zulke gecombineerde banen maken het werk ook aantrekkelijker. Daarnaast bevorderen we de zijinstroom, bijvoorbeeld door eerder verworven competenties beter te waarderen en inzet van groepshulpen te stimuleren. Verlenging van het betaald verlof van jonge ouders zal de druk op de kinderopvang iets verlagen, omdat juist bij de allerjongste kinderen relatief veel personeel nodig is.
  • Er komt één kwaliteitskader en één gezamenlijke inspectie voor onderwijs en opvang, zodat deze aansluit bij de doorlopende leerlijn van het kind.

We hebben de basisbeurs teruggebracht, zodat iedereen kan studeren, ongeacht het inkomen van je ouders. Deze kunnen we op een aantal vlakken nog verder versterken.

  • Wij willen dat alle studenten hetzelfde recht hebben op studiefinanciering. We verhogen de aanvullende beurs én de inkomensgrens voor de aanvullende beurs van mbo-studenten naar het niveau van studenten uit het hbo en wo.
  • We maken de tijdelijke verhoging van de uitwonende beurs voor mbo, hbo en wo studenten tot €165 permanent.
  • De OV-studentenkaart wordt uitgebreid met een abonnement op de OV-fiets voor doordeweekse dagen.
  • Naast de beurs blijft het mogelijk om te lenen, hier blijven dezelfde leenvoorwaarden voor gelden. De studielening telt niet mee bij hypotheekaanvragen.
  • Voor studenten voor wie geen basisbeurs beschikbaar is geweest, schrappen we de rente op hun studielening – ongeacht hoe lang de student onder het leenstelsel studeerde.
  • Om de wederzijdse kennis en begrip van het Koninkrijk onder jongeren te bevorderen, komt er structurele financiering voor de Koninkrijksbeurs.

Nederland heeft een sterk beroepsonderwijs. In het mbo krijgen studenten de kans om te ontdekken waar ze goed in zijn. Zij zullen gaan bouwen aan de toekomst van Nederland. Of dit nu in de zorg, de ICT, de kinderopvang of de energietransitie is. Daarom moeten we ons beroepsonderwijs verstevigen en de kansen, waardering en talenten van mbo-studenten verder tot hun recht laten komen. Zodat jongeren een goede kans hebben op werk, mee kunnen doen in de samenleving en na een diploma zich kunnen blijven scholen op de werkvloer.

  • We maken een einde aan rendementsprikkels in het beroepsonderwijs. Geen bekostiging meer op basis van behaalde diploma’s, maar op basis van het studiesucces. Een bindend studieadvies is niet passend in het mbo en wordt afgeschaft. Elke student heeft recht op een goed, niet-bindend studieadvies.
  • Er moet een einde komen aan stagediscriminatie. Instellingen dragen zorg voor de eerste stageplaatsen via stagematching. Hierdoor is er een positieve eerste kennismaking met de arbeidsmarkt, komen studenten buiten hun netwerk en ontstaan er nieuwe contacten.
  • We versterken de basisvaardigheden in het mbo. De verbinding van de taal- en rekenvaardigheden met de beroepscontext is hierin cruciaal. De groep die het mbo instroomt, is bovendien heel divers. Voor sommigen is het behalen van een volledige startkwalificatie niet haalbaar. D66 wil samen met de mbo-instellingen en het bedrijfsleven kijken of de generieke eisen van de startkwalificatie kunnen worden aangepast, zodat maatwerk mogelijk wordt. Studenten krijgen de kans om zich te blijven ontwikkelen en eventueel niet-behaalde onderdelen van de startkwalificatie alsnog te halen.
  • Leraren in het mbo krijgen een salarisverhoging.
  • We staan achter het beleid dat minderjarige mbo-studenten geen lesgeld hoeven te betalen. Dat neemt drempels weg en versterkt de kansengelijkheid.
  • Er komt een regionaal afgestemd en dekkend aanbod van vmbo-mbo-trajecten. Om de overgang naar het vervolgonderwijs en een diploma zo klein mogelijk te maken en de samenwerking met bedrijven te versterken.
  • Op het mbo moeten alle vakken door een gekwalificeerde docent gegeven worden. De weg naar kwalificatie staat open voor zijinstromers en hybride docenten. We leggen de rode loper uit voor mensen uit het bedrijfsleven die ook lesgeven in het mbo.
  • De samenwerking tussen mbo-instellingen en het voortgezet onderwijs en hbo wordt versterkt. Door een nauwere samenwerking wordt de overstap voor studenten ook gemakkelijker.
  • We stimuleren regionale samenwerking tussen mbo-instellingen en bedrijven om demografische krimp op te vangen, tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen, voldoende stageplaatsen en bbl-plekken aan te bieden en studenten een duurzaam arbeidsperspectief te geven.
  • Mbo-instellingen, agrarische scholen en vakscholen worden weer regionale opleidingscentra waar je terecht kan voor een publiek aanbod van leven lang ontwikkelen. Om deze permanente educatie aan te bieden, houden instellingen contact met afgestudeerden.

