Boris Dittrich spreekt Dales Lezing uit

D66-senator Boris Dittrich sprak de Dales Lezing 2021 uit. Deze jaarlijkse lezing staat stil bij Artikel 1 van de Grondwet. Politici als Alexander Pechtold, Femke Halsema, Jan Pronk, Kajsa Ollongren en Gerdi Verbeet gingen Dittrich voor. Hij stond stil bij de opdracht van de politiek en de samenleving als geheel om tegenstellingen te overbruggen: “Want dat kleurt artikel 1 van de Grondwet in”.

08.10.2021

Het is een grote eer om deze lezing te mogen houden. Ien Dales is ‘larger than life’.  Ze staat voor vastberadenheid, no-nonsense, integriteit, opkomen voor de zwakkeren in de samenleving, gelijkberechtiging en zo kan ik nog wel even doorgaan. 
Terecht dat er jaarlijks een lezing in haar naam wordt gehouden, toegespitst op het belang van artikel 1 van de Grondwet. 

Eigen beeld Beeld: Boris Dittrich

Ondanks de versoepelingen leven we ook dit jaar onder het juk van het Corona-virus en de bestrijding ervan. 
De Grondwet kwam onverwacht en misschien ook wel ongewenst de afgelopen tijd enorm in de belangstelling te staan, zelfs in demonstraties op straat.

En dat roept meteen de vraag op hoeveel de mooie woorden uit de Grondwet waard zijn in tijden van een pandemie.
Artikel 1 van de Grondwet regelt de gelijke behandeling en de non-discriminatie: 

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’ 

Maar hoe pakt dat uit in een tijd van pandemie? 
Vaak wordt aan artikel 1 gerefereerd als aan het gelijkheidsbeginsel. Laat ik vooropstellen dat ik met die term niet zo veel op heb. 
Mensen zijn heel verschillend van elkaar. Ieder vult in de loop van zijn leven zijn eigen rugzak. Het enige wat we gemeenschappelijk hebben is dat we allemaal doodgaan. En zelfs dat staat deze eeuw ter discussie nu mensenlevens steeds meer verlengd kunnen worden. Zo zijn de Google oprichters met hun bedrijf Calico aan het onderzoeken hoe de dood voor altijd vooruit te schuiven. 

Maar goed, we zijn dus allemaal verschillend van elkaar. De meeste mensen die gelijkheid willen, willen gelijk zijn aan diegenen die beter af zijn dan zijzelf. Logisch, want als zij dat niet zouden willen, dan zou het gelijkheidsideaal de mensheid naar beneden trekken. 

Ik spreek dan ook liever over artikel 1 als het artikel van gelijke rechten, gelijke behandeling en gelijkwaardigheid. Die definitie biedt ruimte om verschillend te zijn en die verschillen ook te vieren, tenzij ze natuurlijk uitmonden in onterechte discriminatie. Ik kom daar later nog op terug.

Maar goed, eerst de pandemie en de Grondwet. 
Artikel 22 geeft de overheid een opdracht:
De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. 

Helaas zagen we tijdens de Covid-19-pandemie dat de reguliere gezondheidszorg in ziekenhuizen werd verdrongen. Operaties en behandelingen van reguliere patiënten werden uitgesteld omdat het alle hens aan dek was op de Intensive-Care afdelingen, waar de Corona-patiënten met honderden tegelijk werden opgenomen. Per dag lagen er op het hoogtepunt, of beter gezegd het dieptepunt, eind December 2020 600 Corona-patiënten op de IC’s. Gemiddeld sterven er 100 Corona-patiënten per dag. 

Het is moeilijk vol te houden dat er sprake was van bevordering van de volksgezondheid voor niet-Corona-patiënten tijdens de pandemie. 

In woonzorgcentra zagen we dat het bewoners werd verboden om naar buiten te gaan of bezoek te ontvangen. We kennen allemaal de dramatische verhalen van ouderen die alleen stierven, zonder hun naasten om hen heen, en dat allemaal om verdere besmettingen tegen te gaan. 

