Maidenspeech Lisa van Ginneken: “Ik ben een overlever.”

Vandaag gaf Tweede Kamerlid Lisa van Ginneken haar maidenspeech. De spreektekst lees je hier.

26.05.2021

“Ik ben een overlever.”

Beeld: D66 – Lisa van Ginneken geeft haar maidenspeech

Vandaag spreken we over het identiteitsbewijs – voor de duidelijkheid: het bewijs van administratieve identiteit. Want dit identiteitsbewijs geeft geen antwoord op de vraag wie ik werkelijk ben. Was het maar zo makkelijk. In mijn geval heeft het veertig jaar geduurd voor ik hardop durfde te concluderen wie ik ben.

Ik was een jaar of zeven, acht. Het was een zaterdagavond. Mijn twee oudere zussen en ik zaten, met fris gewassen haartjes in schone pyjamaatjes – een zaterdagtraditie in ons gezin – voor de tv. Alle drie een bakje keurig verdeelde chips op schoot – nog zo’n traditie uit mijn jeugd. Met het hele gezin keken we tv. Ik weet niet meer welk programma het was, maar er verscheen een man in beeld die vrouw wilde worden. Zo werd het geloof ik genoemd.

Ik zag een vrouw, worstelend met oordelen van de buitenwereld en worstelend met de mannelijke echo van haar lichaam. Om van haar baardgroei af te komen, moest ze een eindeloze reeks ontharingsbehandelingen ondergaan en vóór elke behandeling moest ze haar donkere baardharen een halve week laten groeien. Over haar schouder keken we mee in de spiegel, terwijl ze zichzelf opmaakte. Op haar kaak en kin stonden ontelbaar veel zwarte haren. Ze deed haar best die te negeren, maar op een gegeven moment brak ze. Ze huilde tranen van wanhoop.

Natuurlijk had ik al heel vaak mannen in een jurk op tv gezien, eigenlijk altijd bedoeld om hilariteit op te wekken. Maar dit was niet grappig. En meteen drong tot me door waarom niet: ik voelde verwantschap met deze vrouw. Het voelde alsof ik naar mezelf zat te kijken. Ineens begreep ik mezelf.

Mijn vader vond het ook niet grappig. “Vieze flikker”, gromde hij naar de tv. Het was duidelijk: wat ik voelde, was vies. En dus besloot ik toen om deze gevoelens maar nooit uit te spreken en er ook maar nooit meer aan te denken.
 
Dat besluit, voorzitter, bleek natuurlijk naïef. Het meisje dat ik eigenlijk was, bleef zich in de jaren die volgden steeds opnieuw aan me opdringen. Dat frustreerde intieme relaties, stond open vriendschappen in de weg en vervreemde me van mezelf. Tot ik moedig en sterk genoeg was mijn gevoelens serieus te nemen en de consequenties daarvan te accepteren. En nu sta ik hier, als eerste openlijke transgender vrouw in het hart van onze democratie. En ik weet, dat mijn vader trots op mij geweest zou zijn.

Mijn vaders normatieve houding was een poging mij te beschermen tegen de harde samenleving die me te wachten zou staan. Een samenleving waarin anders zijn vaak genadeloos wordt afgestraft. Zijn corrigerende signalen hebben me de alertheid en het vermogen gegeven om me aan omstandigheden aan te passen. Ik ben een overlever. En het was precies die vaardigheid die ik hard nodig had tijdens mijn transitie.
 
Want onze samenleving kan heel hard zijn, voor iedereen die anders is. Mensen worden tegenover elkaar gezet, door met angst gevoede retoriek. Mensen worden benadeeld door geïnstitutionaliseerde discriminatie. Mensen worden in elkaar geslagen om wie ze zijn.
Dit is niet alleen vreselijk voor die mensen zelf, maar ook voor onze samenleving als geheel. Want ik weet hoe je je gedwongen kunt voelen om je eigen creativiteit, kennis, ambitie, liefde en betrokkenheid te onderdrukken. Om je uit zelfbescherming onzichtbaar te maken en je te conformeren aan de verwachtingen van anderen. Onverdraagzaamheid breekt zoveel moois in de knop.

Van lieve vrienden die er onvoorwaardelijk voor mij waren. Van transgender mensen die mij voorgingen. Van rolmodellen in de media, om te beginnen met de transvrouw die ik op tv zag toen ik acht was. Andere transgender mensen zien in mij nu een rolmodel. Dat is eervol, maar ik kwam hier dankzij een pad dat vele anderen voor mij gebaand hebben. Ik hoop met mijn werk hier in de Kamer dat pad weer net een beetje te verlengen. Transgender-zijn weer iets normaler en iets zichtbaarder te maken.
 
