Abel Herzberg-lezing – Sigrid Kaag
Op 30 september 2018 sprak Sigrid Kaag de Abel Herzberglezing uit in Amsterdam. Een oproep om niet stil te zijn.
Stilte. Alles begint in stilte. Zonder contrast tussen stilte en geluid horen wij niet. Alles is omgeven door stilte. Alles keert terug naar stilte. Zonder stilte kunnen we elkaar niet verstaan.
Boris Pasternak, dichter, componist, Nobelprijswinnaar, zoon van een pianiste, noemde stilte: ‘het mooiste dat ik ooit heb gehoord.’ Net als Pasternak ervaar ik kracht in stilte. Het is dus met de nodige schroom, dat ik dit podium betreed, om de stilte te doorbreken.
Maar ik doorbreek die stilte uit overtuiging. Omdat ik geloof dat stilte niet altijd heilzaam is. Daar wil ik het vandaag over hebben. Dank dat u bent gekomen.
Stilte is voor mij verbonden met mijn herinneringen aan mijn vader. Hij was musicus. Hij genoot van muziek, van improviseren, en vooral; van het contrast tussen stilte en klank. Hij wees mij als meisje op de stilte tussen delen van een symfonie. En op die kleine stiltes, tussen de noten, of in de partituur. ‘Het zijn die momenten’ – zei mijn vader dan – ‘waarin de muziek haar ruimte creëert’.
Als meisje begreep ik dat natuurlijk nog niet helemaal. Maar later wel. Toen ik zelf de stilte opzocht. Tijdens bergwandelingen, met mijn hond Marley. In oude kerken. Of in musea. Momenten van bezinning. Van reflectie. Bijvoorbeeld over mijn kindertijd, waarin ik, naast veel prettige ervaringen, ook werd geconfronteerd met ziekte en dood in mijn persoonlijke omgeving.
Ik heb vroeg leren omgaan met een gevoel van onmacht, met de kwetsbaarheid van het leven. Een memento mori, dat me er toe bracht alles uit het leven te willen halen wat erin zit. Ik wilde iets gaan betekenen. Voor mezelf. En zéker voor anderen.
Deze persoonlijk gevoelde opdracht vraagt vooral om één ding. Verantwoordelijkheid nemen, als dat wordt gevraagd. Dit besef, en vele andere levenslessen zijn ook geboren in stilte. Een stilte die kracht geeft.
Maar er is ook een andere stilte. Een die verre van heilzaam is. Een donkere en bedreigende stilte. Een bepaalde stilte in de samenleving. In de politiek. De stilte van wel weten wat er speelt. Horen wat er geroepen wordt. Maar het er niet over hebben. En er ook niet echt iets aan doen. De stilte van het zwijgen voor het gemak.
De stilte die de plaats inneemt van woorden die té ongemakkelijk zijn, die te veel ‘gedoe’ geven, die gevaarlijk zijn. De stilte van de angst er niet meer bij te horen als je iets zegt over de racistische grappen in een vrienden app groep. De stilte van de cabaretier, die – bang voor bedreiging – een grap niet maakt. De stilte van de politicus, die iets niet zegt omdat het haar of hem stemmen kan kosten.
Die stilte, de stilte van het wegkijken, is onheilspellend. Die stilte kan langzaam maar zeker aanzwellen tot collectief zwijgen. Een zwijgen dat uiteindelijk oorverdovend kan worden. Dat maakt dat we de risico’s in onze samenleving niet meer zien. Dat we de signalen niet meer verstaan.
De bittere les van de geschiedenis is dat in de stilte van het zwijgen de dissonant van stigmatisering, uitsluiting en vervolging manifest wordt. Abel Herzberg worstelde als overlever met de vraag: waarom? Zijn biograaf zei daarover: “Het ging niet zozeer om de gruweldaden. Het ging niet om de laatste stap. Het ging om de eerste… Want dan komen de gruweldaden vanzelf.”
In Amor Fati, schrijft Herzberg zelf: “Menige politieke partij heeft op de leegte gespeculeerd en daarmee tijdelijk succes gehad. Maar de nationaal-socialistische heeft dat consequent gedaan. Uit de leegte is zij opgebouwd”, aldus Herzberg.