De maatregelen die de overheid trof schuurden langs de randen van artikel 22 dat de overheid opdraagt maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid te treffen. Want het recht op gezinsleven, persoonlijke levenssfeer, vrijheid van beweging en andere grondrechten werd ingeperkt. 

De keuze werd gemaakt om voorrang te geven aan de gezondheid van Corona-patiënten. Het is een politieke en maatschappelijke keuze geweest. Het is begrijpelijk, maar tevens is het een dilemma. In tijden van schaarste moet je keuzes maken. Wat je tijdens een pandemie ook kiest, er vallen doden. 

De Corona-pandemie waar we ons in 2020 en 2021 in bevinden, heeft ook indirect gevolgen voor de volksgezondheid. We weten uit onderzoek dat de basisregels van thuis blijven werken, thuis blijven als je verkoudheidsklachten hebt, het sluiten van de schooldeuren om besmettingen tegen te gaan ervoor hebben gezorgd dat sommige mensen gevaar lopen. 

Want thuis is niet altijd een veilige plek.

Vooral vrouwen en kinderen zijn het slachtoffer geworden van huiselijk geweld. Uit cijfers van de EU blijkt dat het aantal meldingen in sommige landen schrikbarend is gestegen, in Belgie bijvoorbeeld met 70 %. Het is dan weer een plicht van de overheid om ervoor te zorgen dat er voldoende opvangmogelijkheden zijn om dit soort huiselijke crises te bestrijden, naast de mogelijkheden die het strafrecht biedt om geweldenaren aan te pakken. 

Thuis is ook een plek waar je met al die overheidsrestricties om Corona-besmettingen te voorkomen, enorm eenzaam kon zijn. Het aantal verwarde mensen was toegenomen. Ook dat is een gevolg van de keuzes die gemaakt zijn om in quarantaine te gaan, bezoek te beperken, groepsgrootte in te dammen, reizen alleen toe te staan als ze dringend noodzakelijk zijn.

Het belang van de Grondwet kwam in 2020 en in 2021 niet alleen tot uitdrukking door de Cornona-pandemie. Ook de Nederlandse rechtsstaat schudde op haar grondvesten. 

In December 2020 publiceerde de Tweede Kamer-onderzoekscommissie van Dam het rapport ‘Ongekend Onrecht’ over de Kinderopvangtoeslagenaffaire bij de Belastingdienst. Het oordeel van commissie was snoeihard. 

Bewindslieden, Tweede Kamerleden, rechters, ambtenaren, allemaal negeerden ze de noodkreten van ouders die om hulp vroegen toen ze gedwongen werden kinderopvangtoeslagen terug te betalen. Ouders werden willens en wetens als fraudeurs aangemerkt en door de overheid in de ellende ondergedompeld. 

Ouders werden geselecteerd op grond van hun buitenlandse achternaam, op grond van dubbele nationaliteit, of omdat ze hoorden bij een kinderopvangbedrijf van iemand met een biculturele achtergrond.

Allemaal redenen die indruisen tegen artikel 1 van de Grondwet.
De Grondwet, artikel 1 voorop, geldt ook voor de overheid. De overheid moet het goede voorbeeld geven. Maar jaren achtereen heeft zij dat niet gedaan. De regels van de rechtsstaat werden met voeten getreden. Ouders verloren hun vertrouwen in de eerlijkheid en redelijkheid van de overheid. Na publicatie van het rapport heeft de regering financiele compensatie in het vooruitzicht gesteld om ouders die slachtoffer van de overheid zijn geworden, uit de brand te helpen. Dat is een stap in de goede richting. Het hele kabinet is afgetreden. Maar het vertrouwen in de rechtsstaat is daarmee nog niet hersteld. Daar is meer voor nodig, onder andere het geloof dat de politici, rechters en ambtenaren leren van de gemaakte fouten. Dat zij lessen trekken voor de toekomst en dat zo’n grove schending van burgerrechten niet nog eens zal voorkomen. Dat geloof wordt op de proef gesteld, nu de compensatie van de slachtoffers pijnlijk traag verloopt.

