Lees voor

’22: twintig jaar euthanasiewet

In herinnering aan Elida Tuinsta (1931-2021) en haar bijdrage aan de legalisering van euthanasie in Nederland sprak Democraat met D66 Eerste Kamerlid Boris Dittrich. Hij ontmoette Tuinstra voor het eerst in 1985 toen zij Tweede Kamerlid en woordvoerder Euthanasie was. Ruim 14 jaar later zou Dittrich, dan zelf Tweede Kamerlid en woordvoerder Euthanasie, het wetsvoorstel van minister Els Borst succesvol door de Tweede Kamer helpen loodsen.

tekst Leonie Francien Sellies
foto’s Nationaal Archief/Anefo
Dit stuk is eerder verschenen in de Democraat van februari 2022.

Kun je iets meer vertellen over de dag dat je Elida Tuinstra voor het eerst ontmoette?

“In 1981 was ik, net afgestudeerd, advocaat in Amsterdam. Er werd in die tijd een eigen bijdrage ingevoerd voor sociaaljuridische hulp. De meeste advocaten waren het met zo’n extra drempel tot het recht niet eens. Als leden van de Jonge Balie Amsterdam besloten we, samen met de Vereniging Sociale Advocatuur, actie te ondernemen. We zijn in toga op het plein voor de Tweede Kamer gaan demonstreren. Minister Korthals Altes van Justitie stond ons te woord en we hadden een petitie die we wilden aanbieden. Kamerlid Elida Tuinstra nam de moeite om naar buiten te komen om de petitie in ontvangst te nemen. Een afspraak om samen over de problemen rondom de sociale advocatuur te praten is toen gemaakt.”

Wat herinner je je nog van die afspraak?

“Een paar weken later werd ik in het Kamergebouw door haar ontvangen. In een piepklein kamertje met een bureau vol stapels dossiers. Elida luisterde heel geïnteresseerd naar mijn verhalen over de sociale advocatuur. Ook spraken we toen voor het eerst over euthanasie. In de trein terug was ik onder de indruk hoe hartelijk zij was en hoe toegankelijk als Tweede Kamerlid. Ik kijk terug op een warme ontmoeting met een geïnteresseerde en intelligente vrouw.”

D66-Kamerlid Elida Tuinstra tijdens een commissievergadering in de Tweede Kamer over euthanasiewetgeving. Beeld: Nationaal Archief/Anefo

Heb je bij de eerste ontmoeting ook al met haar over het wetsvoorstel legalisering van euthanasie gesproken?

“Elida was toen al met het initiatiefwetsvoorstel bezig en kwam veel in de media. De Volkskrant opende met de indiening van het wetsvoorstel van Elida Tuinstra in 1984. Tien jaar later werd ik zelf Tweede Kamerlid voor D66. Els Borst werd minister van Volksgezondheid en Winnie Sorgdrager minister van Justitie. In 1998, werd ik ook woordvoerder euthanasie en nog dat jaar werd besloten het nieuwe wetsvoorstel in te dienen.”

  • Boris Dittrich

Hoe kwam het nieuwe wetsvoorstel dat minister Borst indiende tot stand?

“Er was op dat moment geen wettelijk regeling. Als een arts een patiënt hielp bij euthanasie dan kon de arts vervolgd worden. Ik werkte in die tijd als rechter in Alkmaar en Adelbert Josephus Jitta, was Hoofdofficier van Justitie. Jitta was lid van D66 én was voorstander van euthanasie. Al in de jaren ’80 heeft hij een zaak aangebracht tegen een huisarts. Hij eiste vrijspraak en wilde zo jurisprudentie creëren. ‘De huisarts heeft weliswaar opzettelijk zijn patiënt gedood, maar dat is zeer zorgvuldig en op vrijwillige basis gebeurd,’ stelde Jitta en eiste vrijspraak. De rechtbank van Alkmaar heeft die argumentatie gevolgd. Elida Tuinstra heeft die criteria, die in die rechtelijke uitspraak staan, als het ware in een wetstekst vertaald. Zij heeft de jurisprudentie politiek gemaakt. Dat was heel belangrijk.”

Hans van Mierlo zei in de tijd van Elida Tuinstra: ‘Op euthanasie gaan we de verkiezingen niet winnen. Dus wij moeten ons op andere thema’s richten’. Het was een flink heet politiek hangijzer. Voor de zichtbaarheid van D66, was het initiatief van Elida wel heel belangrijk. Zij heeft een hele belangrijke voortrekkersrol gehad.”

Wat bedoel je met een heet hangijzer?