De leegte. De stilte. Het verstommen van de redelijkheid. Het gebrek aan krachtige tegenspraak en een waardig alternatief. Dat is de eerste stap. De gruwelijkheden de laatste.
Het is niet meer vanzelfsprekend dat deze woorden worden begrepen.
Het lijden van toen is te onzegbaar groot, zwaar en duister om in het maatschappelijke debat een rol te mogen spelen. Wie verwijst naar de Tweede Wereldoorlog en de aanloop daarnaartoe wordt vaak verweten te demoniseren. Zo lijkt het dat we terecht zijn gekomen in wat Von der Dunk noemt ‘een nieuw taboe’.
De stilte van het zwijgen, als een totaalverbod op een godsdienstige tekst wordt voorgesteld. De stilte van het zwijgen, als een totaalverbod op de bouw van gebedshuizen wordt bepleit. De stilte van het zwijgen, als de gescandeerde roep om het verminderen van de aantallen van een hele bevolkingsgroep wordt opgezweept. Dat is stilte die een sluipend gevaar in zich draagt. Dat is stilte die onze waarden en uiteindelijk ons allemaal bedreigt.
Op 23 juni 1963 doorbrak John F. Kennedy—tot grote ontsteltenis van de voorzichtige, zorgelijke politici die zijn gastheren waren—in zijn toespraak voor het Schöneberg raadhuis in Berlijn de stilte over het onrecht van de Muur. Hij zei: “Freedom is indivisible. If one man is enslaved, all are not free.” Als één mens onderdrukt wordt, zijn allen niet vrij.
Wie zwijgt over de eerste stappen in het proces van uitsluiting van bevolkingsgroepen, van het uithollen van burgerrechten, vrijheid en menselijk waardigheid, verliest ook zelf zijn waardigheid en vrijheid. Wie zwijgt over het onrecht dat zijn medemens wordt aangedaan, verliest ook zijn eigen recht.
Door te zwijgen over onze geschiedenis, over de dingen die te groot, te pijnlijk zijn, doorbreken we de verantwoordelijkheid die ons verbindt met onze voorouders en ons nageslacht. We doorbreken de lijn van onze ontwikkeling. De lijn van onze opgang als mens, hoe grillig die lijn soms ook is, en hoe diep de dalen soms ook zijn.
Wie de gewelddadige geschiedenis van ons Europese continent doodzwijgt en daardoor niet meer weet tot welk menselijk lijden nationalistisch geweld leidt, wie niet meer weet wat voor zinloze armoede en verlies wordt veroorzaakt door economische en monetaire concurrentie tussen landen, hoeveel kansen voor ontwikkeling en welvaart er verloren gaan door achterhaald protectionisme en handelsbarrières, die kan de enormiteit van het slagen van de Europese eenwording niet meer op waarde schatten. En wat niet meer op waarde wordt geschat, kan verloren gaan.
Soms heb je buitenstaanders nodig om te beseffen wat de waarde is van de dingen die je vanzelfsprekend bent gaan vinden.
Obama noemde de Europese Unie—met meer dan 500 miljoen mensen, 24 talen in 28 landen, waarvan 19 met een gezamenlijke munt, en waar de gemoederen vooral nog hoog oplopen over welk voetbalteam of welke Eurosongfestival artiest beter is: “One of the greatest political and economic achievements of modern times.” Waarbij hij er op wees dat: “Parents are willing to walk across deserts, and cross the seas on makeshift rafts, and risk everything in the hope of giving their children the blessings that you enjoy — blessings that you cannot take for granted. This continent, in the 20th century, was at constant war. People starved on this continent. Families were separated on this continent. And now people desperately want to come here precisely because of what you’ve created. You can’t take that for granted.”
Het geweld dat ons continent eeuwen heeft verscheurd, is niet zo maar bedwongen. Als het in het eenwordingsproces even moeilijk werd, bestond altijd weer de neiging terug te kruipen in de eigen, oude, vertrouwde, nationale schulp. Om toe te geven aan het comfort van de oude reflexen van nationale stammenidentiteit en animositeit. Vele malen werd het project dood verklaard. Maar uiteindelijk wist een generatie Europese leiders vorm te geven aan hun visie in het naoorlogse Europa. Met geduld en volharding werd de Europese eenheid—in de woorden van Konrad Adenauer—de droom van enkelen, de hoop van velen en de noodzaak voor ons allen.