Veel te veel schoolgebouwen zijn in slechte staat. Dat gaan we aanpakken. Als we gebouwen goed isoleren en de energierekening omlaag brengen, blijft er meer geld over voor goed onderwijs. Gezonde lucht in de klas zorgt voor een goede omgeving om te leren. En schoolpleinen met veel groen dragen bij aan speelgenot en ontspanning. Een goed schoolgebouw draagt bij aan de onderwijskwaliteit en is de basis om inclusief onderwijs en de rijke schooldag verder te realiseren. Daarnaast geeft een goed schoolgebouw een impuls aan de leefomgeving en kan het de buurt of een dorp aantrekkelijk maken.

  • Gemeenten krijgen meer middelen om te investeren in goede onderwijshuisvesting, inclusief kinderopvang, en om verouderde schoolgebouwen te vervangen of te renoveren.
  • Nieuwe schoolgebouwen voldoen aan hoge klimaatdoelstellingen en zijn toegankelijk voor iedereen. Ook geven ze ruimte voor een combinatie met kinderopvang, de rijke schooldag, praktijkgericht onderwijs en brede middelbare scholen. Hiervoor komt er een duidelijk pakket aan eisen aan schoolgebouwen.

Onderwijsgeld moet ook echt in de klas terecht komen. D66 wil de zeggenschap van de schoolleider, leraren en ouders verder versterken. We geven zeggenschap en verantwoordelijkheid terug aan de school, onder toezicht van de ouders.

  • Het onderwijsgeld gaat zo veel mogelijk rechtstreeks naar de scholen om ze beter in positie te brengen. Zo worden de bekostiging van onderwijs en besteding van geld begrijpelijk en voorspelbaar voor iedereen.
  • Scholen met meer leerlingen met leerachterstanden ontvangen een hogere bekostiging. Gelijke kansen vragen een ongelijke aanpak.
  • We willen medezeggenschap bij alle onderwijsinstellingen beter borgen. We leggen bijvoorbeeld vast dat leerlingen en studenten betrokken zijn bij beslissingen over de onderwijskwaliteit. Ook willen we dat elke school een leerlingenraad heeft.
  • Met een sterkere vorm van medezeggenschap krijgen ouders directe invloed op het beleid van de school: op de pedagogische aanpak, de omgangsvormen en de invulling van de rijke schooldag. Met een versimpelde bekostiging kan de medezeggenschapsraad écht invloed uitoefenen.
  • De medezeggenschapsraden en raden van toezicht moeten voor financiële expertise en onderzoek terechtkunnen bij een onderwijsrekenkamer en bij de Inspectie van het Onderwijs.
  • De Inspectie blijft zich naast de besturen richten op de scholen. Als basis van beoordeling gelden de bevindingen van bezoeken en de toegevoegde waarde van het onderwijs voor het kind.
  • Sommige schoolbesturen hebben onverklaarbaar hoge reserves. De Inspectie van het Onderwijs gaat dit meenemen in de beoordeling van scholen en krijgt de bevoegdheid om dwingende aanwijzingen te geven voor het niveau tot waar de reserves moeten worden afgebouwd. Dat geldt ook voor de samenwerkingsverbanden.
  • Schoolleiders zijn bepalend voor de kwaliteit van onderwijs. Door de bekostiging om te draaien en de schoolfunctie te verbreden, brengen we de schoolleider terug in positie en maken we het beroep aantrekkelijker.

