De krachten die Nederland vooruit brengen.

Bekijk de congresspeech van Robbert Dijkgraaf

Robbert Dijkgraaf - Beeld: Jeroen Mooijman

Robbert, hoe gaat het met je? Dat is de vraag die mij het afgelopen jaar het meest is gesteld. En als ik dan zeg “het gaat goed” kijken ze me met een meewarige blik aan. Zo van: Het gaat niet goed met Robbert, want hij denkt dat het goed met hem gaat. Het gaat echt goed. Met mij. Met D66. En als we ons best blijven doen, ook met ons land en de wereld.
 
Beste mensen, waarom denk ik dit? Aan het eind van de dag stel ik mijzelf de vraag: Is mijn batterij leeggelopen of opgeladen? Na de afgelopen tien maanden, kan ik zeggen, bijna iedere dag staat mijn batterij op 100 procent.
 
Laat ik een paar van die momenten met u delen die mij opladen. Die mij hoop en vertrouwen in de toekomst geven. En misschien u ook wel.
 
Ik begin hier, in Rotterdam. Mijn eigen geboortestad.
Maandagochtend, negen uur, op Zuid. Een mbo-student deelt zijn verhaal. Het ging niet goed met hem. School liet hij links liggen. Hij raakte zelfs verstrikt in criminele kringen. Maar een docent bleef aan hem trekken, terug de school in. Hij redde zijn leven. Nu helpt deze student zelf anderen. Hij vertelt het met tranen in zijn ogen. Ik houd het ook niet droog. Iets totaal anders. Een prijswinnend leerbedrijf, wereldkampioen in het herstellen van oude sportauto’s.  De eigenaar vertelt dat hij studenten aanneemt aan de hand van één vraag: Rij je een brommer en heb je die ook opgevoerd? Zijn succesformule is totaal vertrouwen. Jongeren met ADHD of een andere beperking bloeien hier op.
Of studenten in Leeuwarden die direct werken met slachtoffers van de kinderopvangtoeslag.
Deze week nog in Zeeland een team van mbo, hbo en wo-studenten in Zeeland die samen onderzoek doen aan gezonde voeding uit zee.
Zo kan ik nog uren doorgaan.
Dit is de kracht van de volgende generaties. Zij maken hun eigen toekomst. Waar mijn generatie mooie plannen voor maakt, daar beginnen zij gewoon mee.
Zonder historische bagage waarom het allemaal niet kan.
Wat mij iedere dag oplaadt is wat Erasmus – die grote Rotterdamse humanist – vele eeuwen geleden al wist. Zijn woorden staan hier bij de uitgang van de metro op het Wilhelminaplein: “Jonge mensen zijn de hoop van een land”


Het is de paradox van de vooruitgang. Iedere dag zien we slecht nieuws op de voorpagina van de krant en in de talkshows. Maar na tientallen jaren slecht nieuws blijkt onze wereld toch veel beter geworden. Zo lag anderhalve eeuw geleden de gemiddelde levensverwachting in Nederland nog onder de veertig jaar. Toen kon alleen een kleine stedelijke elite naar een middelbare school. Mochten iedere jaar een paar honderd jongens studeren. Dat zijn geen loze statistieken. Mijn overgrootvader werd geboren in 1858. In een gezin van tien kinderen. Slechts drie van hen mochten volwassen worden.
Mijn grootvader verloor zijn bedrijf in de crisisjaren en schreef zondags achter een tafeltje voor zijn arbeidershuisje brieven voor zijn analfabete buren.
Mijn vader was de enige in een gezin van negen die niet als tiener moest gaan werken. Ik was de eerste in mijn familie die ging studeren. Laten we waken voor misplaatste nostalgie. Het verlangen naar een tijd die er nooit is geweest.  Zoals in de cartoon waar een man tegen z’n vrouw zegt: “Vroeger, toen alles slechter was, was alles beter.”
 
Er zijn harde krachten en zachte krachten in de wereld.
De harde krachten zijn oorlogen, crises en natuurrampen. Gebeurtenissen die ons schokken en ons ineens op achterstand zetten. De zachte krachten zijn onderwijs en wetenschap, kunst en cultuur, sport en vrijwilligerswerk, sociale strijd en emancipatie. Zij geven de gestage klim van de vooruitgang, stapje voor stapje, zoals Zwitsers een berg beklimmen. Die stappen vooruit worden iedere dag gemaakt. Door mensen voor de klas.
Aan het bed. Op het trainingsveld van de vereniging.
Op het plein in de buurt. Al die stappen voorwaarts zien we nooit in het nieuws. Maar ze tellen wel op tot iets groots. Een sprong voorwaarts. De zogenaamde zachte krachten zijn juist oersterk. Het zijn de opbouwende krachten van vooruitgang en ontwikkeling die onze samenleving rechtvaardiger en inclusiever maken. Die onze vooringenomen denkbeelden afschuren. Zoals een stroompje water langzaam maar zeker een diepe geul in een rotsblok slijt.
 