Voorzitter, ik ben een hoopvol mens. Het is mij gelukt, om met mijn transitie mezelf op de mores te heroveren. En nu sta ik hier: in de meest diverse Kamer in de geschiedenis van ons land – ook al is er nog genoeg te wensen op dat punt. Het moet ons met elkaar toch lukken om de normatieve samenleving te ontstijgen die we zelf geconstrueerd hebben? Het moet ons toch lukken om te snappen dat ruimte voor de één niet ten koste gaat van ruimte voor de ander? Het moet ons toch lukken om een samenleving te creëren waarin iedereen meetelt en iedereen meedoet?

Voorzitter, wij spreken vandaag over het identiteitsbewijs. En op een praktisch niveau gaat dit over een naam, over een geslachtsaanduiding – waar ik hier hopelijk op een later moment nog over zal spreken -, en vandaag over een vingerafdruk en over een vlag. Maar het diepere bewijs van identiteit ligt in het vermogen om te zien dat we allemaal hetzelfde verlangen delen. Het verlangen om gezien te worden als wie we zijn.

Voorzitter, dat brengt me bij de inhoud van het wetsvoorstel waar we vandaag over spreken.

Het voorstel moet de veiligheid in en bij de grenzen van de EU verbeteren, door fraude met identiteitskaarten en verblijfsdocumenten aan te pakken. Dat is in de basis natuurlijk een lovenswaardig doel. Maar zoals u weet is mijn fractie niet heel enthousiast over de verordening. We bespraken dat al in 2018. En enthousiast zijn we dan ook niet over de implementatie ervan.

De grote vraag is namelijk: wat is het nut en de noodzaak? De regel om vingerafdrukken op te slaan op paspoorten bestaat al jaren, en toch heeft maar een kwart van alle lidstaten de apparatuur om dit op luchthavens uit te lezen. Ik hoor daarom graag van de staatssecretaris wat dit voorstel voor identiteitskaarten nou echt gaat toevoegen. En hoe weegt de staatssecretaris die toegevoegde waarde t.o.v. de inherente risico’s aan het opslaan van meer biometrische gegevens Kortom, graag een reflectie op de proportionaliteit. Want het gaat om een grote inbreuk op de privacy, voor een onduidelijke opbrengst.

Ik ben ook wel benieuwd: kunnen vingerafdrukken die uitgegeven zijn door andere lidstaten inmiddels eigenlijk wél worden uitgelezen in Nederland? En hoe zit dat in andere lidstaten? Kan de staatssecretaris daarnaast toelichten of en hoe de verordening nationaal en Europees geëvalueerd gaat worden?

Voorzitter, ik wil ook graag weten hoe waterdicht het voorstel is. Vormen de documenten voor mensen die tijdelijk een beperking hebben om vingerafdrukken af te geven juist niet een maas in de wet? Hoe kan worden voorkomen dat juist die tijdelijke kaarten gebruikt worden voor fraude en daarmee het nut van het voorstel verder aantasten? En wat als je juist daadwerkelijk permanent niet in staat bent tot het geven van een vingerafdruk. Moet je dan steeds een tijdelijk document aanvragen? Is dat redelijk?

Voorzitter,
Dit wetsvoorstel regelt ook dat er geen uitzonderingen meer mogelijk zijn op de persoonlijke verschijningsplicht bij de aanvraag van identiteitskaarten. Ook niet bij zwaarwegende redenen. Want dit zou in strijd zijn met de verordening. Maar ik kan me voorstellen dat die uitzonderingsgrond regelmatig hele goede grond heeft, en mensen behoorlijk uit de brand helpt. Het gaat hier ten slotte om zwaarwegende redenen. Daarom vraag ik de staatssecretaris: Hoe is dit destijds bij de verordening voor vingerafdrukken op paspoorten geregeld? En staat die strijdigheid echt zo ondubbelzinnig vast, of is hier niet toch een mouw aan te passen?

Voorzitter,
Dan de privacy. Ik zei het al: het gaat om een grote inbreuk. Daarom hoor ik graag van de staatssecretaris of deze verordening opening biedt naar opslag van andere biometrische gegevens , en zo ja of de waarborgen daarvoor voldoende zijn? Ook de manier van opslaan is een belangrijk punt. In het verleden heeft een Kamermeerderheid zich al tegen een centrale opslag van vingerafdrukken gekeerd. Kan de minister mij bevestigen dat er nu alleen gebruik zal worden gemaakt van decentrale opslag, en dat de wet geen ruimte biedt voor centrale opslag?

Goed, voorzitter.
Ik sluit af met een positieve noot; het blijft ten slotte mijn maidenspeech. Volgens mij zijn de meningen in de zaal ietwat verdeeld, maar het opnemen van die Europese vlag is wat mij betreft een mooi signaal… Dat mensen bewust maakt van het feit dat onze Europese samenwerking het vrije verkeer binnen de Unie mogelijk maakt.
 
Ik kijk uit naar de beantwoording van de staatssecretaris.
Voorzitter, dank u wel.