  • Het onderwijsgeld gaat zo veel mogelijk rechtstreeks naar de scholen om ze beter in positie te brengen. Zo worden de bekostiging van onderwijs en besteding van geld begrijpelijk en voorspelbaar voor iedereen.
  • Scholen met meer leerlingen met leerachterstanden ontvangen een hogere bekostiging. Gelijke kansen vragen een ongelijke aanpak.
  • We willen medezeggenschap bij alle onderwijsinstellingen beter borgen. We leggen bijvoorbeeld vast dat leerlingen en studenten betrokken zijn bij beslissingen over de onderwijskwaliteit. Ook willen we dat elke school een leerlingenraad heeft.
  • Met een sterkere vorm van medezeggenschap krijgen ouders directe invloed op het beleid van de school: op de pedagogische aanpak, de omgangsvormen en de invulling van de rijke schooldag. Met een versimpelde bekostiging kan de medezeggenschapsraad écht invloed uitoefenen.
  • De medezeggenschapsraden en raden van toezicht moeten voor financiële expertise en onderzoek terechtkunnen bij een onderwijsrekenkamer en bij de Inspectie van het Onderwijs.
  • De Inspectie gaat zich weer richten op de scholen in plaats van de besturen. Als basis van beoordeling gelden de bevindingen van onaangekondigde bezoeken en de toegevoegde waarde van het onderwijs voor het kind.
  • Sommige schoolbesturen hebben onverklaarbaar hoge reserves. De Inspectie van het Onderwijs gaat dit meenemen in de beoordeling van scholen en krijgt de bevoegdheid om dwingende aanwijzingen te geven voor het niveau tot waar de reserves moeten worden afgebouwd. Dat geldt ook voor de samenwerkingsverbanden.
  • Schoolleiders zijn bepalend voor de kwaliteit van onderwijs. Door de bekostiging om te draaien en de schoolfunctie te verbreden, brengen we de schoolleider terug in positie en maken we het beroep aantrekkelijker.

De vrijheid van onderwijs is verankerd in onze Grondwet en geeft de vrijheid om een school te stichten die aansluit bij een eigen levensovertuiging. Wat D66 betreft staat kwaliteit van onderwijs centraal bij de uitvoering van deze vrijheid. Dat houdt in dat bij het stichten van een nieuwe school streng gecontroleerd wordt op de kwaliteit. Daarnaast betekent de vrijheid om een school te stichten niet de vrijheid om mensen met een andere levensovertuiging uit te sluiten. Voor D66 geldt namelijk dat de beste school de dichtstbijzijnde school moet zijn.

  • Uit deze vernieuwde vrijheid van onderwijs volgt automatisch de acceptatieplicht: scholen mogen geen leerlingen weigeren op basis van religie of andere levensbeschouwelijke grond.
  • Gemeenten krijgen bevoegdheden bij inschrijving en toelating, bijvoorbeeld om beter te kunnen ingrijpen bij toenemende segregatie. Zo kunnen ze een eerlijke kans voor alle kinderen bevorderen in plaats van het recht van de sterkste.
  • We waarborgen de sociale veiligheid en gelijke behandeling op iedere school voor leerling, student en leraar, zodat ieder kind en iedere leraar veilig onderwijs geniet. De inspectie zet extra in op sociale veiligheid, krijgt ook tot taak in te gaan op individuele klachten en doet aangifte indien nodig. We breiden de Wet sociale veiligheid op scholen uit met leraren.

Een gemiste kans is niet een laatste kans. We verlagen drempels en breken muren af voor meer doorstroom en maatwerk.