Toen ik het rapport ‘Ongekend Onrecht’ las, moest ik aan Ien Dales en haar handtas denken. Ze gebruikte die om journalisten van zich af te meppen en riep: ‘Laat mij er eens door, verdikkeme!’ Ik weet zeker dat als Ien Dales minister was geweest ten tijde van de Toeslagenaffaire, zij niet had weggekeken en niet haar handen had opgeheven en geroepen: ‘Sorry, ik heb het niet gezien, ik wist het niet.’

Ze had vast haar handtas gebruikt om het onrecht dat ouders door de overheid werd aangedaan, van zich af te meppen. Ongetwijfeld had zij politieke verantwoordelijkheid genomen en was ze afgetreden om aan de samenleving te laten zien dat een zo groot onrecht, door de overheid moedwillig aan burgers berokkend, niet zonder politieke gevolgen kon blijven. 

Maar Ien Dales stond natuurlijk om veel meer bekend. 

Gloedvol verdedigde ze in de Tweede en de Eerste Kamer de Wet op de Gelijke Behandeling. Daarin nam zij ferm het standpunt in dat scholen niet aan leraren zouden mogen vragen naar hun seksuele gerichtheid. Homoseksualiteit mocht geen reden tot uitsluiting zijn. 
Hoe aktueel is dat onderwerp gebleken. 

In 2020 moest minister Slob bakzeil halen. Eerst had hij in de Tweede Kamer beweerd dat de vrijheid van godsdienst het mogelijk maakte dat reformatorische scholen aan ouders van leerlingen mogen vragen om een verklaring te ondertekenen dat zij de homoseksuele leefwijze afwijzen. Zowel Tweede Kamer-leden als ministers in de ministerraad protesteerden hevig. Minister Slob ging om en stelde vervolgens dat het ouders vragen zo’n verklaring te ondertekenen, ‘natuurlijk een brug te ver’ was. Artikel 23, de vrijheid van godsdienst, staat hen dat niet toe.

Terecht. Het belang van artikel 1 van de Grondwet is dat iedereen zich zelf moet kunnen zijn en niet gedwongen kan worden zichzelf te veranderen omdat een schoolbestuur dat wil.

Overigens bevreemdde het mij dat het Openbaar Ministerie heeft aangekondigd de uitlatingen van minister Slob te onderzoeken op strafwaardigheid. De minister heeft zijn uitspraken gedaan in het politieke debat. Daar moet je een grote vrijheid hebben om denkbeelden naar voren te brengen. Of je het nu met die denkbeelden eens bent of niet. De dreiging van een strafzaak belemmert die vrijheid en het debat.

In een vorige Ien Dales-lezing werd gesteld dat Ien Dales lesbisch was. Ook in veel nieuwsberichten komt haar beweerdelijke seksuele orientatie terug. Zelf heeft zij er, voorzover ik heb kunnen nagaan, in het openbaar niets over gezegd. Zij vond dat ze recht had op haar prive-leven. 

Dat wil ik graag respecteren. 

Ook na de dood hebben mensen er recht op die persoonlijke vrijheid af te bakenen van het publieke domein. Ik vind het ook niet relevant of Ien Dales lesbisch was of niet. Waar het om gaat is dat zij aan de goede kant stond waar het ging om de gelijkberechtiging, de gelijke behandeling en de gelijkwaardigheid van homo’s en lesbiennes, of breder genomen de LHBTI-ers. 

Om met de filosofe Hanna Arendt te spreken: ‘Gelijke behandeling is het resultaat van menselijke organisatie, we worden niet als gelijken geboren.’ Ien Dales begreep dat en zette zich met de Wet op de Gelijke Behandeling in om de waarden uit artikel 1 van de Grondwet te organiseren en handen en voeten te geven.

Daarbij is artikel 1 van de Grondwet geen abstractie, maar de emotionele binding ermee komt pas goed tot leven wanneer we kennis nemen van persoonlijke verhalen van mensen die juist
geen gelijke behandeling ondergaan, geen gelijke rechten hebben en niet als gelijkwaardig worden beschouwd. 