Nee, het ging niet vanzelf. Het ging ook niet zonder enorme, nieuwe, creatieve, zelfs revolutionaire gedachten. De Europese Unie is dan ook niet zo maar een afspraak die je af kunt zeggen of uit kunt stellen. Het is anders. Het is een nieuwe, zelfstandige eenheid. Een rechtsgemeenschap, een versmelting van soevereiniteiten. Een nieuwe, grotere, soevereine eenheid. Het Europese recht heeft voorrang boven nationaal recht. De eenwording is nooit af. Altijd dynamisch. De eenwording moet bewegen om te leven. Zij gaat telkens verder.
De almaar sterkere inachtneming van de fundamentele mensenrechten in het recht van de Unie en de verknoping met het Europese mensenrechtenverdrag maakt dat Europese burgers beschermd moeten zijn tegen willekeur van hun overheden. Tegen marginalisatie van minderheden. Want juist het beschermen van de minderheid tegen de tirannie van de meerderheid is het genie van de naoorlogse structuur van onze Europese samenleving.
Ons burgerschap en onze vrijheden zijn ook op Europees niveau verankerd. En ja, dat dat bitter nodig is weten we ook uit de geschiedenis van de ondergang van de Weimar republiek.
De Europese Unie en de Europese mensenrechten zijn levende monumenten voor de generatie van Abel Herzberg. Een institutionele verankering van menselijke waardigheid. Gelijkheid.
Hoe navrant, hoe onverteerbaar is het dan, dat we steeds meer stemmen horen, die zeggen: weg met de multilaterale orde. Weg met het Europese recht. Universele mensenrechten, ja, maar dan alleen binnen de grenzen van ons land en alleen voor ons soort burgers!
We merken steeds meer dat delen van de samenleving vatbaar zijn voor halve waarheden, manipulatie, fake news, die de internationale orde typeert als ‘cultuur-marxistisch project’. Mensen worden zelfs verleid met een bedrieglijke notie van een romantisch 19de-eeuwse nationalisme. Een zogeheten ‘terugkeer’ naar de soevereine natiestaat. De internationale orde moet worden gesloopt. We moeten worden bevrijd van tirannieke elites. In Brussel, New York, Berlijn of Parijs. Die hun eigen nationale trots zouden verloochenen.
Spreken is zilver, zwijgen is goud. Maar niet als het om universele waarden gaat. Niet als het gaat om positie nemen tegen antisemitisme. Tegen xenofobie. Tegen racisme.
Wij kunnen grote ideeën met de feiten en idealen bevechten. En daarom zeg ik hier onbeschroomd: ik geloof in de kracht van internationale samenwerking. De Europese Unie is een uitdrukking van idealen, moed en visie. Europa is ook een lotsgemeenschap. Ik geloof in het internationale en Europese bestel dat we hebben opgebouwd in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Hervorming? Ja. Afbraak? Nee.
Ik ben geboren in 1961 in Rijswijk. Ik ben Nederlandse. Ik ben Europeaan. Een voorrecht dat ik nergens aan te danken heb. Talent, ambitie, hard werken, het heeft er allemaal niets mee te maken. De enormiteit van het voorrecht is er niet minder om.
Wij wonen in een prachtig land. Niet omdat Nederland rijk is. Maar omdat Nederland vrij is. Met een sterke democratische rechtsorde. Waarin grondwaarden van ons allemaal zijn. Waarin mensen gelijk zijn voor de wet. Waarin iedereen zich vrij kan uiten. Een land met vrijheid van godsdienst. Waarin rechters onafhankelijk oordelen. Waar we verschillen tussen mensen respecteren. Waar we zorgvuldig omgaan met de rechten van minderheden. Dit zijn de fundamenten van onze democratie en onze rechtsstaat. Zoals ik net zei: deze zijn niet vanzelfsprekend. En vergen dagelijks onderhoud.