  • We stellen paal en perk aan de wildgroei van toelatingscriteria en selectieprocedures. Bacheloropleidingen, schakelprogramma’s, pre-masters en masteropleidingen mogen alleen studenten selecteren als er te veel aanmeldingen voor de beschikbare plekken zijn, bijvoorbeeld als het aantal studenten onverwacht harder stijgt dan de capaciteit toelaat. Er komt een maximum aan de eisen die in de selectie mogen worden gesteld en de methoden van selectie moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn.
  • Instellingen zijn verplicht ondersteuning en begeleiding te bieden aan studenten met een ondersteuningsbehoefte. Ook geven ze loopbaanoriëntatie en -begeleiding zodat studenten beter voorbereid zijn op hun toekomst.
  • We versterken de positie van de mbo-student. Er komen gelijke kansen op studentenhuisvesting, gelijke aanspraak op studentenvoordelen en gelijke toegang tot sport en cultuur.
  • Elke student moet de kans hebben om werkervaring op te doen, zonder financiële druk. Daarom stellen we een minimumstagevergoeding in, voor rekening van werkgevers.
  • We versoepelen het bindend studieadvies (bsa). Bij onvoldoende studieresultaat hebben studenten recht op studieadvies en begeleiding. Het bsa moet gemotiveerd worden ingezet, met een beperkt maximum op het aantal studiepunten.
  • Sociale veiligheid is een basisvoorwaarde voor het hele onderwijs. We zorgen voor een veilige leer- en werkomgeving door te investeren in studentbegeleiders en vertrouwenspersonen. We hebben speciale aandacht voor creatieve en sportopleidingen.
  • We stimuleren instellingen om overstappen tussen voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, mbo, hbo en wo makkelijker te maken. Schakeltrajecten maken we onderdeel van de normale financiering, zodat studenten het reguliere collegegeldtarief gaan betalen. Daarnaast worden er passende en effectieve leerroutes ingericht tussen het voortgezet onderwijs (praktijkonderwijs/voortgezet speciaal onderwijs) en het mbo, en tussen bijvoorbeeld het mbo en het hbo. Dat vraagt om intensieve samenwerking tussen instellingen.
  • Mbo, hbo en wo-instellingen hebben ieder een eigen maatschappelijke rol. We maken daarom duidelijk inhoudelijk onderscheid tussen beroepsgerichte en academische opleidingen.
  • Niet elke opleiding trekt volle klassen. D66 koestert kleine en unieke opleidingen. Denk aan bijzondere ambachten of unieke taal- en cultuurstudies. Om deze expertise in de toekomst te behouden, willen we dat er aparte afspraken worden gemaakt tussen onderwijsinstellingen.
  • We maken flexstuderen mogelijk door studenten de mogelijkheid te geven te betalen per studiepunt.
  • Om de prestatiedruk bij studenten te verminderen, willen we de zogenoemde ‘harde knip’ tussen de bachelor- en masteropleidingen afschaffen.

Studenten krijgen de ruimte om zich te ontwikkelen buiten de collegebanken. Bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk, starten van een onderneming of in het verenigingsleven. Of ze kiezen voor verdieping en volgen een extra vak, een tweede studie of studeren een semester in het buitenland. We willen dat iedereen zich kan ontplooien en ontwikkelen. Daarvoor is het ook van belang dat we aandacht hebben voor de mentale gezondheid van studenten.

  • Iedereen krijgt de kans om een tweede studie tegen het wettelijk, lage collegegeldtarief te volgen.
  • We zetten in op studenten(sport)verenigingen die voor alle studenten toegankelijk zijn.
  • We geven elke student – ongeacht richting of niveau – de mogelijkheid om minimaal één stage of semester in het buitenland te volgen. Bijvoorbeeld door het verbeteren van de toegang tot het Europese uitwisselingsprogramma Erasmus+ en de mogelijkheid om aanvullend te lenen, om de extra kosten van een studie of stage in het buitenland deels te dekken. We enthousiasmeren studenten die daar nu weinig gebruik van maken.
  • Sinds de coronacrisis is steeds duidelijker geworden dat veel studenten en jongvolwassenen het mentaal moeilijk hebben. Dat kent verschillende oorzaken, zoals prestatiedruk, middelengebruik, sociale media en eenzaamheid. Er komt een landelijk kader voor welke ondersteuning onderwijsinstellingen minimaal moet bieden en hoe zij samenwerken met bijvoorbeeld zorgverleners en GGD.
  • Landelijk stellen we financiële middelen beschikbaar waar studentenorganisaties, -verenigingen en -initiatieven laagdrempelig aanspraak op kunnen maken. Zij kunnen daarmee effectieve interventies ontwikkelen om het mentaal welzijn te versterken. Door studenten, voor studenten.