De normstelling van artikel 1 is met bloed, zweet en tranen tot stand gekomen. Minderheidsgroepen hebben hun plek onder de constitutionele zon moeten bevechten.

Zelf heb ik mogen bijdragen aan de uitbouw van artikel 1 van de Grondwet door de beperking van het huwelijksrecht tot alleen paren van verschillend geslacht in de Tweede Kamer ter discussie te stellen. Met andere woorden, ook homo’s en lesbo’s moesten met elkaar kunnen trouwen en dezelfde rechtsgevolgen krijgen.
Het persoonlijk verhaal daarachter: In de jaren ’80 was ik advocaat in Amsterdam. Ik woonde met toen mijn vriend, nu mijn man, samen. In mijn clientenkring had ik nogal wat homo’s. Het werden duistere jaren. Er brak een pandemie uit, AIDS genaamd. Duizenden mensen, veelal jonge homomannen, vielen ten prooi aan deze ziekte. Er was geen medicijn. En Big Pharma liep niet bijzonder hard om er een te ontwikkelen. 

Je zag de slachtoffers vermageren, en een ellendige dood sterven. AIDS maakte, net als Corona nu, geen onderscheid tussen wit en zwart, arm of rijk. In alle lagen van de bevolking gingen mensen dood aan AIDS. Helaas duurde het iets van 12 jaar voordat er een effectieve behandeling met remmers op de markt kwam, waardoor HIV nu een chronische ziekte is geworden zonder verkorting van de levensverwachting. Wat zijn de farmaceutische bedrijven dan snel geweest met het ontwikkelen van een vaccin tegen Covid-19!
Overigens stierven er wereldwijd nog 690.000 mensen aan AIDS in 2019. Tien jaar daarvoor waren het er nog 1,1 miljoen. 

Als advocaat heb ik gezien hoe slecht het in Nederland met relatierechten voor paren van gelijk geslacht gesteld was. Ik had clienten die huilend voor mijn kantoor aan de Prinsengracht op de stoep stonden. Hun partner met wie ze samenwoonden was overleden en de familie van de overledene zette ze pardoes het huis uit. Als je niet samen het huurcontract had ondertekend, had je geen poot om op te staan. En kon je door de verhuurder of de familie op straat gezet worden.

Die onrechtvaardigheid maakte me woedend. En dus stelde ik in 1994 voor, ik was dat jaar voor het eerst in de Tweede Kamer gekozen, om het huwelijk open te stellen voor paren van gelijk geslacht. 
Aanvankelijk bekritiseerde the COC mijn visie dat ook paren van gelijk geslacht het recht zouden moeten krijgen om te trouwen en daarmee in een klap al die wettelijke gevolgen zouden moeten kunnen genieten. 

‘Waar ben je nou mee bezig,’ zei het toenmalige COC-bestuur tegen mij. 

‘Hebben we eindelijk een openlijke homo in de Tweede Kamer die ook homozaken en familierecht in zijn portefeuille heeft en dan gaat ie openstelling van het huwelijk voor homo’s en lesbo’s bepleiten! Het huwelijk is een hetero-normatief instituut dat de leefwijze van homo’s onderdrukt. We moeten juist van het huwelijk af.’ 

Ik werkte nauw samen met collega’s van VVD en PvdA. Het waren de jaren van ‘Paars’ in de politiek. Ons argument daartegen was dat paren van gelijk geslacht eerst dezelfde rechten moesten krijgen. Iedereen kon dan zelf besluiten of hij of zij wilde trouwen of niet. Gelukkig ging het COC een tijd later om en werd in 2001 het burgerlijk huwelijk opengesteld voor paren van gelijk geslacht. We hebben er al met al in de politiek 7 jaar over gedaan om de gelijke behandelingsnorm uit artikel 1 van de Grondwet in het huwelijksrecht tot uitdrukking te laten komen.