Hoe komt het nu dat deze rechten en waarden in Nederland zo sterk zijn verankerd? Het antwoord daarop lijkt misschien logisch. Omdat deze in onze Grondwet staan. Omdat wij ons hebben aangesloten bij een scala van internationale verdragen die deze waarden en rechten garanderen. Omdat wij lid zijn van de Verenigde Naties, die bepaalde ondergrenzen van ons verwacht, maar ook ambitie en normering. Maar deze antwoorden zijn niet afdoende.
De meeste landen waar journalisten worden opgepakt, waar bepaalde groepen mensen zijn uitgesloten van verkiezingen en waar een onafhankelijke rechtspraak ontbreekt, hebben een Grondwet.
De meeste landen waar vrijheid van meningsuiting wordt beknot, waar academici niet kunnen publiceren wat ze willen en waar vrouwen tweederangsburgers zijn, zijn partij bij diezelfde internationale verdragen die juist dit handelen verbieden.
De meeste landen met een ‘President Voor Het Leven’ schrijven verkiezingen uit, hebben grondrechten die zwart op wit in de wet staan, en die claimen minderheden te beschermen.
Onafhankelijke rechtspraak is in deze wereld niet vanzelfsprekend. De bescherming van grondrechten vloeit niet automatisch voort uit een Grondwet, of uit internationale verdragen.Nee. Er is iets anders aan de hand. Iets fundamentelers.
Deze rechten en waarden zijn zo sterk verankerd in Nederland, omdat wij allemaal overtuigd zijn dat deze rechten en waarden onvervreemdbaar en onomstotelijk zijn. Dat wij ervan uitgaan dat zij voor ons allemaal gelden. Dat de scheiding der machten voor ons allemaal werkt. Dat onze instellingen éérlijk en betrouwbaar zijn. Dat onze journalisten echt vrij zijn. Dat er waarden en principes zijn die niet onderhandelbaar zijn. Dat wij als mensen, in de meest fundamentele zin van het woord, gelijk zijn. En dat de staat ons daarom, als het gaat om fundamentele vraagstukken, gelijkwaardig moet behandelen.
Onze Grondwet is een prachtige tekst. Maar kan niet alleen voor juristen voer voor studie zijn. Een Grondwet moet worden gedragen door de samenleving. Moet leven in de harten van mensen.
Dames en heren,
Mijn werk heeft mij op plekken gebracht waar het leven van gewone mensen grote uitdagingen kent. In Soedan en Kenia. In Syrie en Libanon. In Irak, Jordanie en de Democratische Republiek Congo. In Mosul, in Irak heb ik op de grijze puinhopen gestaan waar ooit huizen stonden. Daar sprak ik met een man en vrouw, die hun kinderen stevig vasthielden. Ze vertelden verdwaasd dat ze door de oorlog tegen ISIS een kind hadden verloren. Ze vroegen zich wanhopig af: hoe te beginnen met het opbouwen van een nieuw bestaan? In Congo zag ik wezenloze peuters. Ik sprak met ontheemde Congolese vrouwen in een huisje van tentdoeken en koeienmest. Een van hen vertelde mij, dat toen zij op de vlucht sloeg, zij slechts twee van haar vijf kinderen kon meenemen. Een andere vrouw sprak over de brandende pijlen, waarmee zij en haar kinderen werden bestookt.
Deze beelden en verhalen zullen mij niet verlaten. Maar er blijft ook iets anders hangen.
Aan de ene kant: de trots en waardigheid van mensen die een ‘normaal’ bestaan willen opbouwen. Dat heb ik overal gezien. Aan de andere kant: de duisternis van een ontbrekende of ontrafelende rechtsstaat. Het gevaar van uitsluiting. De marginalisering van kwetsbare groepen. En het risico op conflict dat hiermee gepaard gaat.
Toen ik begon bij Buitenlandse Zaken, net na de val van de Muur, was de euforie voelbaar. Wij dachten dat de donkere pagina’s uit de geschiedenis definitief achter ons lagen. Definitief waren omgeslagen. De jaren negentig van de vorige eeuw voorspelden het ‘Einde van de Geschiedenis’! De grote ideologische clashes zouden verleden tijd zijn. Het liberalisme had gewonnen! Het zou nooit meer economische crisis worden!