Studenten leren door internationale contacten meer over de ander en zichzelf. Internationale studenten versterken de kennispositie van Nederland. We kiezen volmondig voor internationalisering, op voorwaarde dat het kwaliteit toevoegt en niet alleen een middel is om de onderwijsfinanciering op te krikken.

  • We maken het makkelijker voor mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten om internationaal nauw samen te werken.
  • Engels mag de voertaal van een opleiding in Nederland zijn, mits het van meerwaarde is. De inhoud van het vakgebied en arbeidsmarkt zijn daarvoor belangrijke factoren. Financiële prikkels om op Engelstalig onderwijs over te stappen halen we zoveel mogelijk uit de bekostiging van het onderwijs. We passen hierbij maatwerk toe bij hoger onderwijsinstellingen in de regio, die zich vanwege hun grensligging meer richten op de internationale student.
  • Onderwijsinstellingen stellen samen met de gemeente een streefgetal voor het maximumaantal internationale studenten vast, gebaseerd op de capaciteit aan huisvesting en voorzieningen. De instellingen worden geacht internationaal promotiebeleid te voeren dat hierbij past. Zij hebben ook een plicht om internationale studenten gratis te helpen bij het vinden van een studentenkamer.
  • De Nederlandse kenniseconomie heeft groot belang bij internationaal talent en jonge mensen die in een internationale context leren werken en onderzoeken.  De internationale toppositie van ons hoger onderwijs en onderzoek stelt ons in staat om internationaal onderzoeks- en onderwijstalent aan te trekken, waardoor Nederland een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de uitdagingen die nu op wereldschaal spelen. Nederland kan zich nog sterker profileren als de campus voor de EU. De overheid moet meer gericht de ontwikkeling van selectieve internationale onderwijsprogramma’s die de kenniseconomie helpen ontwikkelen, ondersteunen en knelpunten als huisvesting en toegankelijkheid helpen oplossen. Daarom faciliteren we de verdere ontwikkeling van selectieve, internationale opleidingen die tot de top van Europa behoren en waaraan grote behoefte is op de Nederlandse arbeidsmarkt. We maken het eenvoudiger voor internationale studenten om naast de studie in Nederland te werken en stimuleren talentvolle studenten om na de studie te blijven. We verruimen de beurzen voor internationale studenten uit voormalige Nederlandse koloniën en voor internationaal talent waarvoor het instellingstarief en de kosten van levensonderhoud onbetaalbaar zijn.

Goed onderwijs komt tot stand als degenen meebeslissen die er dag in dag uit mee te maken hebben. D66 wil een open cultuur en échte invloed van studenten en docenten op hún onderwijs. Medezeggenschap moet zowel centraal als decentraal sterk zijn.

  • Het budget dat bij de invoering van het sociaal leenstelsel is toegevoegd aan de verbetering van de kwaliteit van onderwijs blijft structureel behouden voor het hoger onderwijs. De onderwijsinvesteringen zijn structureel. Daarmee geven we vertrouwen aan studenten, docenten en onderwijsbestuurders om gezamenlijk het budget in te zetten.
  • Medezeggenschappers van opleidingscommissie tot centrale (studenten-)raad krijgen goede ondersteuning, faciliteiten en tijd via een landelijk vastgesteld kader voor de ondersteuning. In dat kader worden tenminste een hoger minimumaantal uren voor alle medezeggenschapslagen, een minimumbudget voor scholing, een minimumbedrag om studievertraging te compenseren en informatie over de faciliteiten vastgelegd.