Het is een bijzondere geschiedenis, ook in zekere zin in relatie tot Ien Dales. Haar hartsvriendin Elizabeth Schmitz was namelijk staatssecretaris van Justitie geworden in de periode 1994-1998. In de Tweede Kamer vonden er heftige debatten plaats over relatierechten. Elizabeth Schmitz voerde de wet op het geregistreerd partnerschap in. Maar over openstelling huwelijk was zij niet echt uitgesproken, eerder aarzelend.
 
Ik herinner me nog goed haar woorden: ‘We moeten niet te ver voor de troepen uitlopen.’ In 1998 bij de vorming van het tweede Paarse kabinet werd de openstelling van het huwelijk door PvdA, VVD en D66 tijdens de besprekingen voor een nieuw regeerakkoord op mijn verzoek afgezegend. 

Anno 2021 zijn we nu twintig jaar verder. Ik zou willen zeggen: soms is het goed juist ver voor de troepen uit te lopen als je ergens in gelooft. Als je iets wilt bereiken. Artikel 1 van de Grondwet gaf de voorstanders van het homohuwelijk die kracht, die inspiratie.
Zwitserland werd het dertigste land waar het homohuwelijk werd goedgekeurd, waarbij 64 % van de bevolking de aangenomen wet in een referendum van September 2021 bevestigde. In de parlementaire debatten daar, maar ook in die van landen als Nieuw-Zeeland, Argentinië, Zuid-Afrika, Costa Rica, en in rechterlijke beslissingen in de Verenigde Staten en Colombia, werd de Nederlandse wet als voorbeeld gesteld.

In die 30 landen wonen meer dan 1 miljard mensen. Dus 1 op de 7 mensen op aarde leeft nu in een land waar paren van gelijk geslacht dezelfde huwelijksrechten hebben. 

Toch mooi dat we daar hier in Nederland mee begonnen zijn. En dat de troepen ons hebben gevolgd.

We hebben ook in onze Grondwet in artikel 90 staan dat we de ontwikkeling van de internationale rechtsorde willen bevorderen. Dat artikel garandeert dat we de blik ook naar buiten gericht moeten hebben. En dat we ook in de rest van de wereld willen bevorderen dat rechtvaardigheid en onafhankelijke rechtspraak leidend zijn. 

Ik ben er dan ook een groot voorstander van dat opeenvolgende Nederlandse regeringen inzetten op een sterke EU en een sterke VN. 

Nederland is ook een van de initiatiefnemende landen van de Equal Rights Coalition. Gelijkgestemde landen (nu 42 zijn er lid van) en maatschappelijke organisaties proberen andere landen te overtuigen dat ze de strafbaarstelling van homoseksueel gedrag moeten schrappen uit hun wetboeken. Van de 193 landen in de wereld die lid zijn van de VN, zijn er maar liefst 72 die die strafbaarstelling nog in hun wetboek hebben staan, waarvan zeker 6 landen de doodstraf op homoseksueel gedrag nog ten uitvoer leggen.

De landen van die Equal Rights Coalition spreken niet alleen andere landen aan, maar ook elkaar op tekortkomingen in eigen land. Want we moeten niet denken dat als je de wetgeving in je eigen land min of meer op orde hebt, er geen discriminatie of ongelijke behandeling plaats vindt.

Ook in Nederland kun je in elkaar worden geslagen als twee mannen of vrouwen hand in hand op straat lopen.

Ook in Nederland kun je je huis uit getreiterd worden door de buren.
Ook in Nederland sturen sommige ouders hun kinderen naar een zogenaamde therapeut om de seksuele identiteit van het kind te veranderen en hetero te maken, de zogenaamde conversietherapie.
Ook in Nederland is het zelfmoordpercentage onder LHBT-jongeren tot wel vijf keer zo hoog als onder andere leeftijdgenoten.

Ook in Nederland is een aanmerkelijk deel van jonge daklozen LHBTI en zijn zij het huis uit gezet door hun ouders of soms de straat op gevlucht om discriminatie te ontlopen.