De democratische rechtsstaat zou, ook op plaatsen waar deze nog niet was gerealiseerd, snel wortel schieten. De Koude Oorlog had duidelijk een winnaar. Mensen die de democratie eenmaal hadden gekend, zouden deze altijd bewaken, beschermen en behouden. De globalisering zou mensen nog dichter bij elkaar brengen.
De technologie zou ons bevrijden, door iedere wereldburger met een klik van de muis toegang te geven tot alle kennis die de mensheid ooit voortbracht. We zouden voorgoed weten wat feit is én fictie is. Maar… het ‘einde van de geschiedenis’ werd niet bewaarheid .
De jaren ’90 brachten economische voorspoed. Dat is waar. Maar het einde van de geschiedenis werd niet bewaarheid.
Behalve de boude poging de loop van de geschiedenis te voorspellen, kunnen we de triomfale vooruitgangsdenkers eigenlijk niet zo veel kwalijk nemen. Het lijkt namelijk bijna onmogelijk écht buiten ons heden te treden en de stroom van de geschiedenis te overzien. Laat staan die van de toekomst.
En ik denk daar vaak aan: hoe zal een toekomstig historica terugkijken op onze tijd van onbehagen en vervreemding en de politieke verandering die dat in onze tijd al heeft voortgebracht? Zal zij, in de 22ste eeuw, als zij schrijft over de huidige internationale politiek, haar onderwerp en de context echt tot leven kunnen brengen zodat het een realistische echo oproept van onze actuele werkelijkheid? Zal zij een narratieve boog kunnen ontdekken van de gestaag afkalvende ethiek van leiderschap? Zal de ontwrichting van het systeem van informatievoorziening door sociale media nog navoelbaar zijn? Zal de impact van de ontgoocheling veroorzaakt door de bankencrisis en de gebrekkige afrekening nog herkenbaar zijn? Zal ongelijkheid worden herkend als drijvende kracht van de politieke polarisatie en als factor in de afbraak van sociale samenhang en de vermindering van stabiliteit en veiligheid? Vergaan de gruwelijke details van terreuraanslagen in de mist van de tijd ? Zal het gevoel van onmacht ten opzichte van de gruwelen van Syrië nog begrepen kunnen worden?
Dames en heren,
De democratische rechtsstaat beleefde na de val van de Muur geen vanzelfsprekende triomftocht. In het laatste jaarrapport “Freedom in the World” constateert de denktank Freedom House dat het jaar 2017 het twaalfde opeenvolgende jaar was waarin democratische vrijheden wereldwijd afnamen . Volgens diezelfde denktank was 2017 een crisisjaar voor democratie als wereldwijd fenomeen. Vrije verkiezingen, de rechten van minderheden, de vrijheid van de pers en de rechtsorde wereldwijd steeds meer onder druk te staan . Freedom House stelt dat de democratie zich op dit moment in de meest serieuze crisis in decennia bevindt. De “Democracy Index” van The Economist onderschrijft deze bevindingen.
Ons land bevindt zich op alle lijsten die kwaliteit van leven meten gelukkig nog in de absolute wereldtop. Maar dit Nederland staat ook onder druk, horen wij met enige regelmaat in het publieke debat. Omdat een grotendeels onbenoemde ‘elite’ het land in de uitverkoop zou hebben gedaan. Omdat Brusselse dictaten bepalen wat er in Nederland gebeurt. Omdat Nederlandse rechters niet meer dan marionetten zouden zijn van een bepaalde politieke partij. Omdat zogeheten ‘linkse academici’ een ‘politiek correcte’ versie van de werkelijkheid aan hun studenten zouden onderwijzen. Wij worden gewaarschuwd dat we worden aangevallen door een atypische vijand, die ons eigen uniform draagt.
We zien de roep om een sterke man, die redding zal brengen. Feiten zijn geen feiten meer. De pers is een tegenstander. Het tribale identiteitsdenken wint terrein. Het denken waarin mensen niet worden beschouwd als de complexe wezens die zij zijn.