Binnen de opgave voor meer passende woningen is er bijzondere aandacht nodig voor starters en studenten. Duizenden studenten, net afgestudeerden en starters hebben op dit moment geen zicht op een (betaalbare) woning.

Binnen de opgave voor meer passende woningen is er bijzondere aandacht nodig voor starters en studenten. Duizenden studenten, net afgestudeerden en starters hebben op dit moment geen zicht op een (betaalbare) woning.

  • De opkoopbescherming voor betaalbare koopwoningen wordt verlengd tot 2027. Hiermee beschermen we de kansen van starters.
  • Starters die samen een wooncoöperatie willen opzetten krijgen meer ondersteuning. Onderzocht moet worden hoe ook financiële instellingen en woningcorporaties meer ondersteuning kunnen bieden aan deze gemeenschappelijke woonvormen.
  • D66 wil dat in zoveel mogelijk gemeenten een raad van woningzoekenden wordt opgezet om de belangen van woningzoekenden beter te vertegenwoordigen. Zij worden actief betrokken bij inspraak en besluitvorming over woningplannen in gemeenten.
  • Het landelijk initiatief koopstartfonds wordt een revolverend fonds waarin ook commerciële partijen kunnen investeren. Hierdoor zorgen we voor voldoende middelen voor de realisatie van starterswoningen en dat ook in economisch slechte tijden betaalbare starterswoningen gefinancierd kunnen worden.
  • D66 wil meer nieuwe studentenwoningen. Daarom willen we dat woningcorporaties zich extra inzetten voor studentenwoningen. Daarnaast komt er een landelijke financiële impuls om de bouw van studentenwoningen te realiseren.
  • Voor D66 is de inzet dat minimaal een kwart van de nieuw te bouwen studentenwoningen gemeenschappelijke ruimtes hebben, dit zijn onzelfstandige woonruimte (studentenkamers). We verbeteren het woonwaarderingsstelsel zodat het realiseren en verduurzamen van deze studentenkamers haalbaar en betaalbaar wordt. In studentensteden met de grootste tekorten komen er onder regie van het ministerie van Binnenlandse Zaken studentenhuisvestingspacten. Dat zijn versnellingsafspraken tussen Rijk, gemeente, bouwers, woningcorporaties en onderwijsinstellingen.
  • D66 wil dat onderwijsinstellingen die willen groeien medeverantwoordelijk worden voor de huisvesting van de extra studenten die naar deze instellingen komen.

Wetenschap vergroot de kennis van onszelf en de wereld om ons heen. Het staat aan de basis van een bloeiende, creatieve en nieuwsgierige samenleving. Je kunt vooraf niet voorspellen welke ideeën, inzichten of nieuwe technieken uit de wetenschap komen. En daarom moet je de ruimte laten voor verschillende achtergronden en perspectieven. Het is het een onmiskenbare pijler van de kenniseconomie. Het draagt bij aan het welzijn en de welvaart van de toekomst. De Europese Unie speelt hierin een belangrijke rol. Door vrij verkeer en talrijke wetenschappelijke programma’s zoals Horizon kunnen we de wetenschap versterken.

Wetenschap vergroot de kennis van onszelf en de wereld om ons heen. Het staat aan de basis van een bloeiende, creatieve en nieuwsgierige samenleving. Je kunt vooraf niet voorspellen welke ideeën, inzichten of nieuwe technieken uit de wetenschap komen. En daarom moet je de ruimte laten voor verschillende achtergronden en perspectieven. Het is het een onmiskenbare pijler van de kenniseconomie. Het draagt bij aan het welzijn en de welvaart van de toekomst. De Europese Unie speelt hierin een belangrijke rol. Door vrij verkeer en talrijke wetenschappelijke programma’s zoals Horizon kunnen we de wetenschap versterken.