Deze dagen voelen we allemaal de afbrekende krachten. De afschuwelijke oorlog in Oekraïne, de radeloze vluchtelingen, de energiecrisis en de inflatie die iedereen raakt, de enorme klimaatopgave. Ze geven ons het gevoel dat we de controle over ons leven verliezen.
Deze harde klappen moeten we opvangen. De overheid dient haar burgers te beschermen. Ik ben er trots op dat onze bewindspersonen daar dag en nacht aan werken. Zij stellen onze verdediging veilig en onze energievoorziening en onze financiën.
En we hebben een fantastische fractievoorzitter die dit ook allemaal politiek mogelijk maakt. Want het zijn geen gemakkelijke tijden. We gaan met z’n allen door grote veranderingen. We botsen tegen de grenzen van natuur en milieu. Tegen een nieuwe politieke en economische werkelijkheid. Het is een uitdaging om bij iedere stap voorwaarts het evenwicht en de samenhang te bewaren. Maar vergis je niet. Dit is niet nieuw. Iedere tijd heeft zulke verschuivingen meegemaakt.
We hebben afscheid genomen van zware industrie met slecht betalende banen in scheepsbouw en massatextiel. Nu zijn we het meest innovatieve land van Europa met in Eindhoven het grootste hightechbedrijf.
Als wereldgemeenschap hebben we de smog van kolenkachels uitgebannen, zure regen gekeerd en het ozongat gedicht. Als we dat kunnen, kunnen we ook het klimaat en de natuur redden.
 
Voor 10 januari kon ik mezelf de luxe permitteren om overal een mening over te hebben. Nu vraagt u mij als minister van onderwijs terecht: wat doe je eraan? Hoe geef jij de jeugd de toekomst? Het antwoord is: we doen heel veel. Veel meer dan vorige kabinetten. Wij hebben de grootste investering in de volle breedte van het onderwijs gemaakt sinds tientallen jaren. Zo zijn er nu middelen voor rust en ruimte voor docenten en jonge onderzoekers. En met de basisbeurs en energietoeslag ook eerlijke financiële ondersteuning voor studenten.
Maar het is nog niet genoeg. Er is nog zoveel meer te doen. Bovenaan mijn lijstje staat het definitief uitbannen van het negentiende-eeuwse model in het onderwijs.
We moeten stoppen met denken in termen van hoger en lager. De ladder kantelen tot een waaier, waarin alle onderwijsvormen niet bovenop elkaar maar naast elkaar liggen en allemaal evenveel meetellen.
Zodat het beroepsonderwijs, met name het mbo, de maatschappelijke erkenning en waardering krijgt die het zo verdient. Zodat alle studenten trots zijn op hun opleiding. En kunnen genieten van het leven buiten de studie. Toegang krijgen tot kroegen, verenigingen en sportclubs. Het kunstmatige onderscheid tussen hoger en lager ondergraaft de cohesie van de samenleving. Het is een afvalrace die alleen maar verliezers kent. Maar als iedereen naar aanleg en voorkeur in het horizontale vlak van de waaier zijn mogelijkheden kan ontplooien, versterkt dat juist onze samenhang. En daarmee de weerbaarheid en de vrijheid van ons allen.
 
Kansengelijkheid is vaak een open deur. Letterlijk. Ik hoor zo vaak: de deur staat open voor iedereen. Maar dat is een loze boodschap als je van ver komt. Als de weg naar die open deur vol barrières zit. Zodat je altijd achteraan moet aansluiten. Of dat je, eenmaal binnen, het zoveel meer moeite kost om gezien en gehoord te worden. Vrijblijvende maatregelen en goede bedoelingen gaan het verschil niet maken. Gelijkheid vraagt stevig en ongelijk ingrijpen. Daarom ben ik zo blij dat we een eind gaan maken aan stagediscriminatie in het mbo.
 
Ik heb trouwens moeite met het woord kansengelijkheid. Alsof het leven een loterij is. Of het best haalbare een lot voor iedereen is. We moeten de lat hoger leggen. Alle jonge mensen verdienen tot hun recht te komen.
Geen gelijke kansen, maar gelijke mogelijkheden om te worden wie je bent. Ieder mens wordt geboren als een zaadje waar een hele eigen boom in zit.  Maar sommige zaadjes worden geplant in een warme kas met genoeg water en voeding. Andere beginnen in een droge vrieskou op arme grond. Laten we daar nou iets aan doen. Al die zaadjes moeten kunnen uitgroeien tot wat ze op het best en mooist zijn. Niet allemaal gelijk, maar allemaal verschillend. Het gaat er niet om of jij in het systeem past, maar of het systeem zich aanpast aan jou. Niet alle rondjes en driehoekjes in een vierkantje proppen. Maar juist ruimte maken voor afwijkende stemmen en perspectieven. Geen inclusie maar expansie. Als kosmoloog leef ik graag in een uitdijende samenleving. Geef ook kennis daarin de volle ruimte.
We zijn hier bij elkaar omdat dertig jaar geleden volhardende onderzoekers de mRNA-vaccins hebben bedacht die alleen al in het eerste jaar wereldwijd zo’n 20 miljoen levens hebben gered. Wetenschap is het radarscherm dat de zwakke signalen uit de toekomst opvangt. Dat ons door de dichte mist van onwetendheid naar een betere wereld leidt. Daarom moeten we ook vóór onze wetenschappers gaan staan, juist voor hen die de moeilijke boodschappen geven. We moeten ons verzetten tegen alle vormen van intimidatie en bedreiging die vrije kennisvergaring ondermijnen.
 