“De indiening door Minister Borst vond plaats ten tijde van het tweede Paarse kabinet, in 1998. CDA zat in de oppositie, PvdA en VVD steunden het voorstel. We moesten het voorstel heel voorzichtig door de Kamer loodsen zonder het teveel naar D66 toe te trekken. Door ook de andere partijen hierover het woord te laten voeren in de media zorg je voor meer draagvlak en laat je zien dat het breed gedragen wordt.”

Elida Tuinstra. Beeld: Nationaal Archief/Anefo

Hoe keek ze naar het nieuwe wetsvoorstel?

“Elida was zeer verguld dat dit wetsvoorstel werd ingediend, maar plaatste ook wel kanttekeningen bij bepaalde aspecten. Een moeilijk punt was natuurlijk de laatste wilsverklaring. Dat gaat over de vraag of euthanasie ook mogelijk moet zijn voor mensen die deze wens eerder hebben verklaard en vastgelegd. Dat als ze bijvoorbeeld hun kinderen niet meer herkennen, ze euthanasie willen. Hun wil kunnen ze op dat moment niet meer uiten. Zit je dementerend in een verzorgingstehuis en blij te zingen, dan is het voor een huisarts heel moeilijk. Geef dan nog maar uitvoering aan die op papier gezette wens van vroeger. Deze laatste wilsverklaring hebben we in de huidige euthanasiewet niet geregeld. En is in de praktijk nog steeds veel discussie over.

Elida Tuinstra vond dat als jij doelbewust je laatste wilsverklaring continu hebt vernieuwd. En je weet wat je wilt, namelijk in zo’n situatie niet leven. Dat de huisarts maar over de brug moet komen. Maar dat ging destijds de meerderheid in de politiek te ver. Er is recent wel een uitspraak van de Hoge Raad geweest, waarin een huisarts werd vervolgd voor moord, maar is ontslagen van rechtsvervolging. Dat is een verruiming voor de praktijk, maar de wetstekst is nog steeds hetzelfde. Ik weet van artsen dat deze uitspraak toch wel bevrijdend werkt. De kans op vervolging is wel kleiner.

Hoe kijk je naar de rol van de omgeving en familie bij euthanasie?

“Het is belangrijk om de omgeving erbij te betrekken, maar ze moet geen overwicht krijgen in de besluitvorming. De arts moet altijd uitgaan van een vrijwillige keuze van de patiënt. Maar de familie horen en meenemen in het proces is natuurlijk wel belangrijk.

Mijn moeder heeft een aantal jaar geleden euthanasie gevraagd. Zij woonde in een heel christelijk woonzorgcentrum van de zevendedagsadventisten. Ze was niet gelovig, maar enkel in dat centrum was plaats. De interne huisarts was tegen euthanasie. Mijn moeder was lid van de NVVE [Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde red.] en ging het gesprek aan. De huisarts vertelde dat ze hem had overtuigd en hij aan haar euthanasiewens wilde meewerken. Revolutionair natuurlijk, formeel was dat in dit huis geen optie. Mijn moeder drong er bij mijn zus en mij op aan de euthanasie goed te keuren, onze instemming was voor de arts een voorwaarde.

Het is iets moois om de familie te betrekken, maar het blijft uiteindelijk een beslissing van de patiënt in samenspraak met de arts. Het kan niet op het bord van de familie worden gelegd. Ik neem die huisarts achteraf niets kwalijk, maar het is wel een punt waar ik nu alert op ben. Als er discussie komt bij de evaluatie van de euthanasiewet, heeft dit mijn aandacht.”

Elida Tuinstra. Beeld: Nationaal Archief/Anefo

Hoe was het voor jou en je zus dat de huisarts jullie een doorslaggevende stem hierin gaf?

“Het euthanasiewetsvoorstel is een van de belangrijkste dingen uit mijn Kamertijd waar ik bij betrokken was. Via Els Borst heb ik een korte stage bij een SCEN-arts kunnen volgen. Samen met die SCEN-arts heb ik aan het sterfbed van patiënten gezeten. Maar als het dan je eigen moeder is, dan heb je toch aarzelingen. Mijn zus en ik zijn met mijn moeder ook heel lang het gesprek blijven aangaan. Maar het was haar leven. Ze wist precies wat ze wilde en we hebben dat uiteindelijk geaccepteerd.

Ik ben heel trots op Nederland dat we deze wetgeving voor elkaar hebben gekregen. Het is bescherming voor de arts en voor de patiënt. In andere landen waar ik gewoond en gewerkt heb, bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Duitsland, daar hebben ze geen wetgeving, terwijl artsen wel euthanasie verrichten. De patiënt vraagt het wel, maar het gebeurt onder tafel. In de kern hebben we hier een goede wet. Het blijft belangrijk om goed te luisteren naar artsen en patiëntenverenigingen. Ook bij een wet die al twintig jaar voor veel mensen van grote waarde is.