  • We maken het wetenschapsfonds van vijf miljard voor de komende tien jaar structureel.
  • Hiermee zijn we de weg ingeslagen van flinke investering in wetenschap en wetenschappers en werken we naar de Lissabondoelstelling om 3 procent van ons nationaal inkomen aan onderzoek en innovatie te besteden om de kenniseconomie overeind te houden.
  • Een fors deel van de budgetverhoging van het wetenschapsfonds gaat direct naar universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen. Zij kunnen zo meer ruimte voor excellent onderzoek creëren. Samen met instellingen maken we plannen om te voorkomen dat dit leidt tot extra druk op het subsidiesysteem.
  • D66 wil de vaste bekostiging verhogen en het aandeel variabel verlagen. We geven zo meer zekerheid aan universiteiten en hogescholen over hun budget. Op dit moment is deze zeer afhankelijk van het aantal studenten. Daarmee worden krimpgebieden onevenredig hard geraakt. En doordat de bekostiging hard omlaaggaat, worden ook de minder populaire opleidingen sneller gesloten. Dan gaat de spiraal van minder studenten nog harder omlaag.
  • In de huidige wijze van begroten zijn binnen het onderwijs bezuinigingen nodig als er meer studenten zijn dan eerder verwacht. Dat is onwenselijk. We zetten de raming daarom aan het begin van een kabinetsperiode vast. Extra kosten hoeven dan niet op de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te worden opgevangen.
  • We bevorderen dat de Einstein telescoop in de Euregio Maas-Rijn gesitueerd wordt.

De wetenschap staat onder druk en vraagt onze bescherming. D66 staat pal voor de waarde, veiligheid en vrijheid van de wetenschap. Elke onderzoeksrichting is van waarde, elke discipline en alle vormen van onderzoek. Wetenschappers werken wereldwijd samen en delen kennis zonder betaalmuren. Mede daardoor weten ze in een korte tijd grote stappen te maken. We hebben er bovendien allemaal baat bij dat kennis vrij gedeeld wordt en niet gehinderd wordt door commerciële kortetermijnbelangen. Wij maken van open wetenschap daarom ‘het nieuwe normaal’.

De wetenschap staat onder druk en vraagt onze bescherming. D66 staat pal voor de waarde, veiligheid en vrijheid van de wetenschap. Elke onderzoeksrichting is van waarde, elke discipline en alle vormen van onderzoek. Wetenschappers werken wereldwijd samen en delen kennis zonder betaalmuren. Mede daardoor weten ze in een korte tijd grote stappen te maken. We hebben er bovendien allemaal baat bij dat kennis vrij gedeeld wordt en niet gehinderd wordt door commerciële kortetermijnbelangen. Wij maken van open wetenschap daarom ‘het nieuwe normaal’.

  • D66 steunt het programma ‘erkennen en waarderen’ waarin voorstellen staan om de loopbanen in de wetenschap te versterken, teamprestaties beter gewaardeerd worden, open science versterkt wordt en gefocust wordt op kwaliteit en leiderschap.
  • We stimuleren samenwerking tussen opleidingen en onderzoekersgroepen. Sectorplannen die hieraan bijdragen krijgen een vaste plek in de financiering.
  • Een deel van het onderzoeksgeld wordt geoormerkt voor (ongebonden) fundamenteel onderzoek.
  • We verweven onderzoek en onderwijs in alle vormen van het vervolgonderwijs. We hebben meer aandacht voor praktijkgericht onderzoek in mbo en hbo.
  • We stimuleren het gesprek tussen wetenschappers en de samenleving, onder andere via het Nationaal Centrum voor Wetenschap & Maatschappij (NEWS).
  • We pleiten voor vrije toegang tot onderzoeksartikelen voor al het publiek gefinancierde onderzoek. Hierbij hanteren we het principe “open als het kan, gesloten als het moet”.
  • We geven onderzoekers het recht om onderzoeksdata openbaar te maken. Data zijn vaak de grondstof voor algoritmes. Door grote hoeveelheden data te combineren, kunnen we sneller wetenschappelijke doorbraken bereiken. We voorkomen dat data achter een betaalmuur verdwijnen.