Als ik naar mijzelf mag kijken: ik ben vrouw. Katholiek opgevoed. Een Nederlander. Mijn enige nationaliteit. Ik was diplomate en nu politica. Een echtgenote, en moeder van vier kinderen. Die soms in Nederland moet uitleggen dat haar dochter, die anders oogt, inderdaad haar dochter is. Soms word ik, vanwege mijn huwelijk en carrière, behandeld als vreemdeling in eigen land. En dan vraag ik me af: wie bepaalt dat eigenlijk? Wie de Nederlandse vreemdeling is, en wie niet? In het stereotype hoor ik daar soms kennelijk toe, en pijnlijker: ook mijn kinderen. Het raakt me. Het motiveert me.
Identiteit is nooit monolithisch, maar gelaagd en complex. Het is een recht je eigen identiteit te bepalen, te groeien en te leren, en je gevoel van zelf te definiëren op basis van levenservaring. Identiteit wordt gevormd door opvoeding, door vrienden die je maakt, door je levensovertuiging, door boeken die je leest, door reizen die je maakt, door ontmoetingen met wildvreemden, en door persoonlijke ambitie en ontwikkeling. Ook in teleurstelling en tegenslag wordt persoonlijke diepgang en menselijkheid gevormd. Vaak juist op die momenten waar je jezelf en anderen tegenkomt. Mensen kunnen dus niet worden gereduceerd tot één kenmerk van hun wezen. Tot ‘de kosmopoliet’. ‘De immigrant’. ‘De moslim’. ‘De jood’.
Identiteitspolitiek kan funest uitwerken. Dat heb ik als VN-diplomaat van dichtbij gezien. Maar belangrijker nog: het is de belangrijkste les van de 20e eeuw.
Als we ons onzeker voelen, kan het comfortabel zijn onze “eigen” stam op te zoeken. Maar als dit verwijdering van anderen betekent, leidt dit tot uiteindelijk tot segregatie . Tot ontmenselijking. Dat is ook de les van de Shoah.
En één ding weet ik zeker: op het kabaal van de stem van de angst voor de ander, kan stilte niet het antwoord zijn. De stem van redelijkheid, respect en tolerantie zal altijd als tegengeluid moeten worden gehoord. In de politieke arena. In het maatschappelijke debat. En ook in de huiskamer en in het café. Wij mogen het niet onweersproken laten. Stilte is dan levensgevaarlijk.
Maar hoe doorbreken we die? Hoe neutraliseren we het sluipende gif van de angst?
Woorden zijn daarbij onmisbaar. Woorden verbinden ons met het verleden, en helpen ons om verder te komen. We leven in een tijd waarin we de woorden van Abel Herzberg harder nodig hebben dan op enig ander moment sinds ze werden opgetekend. We mogen de geschiedenis niet de mond laten snoeren.
In de Oudemanhuispoort, een van de mooiste plekken in deze mooie stad, staan sinds 1989 deze woorden van Jacques Presser in steen gebeiteld: ‘De doden moeten kunnen spreken en als men hen het spreken belemmert dan sterven ze tweemaal.’
Maar we hebben meer nodig dan woorden alleen. Het weerwoord moet de vorm krijgen van actie, van hoopgevend handelen. Een samenleving is niet alleen samen spraak. Het is vooral samen doen. Iets doen. Niet omdat het moet of omdat het iets oplevert, maar omdat het goed is. Omdat we mede mensen zijn. Omdat we samen leven.
Ieder heeft zijn eigen persoonlijke ervaringen met mensen, bronnen van inspiratie. Ik zie het beeld van zuster Sophie, de moeder-overste van het kindertehuis in Bethlehem, waar ik mijn oudste zoon heb geadopteerd. Ik zie de vermoorde Pater Frans van der Lugt, die in Syrië, in de moeilijkste omstandigheden, mensen met elkaar wist te verbinden. In deze stad denk ik aan Menno ten Brink en Marzouk Aulad Abdellah. De een is de geestelijk leider van de grootste synagoge in Amsterdam. De ander van de grootste moskee in Amsterdam. En ze hebben een vriendschapsband. Ik denk ook aan Johnny de Mol. Die ik ontmoette bij de Nacht van de Vluchteling en de Bijlmer Bajes, waar Johnny een soort ‘pop-up hotel’ voor vluchtelingen heeft opgericht.