Ook in Nederland zijn sommige LHBT-senioren weer in de kast gekropen uit angst voor medebewoners of discriminerend verzorgend personeel in hun woon/zorgcentrum.

Kortom, het is een permanent proces om aan de norm van artikel 1 van de Grondwet te voldoen. Het artikel is gekleurd door de vaak pijnlijke ervaringen van minderheidsgroepen.

Beeld: D66

Maar laat ik meteen een schaduwzijde van emancipatie van minderheidsgroepen noemen die een goede werking van artikel 1 van de Grondwet in de weg kan staan. En dat is de kwestie van een bepaald soort identiteitspolitiek die de laatste jaren opgeld doet.
Als je kijkt naar de geschiedenis van de emancipatie van groepen die waren achtergesteld in de samenleving dan zie je dat het streven naar gelijkberechtiging begon bij groepsvorming. Gelijkgestemden vonden elkaar, deelden hun verhalen en stimuleerden elkaar om hun gemeenschappelijk doel te bereiken. Vaak hadden ze een inspirerende leider nodig om hen voor te gaan.

Denk aan Aletta Jacobs en de vrouwen die ruim honderd jaar geleden kiesrecht wilden.

Of aan zwarten die door Martin Luther King in de VS geinspireerd raakten gelijke burgerrechten te eisen.

Of aan Harvey Milk die homo’s en lesbo’s in de jaren zeventig in San Francisco op de been wist te brengen om te laten zien dat discriminatie op grond van homoseksualiteit aan de orde van de dag was.

Laten we naar de huidige tijd overspringen.

Black Lives Matter stelt etnisch profileren en discriminatie in de samenleving aan de kaak. Bijvoorbeeld door de politie op straat en de marechaussee bij grenscontroles. Of op de arbeidsmarkt.

Of kijk naar de transgender-beweging die verlangt dat de laatste resten van discriminerende wetten in Nederland worden aangepast, zodat ze op basis van hun eigen verklaring en niet meer op grond van die van een erkende psychiater hun geslacht in hun officiele documenten kunnen laten veranderen.

Elke groep die gelijke rechten, gelijke behandeling en gelijkwaardigheid uit artikel 1 van de Grondwet nastreeft, doet dat vanuit eigen kracht.

Door verhalen met elkaar te delen over achterstelling en discriminatie scherpt men de eigen identiteit aan. Dat is een fase in de emancipatie van de groep.

In tijden als de onze waarin social media dominant zijn en de koker vormen waardoor veel mensen naar de buitenwereld kijken, kan die groepsvorming ook vernauwend werken. In Whatsapp-groepen delen gelijkgestemden informatie met elkaar, Facebook-groepen en Instagram selecteren alleen die berichten die bij je passen, geholpen door Artificial Intelligence, Kunstmatige Intelligentie, aangedreven door een pervers verdienmodel. Hoe meer reuring, hoe meer mensen reclameboodschappen aanklikken, hoe meer Google of Facebook verdienen.

Het gevaar ontstaat dat je denkt dat de wereld nogal simpel in elkaar zit, precies zoals jij en je mede-gebruikers denken en voorgeschoteld krijgen. En dat kan leiden tot uitsluiting in plaats van inclusie. Andersdenkenden worden de vijand die bestreden moet worden. Complottheorieen worden als waarheden gezien.

Laat me een voorbeeld geven van onbesuisde identiteitspolitiek uit mijn eigen wereld, die van schrijver van romans en thrillers.
Heinrich Heine zei al: ‘Waar ze boeken verbranden, gaan ze later mensen verbranden.’

In Amerika wordt een cultuurdebat gevoerd waarbij minderheidsgroepen elkaar bevechten in plaats van het grotere doel- gelijke rechten, gelijke behandeling, gelijkwaardigheid- in het vizier te houden.