Wat vraagt het van onze samenleving om de opbouwende krachten een kans te geven?
Ik zeg: niet een pantser waarachter we ons verschuilen, maar een ruggengraat die ons sterkt. De evolutie leert ons dat een pantser, een uitwendig skelet, weliswaar directe bescherming biedt, maar op de lange termijn een slecht idee is. Het belemmert verder groei en ontwikkeling. Een pantser sluit je op binnen je eigen schil. Je eigen beperkte wereldje. Daarom wordt de wereld niet geregeerd door kevers of krabben.
Een intern skelet geeft je juist buigzaamheid en onbeperkte ruimte om te groeien. Onze veerkracht moet van binnenuit komen, besloten in de sterkte van onze instituties en gemeenschappen. Vanuit het buitenland keek ik vaak met bewondering en jaloezie naar de traditie die we in Nederland hebben om met elkaar te blijven praten — net zo lang tot we eruit komen.
Ik heb met eigen ogen in de Verenigde Staten gezien hoe gemakkelijk dat proces kan ontrafelen.
Onze innerlijke kracht ligt in dat rommelige, frustrerende gedoe dat we democratie noemen. Dat eindeloos overleggen met slechte koffie in troosteloze zaaltjes waarin iedereen z’n zegje moet doen. Die irritante demonstraties en tegenstemmen die steeds weerklinken. Wil je een leven zonder debat en poldercompromissen, ga dan maar in Moskou wonen.
Juist in deze tijd van internationale spanningen, moeten we vertrouwen dat ons systeem beter werkt dan de geharnaste alternatieven van de autocraten. De krabben van deze wereld. Onze innerlijke vitaliteit is de beste bescherming tegen bedreigingen van buitenaf.
Ik kan talloze wetenschappelijke ontdekkingen opnoemen die onze levens gemakkelijker of welvarender hebben gemaakt, maar weinig kan op tegen de democratische rechtstaat. Deze brengt ons vrijheid, rechtvaardigheid, gelijkheid, gezondheid en welzijn. Voor ons allen.
 
De vijand van de democratische rechtstaat is niet alleen de autocraat die zich tegen het individu keert. Die alles en iedereen naar zijn wil vormt. Het is ook het onbegrensde individualisme waarin iedereen alleen zijn eigen belang nastreeft zonder oog voor de ander. Een wereld waarin iedereen zich in zijn eigen schild terugtrekt. De ware vrijheid is de gedeelde vrijheid. Om onszelf maximaal te kunnen ontplooien en beschermen, moeten we actief bijdragen aan die interne ruggengraat: Onze instituties en gemeenschappen voeden en koesteren. Dit vraagt veel van ons. Boven alles eensgezindheid en verbinding. En dat is niet gemakkelijk. Ons brein is ontworpen om de verschillen juist groter te maken. We trekken dingen graag uiteen. Jij en ik. Zij en wij. We vervangen nuances door zwart en wit. Maken graag een cartoon van de werkelijkheid.
Nog moeilijker wordt het door de afbrekende krachten — van binnen en van buiten — die ons maar wat graag uit elkaar willen spelen. En de verschillen in beton gieten uit politiek gewin of opportunisme.
 
Maar de wereld hangt meer met elkaar samen dan we zelf denken. We bestaan allemaal uit dezelfde deeltjes. Als je duizend jaar terug in de geschiedenis gaat, zijn we allemaal familie. Erasmus zei ook: Ruimte scheidt de lichamen, niet de geesten. Laten we dan ook stoppen met het trekken van kunstmatige grenzen. Tussen stad en platteland. Tussen hoog en laag. Tussen jong en oud. Tussen man en vrouw.
 
Als we de opbouwende krachten — die ons zoveel hebben gegeven — hun werk kunnen laten doen, dan ben ik optimistisch over de toekomst. Dr. Martin Luther King zei: “De boog van het morele universum is lang, maar buigt zich naar gerechtigheid.”
In die vloeiende kromme naar boven, in die lange keten van vele generaties, zijn wij slechts een schakel. Maar wel de cruciale verbinding naar de toekomst.
Voor iedere keten geldt dat hij zo sterk is als zijn zwakste schakel. Er ligt daarom een grote verantwoordelijkheid op onze schouders om de sterkste schakel te zijn. En zo de opbouwende krachten van hoop en vertrouwen in vooruitgang veilig te stellen om ze door te kunnen geven aan de komende generaties.