Zuster Sophie, pater Van der Lugt, Menno ten Brink, Marzouk Aulad Abdelllah en Johnny de Mol. Hun moed verbindt mensen, generaties en werelddelen.
Ik ga terug naar Boris Pasternak. Eindeloos uitgedaagd door de tirannie van de illiberale autocratie. Dagelijks worstelend met de vraag hoe hij in die situatie moest leven. Wat hij van zichzelf moest verwachten. Hoe hij zich kon uiten?
George Steiner vertelt over een prachtige gebeurtenis, waarin de kracht van het individu wordt onderstreept. Een verhaal dat fungeert als toetssteen van de beschaving.
Het jaar is 1937. Stalins macht is totaal. Het evenement: een schrijverscongres in Moskou. Kunstenaars, wetenschappers, journalisten en iedereen die zich ook maar een centimeter tegen Stalin durft te verzetten werd gezuiverd. Pasternak krijgt van de geheime politie te horen dat hij wordt gearresteerd als hij zich uitspreekt tegen Stalin, om de vanzelfsprekende reden. Maar dat hij óók wordt gearresteerd als hij zich niet uitspreekt tegen Stalin, in verband met ironische insubordinatie. Het congres duurt drie dagen. Zo’n tweeduizend schrijvers zijn aanwezig. Alle speeches zijn een ode aan kameraad Stalin, aan vader Stalin, aan het Leninistisch-Stalinistische model van de waarheid.
Op dag één laat Pasternak niet van zich horen. Op dag twee laat Pasternak niet van zich horen. Op dag drie zeggen zijn vrienden: “Boris, ze gaan je vandaag arresteren. Zeg alsjeblieft iets wat wij nodig hebben, waar wij hoop uit kunnen putten.”
En uiteindelijk staat Pasternak op. Je kan een speld horen vallen. En hij noemt…een getal. En de zaal snapt direct waar hij naar verwijst. Een sonnet van Shakespeare, waar Pasternak een beroemde vertaling van maakte. Sonnet 30.
Pasternak begint te reciteren en de tweeduizend aanwezigen volgen hem uit het hoofd:
Wanneer ik verzonken in troostgevende gedachten
Terugdenk aan het verleden,
Betreur ik mijn falen in alles wat ik wilde bereiken,
En ik herinner me met spijt hoe ik mijn beste jaren verspilde.
Hiermee zeiden de tweeduizend in de zaal eigenlijk alles wat gezegd kon worden. Wij bezitten iets dat niet kan worden afgepakt. Pasternak heeft ons iets gegeven dat nooit verdwijnt. En de geheime politie arresteerde hem niet.
Dames en heren,
Wij bevinden ons niet Moskou in 1937. Van ons wordt niet zo’n meeslepende handeling gevraagd. Maar er wordt – hier, nu, op dit moment, van ons allemaal, zonder enige mentale reservering – wel degelijk iets groots gevraagd. Om in het felle licht van de urgentie van dit moment in de geschiedenis niet stil te zitten.
Wat zal het oordeel zijn van onze historica, die in de 22ste eeuw terugkijkt op onze tijd van onbehagen en vervreemding?
Ik hoop dat zij uiteindelijk zal kunnen zien en erkennen dat wij in staat waren het tij te keren. Dat niet de polarisatie en kunstmatige tegenstellingen, maar verbinding de norm werd. Daarom ben ik de politiek ingegaan.
Ja, wij moeten altijd zorgen en angsten van onze medemensen erkennen. Ernaar luisteren en samenwerken aan oplossingen. Een vruchtbare dialoog is het antwoord op zorgen. Wij moeten angst niet voeden, maar opvangen. Verschillen proberen te overbruggen, van elkaar leren en daadwerkelijk samen te leven en te beleven. Waarde te geven aan de kansen van anderen, juist diegenen die geen stem of politiek kanaal hebben. Uit overtuiging dat de kracht van verantwoordelijkheid nemen is wat je ermee doet voor een ander, niet voor de eigen achterban of bevolkingsgroep. Door elkaar niet te reduceren tot één kenmerk van ons wezen.
Ook daarom wilde ik terug naar Nederland. Om te kunnen zeggen: Wees niet stil! Wij zijn met velen. Onze stem is nodig. Ons handelen is nodig.