Zo had een witte schrijver een hoofdpersoon in zijn roman genomen die zwart was. Een zwarte schrijver, Kosoko Jackson, begon daar een actie tegen. Hij verweet de witte schrijver aan ‘culturele appropriation’ te doen, culturele toe-eigening. Een witte schrijver zou de pijn van discriminatie die zwarten moeten ondergaan, niet goed kunnen aanvoelen. Het is aan zwarte schrijvers om over zwart leed te schrijven. Hij vroeg de uitgever het boek van zijn witte collega niet uit te geven. De uitgever, bang voor boycotacties, besloot het boek inderdaad niet uit te brengen.

Nu kreeg deze situatie nog een bizar staartje. Kosoko Jackson, de zwarte schrijver, wilde een boek publiceren over de oorlog in Kosovo, A place for Wolves geheten. Maar toen kreeg hij het deksel op zijn neus. Een groep moslims in Amerika maakte bezwaar. Zij zeiden: de zwarte schrijver heeft een moslim als hoofdpersoon in zijn boek genomen. Wij als moslims kunnen het beste over discriminatie op basis van ons geloof praten en de oorlog in voormalig Joegoslavie beschrijven. Die pijnlijke positie kan een zwarte Amerikaanse schrijver zich niet toeeigenen. Jacksons uitgever schrok van deze moslim-actie en besloot ‘A Place for Wolves’ niet uit te geven.

In de literaire wereld heeft deze ontwikkeling van identiteitspolitiek voor onrust gezorgd. Sommige schrijvers voelen zich niet vrij meer om in de huid van een ander te kruipen buiten hun comfortzone, uit angst op iemands tenen te trappen. Zelfcensuur ligt op de loer en dat is dood in de pot voor literatuur.

Ik vind dit een pijnlijk voorbeeld. Weliswaar kunnen de groepen die deze acties voeren, hun eigen identiteit helder afbakenen en hun eigen identiteit extra benadrukken, maar het einddoel namelijk gelijkwaardig en gelijk behandeld te worden komt niet echt dichterbij. Het lijkt eerder op een krabbenmand.

Onbezonnen identiteitspolitiek leidt tot de cancel-cultuur van andere groepen. Je ziet het op social media. Daar is het makkelijk. Ben je het niet met iemand eens, dan negeer je die persoon, je blokkeert hem of je roept op tot actie die persoon te boycotten. Je kunt gecancelled worden en zie dan nog maar eens op een ongeschonden manier deel uit te blijven maken van diezelfde social media.

Maar in de fysieke wereld gebeurt hetzelfde. Een cis-gender actrice (Scarlett Johansson) wordt bestookt omdat ze het gewaagd heeft de filmrol van een transgender personage te accepteren. Transgender groepen stelden zich tegen haar te weer. Ze gaf haar rol terug en verexcuseerde zich in het openbaar voor haar ‘ongevoeligheid’. Een transgender acteur moest de rol maar vervullen, ze wilde die plek niet innemen.

Mag Gal Gadot een Israelische actrice die Wonder Woman speelde in Hollywood-films, de rol van Cleopatra aannemen of zou alleen een Arabische actrice dat mogen?

Onderlinge solidariteit om gemeenschappelijk een hoger doel te bereiken: alle minderheidsgroepen moeten een vuist maken tegen de onderdrukkende meerderheid verdwijnt achter de horizon.
Ik keer me dan ook tegen onbesuisde identiteitspolitiek, tegen de cancel-cultuur, waarbij anderen worden genegeerd of geboycot, en pleit voor onderlinge solidariteit en verdraagzaamheid.

Ik vind dan ook dat in het literatuur-identiteitsdebat een zwarte schrijver over een witte hoofdpersoon mag schrijven of andersom, een man over een vrouw en vice versa, een hetero mag een homo portreteren en andersom. Het verrijkt de literatuur en het gesprek erover, het vergroot de identificatiemogelijkheden met andere minderheidsgroepen. Als we allemaal in onze eigen bubbel blijven zitten, kunnen we geen vuist maken tegen onrecht dat meerdere minderheidsgroepen treft.

Buiten de literatuur zien we identiteitspolitiek en de cancel-cultuur oprukken bij bijvoorbeeld de nieuwe beeldenstorm. In het buitenland, waar beelden van hun sokkel worden getrokken. Maar ook in Nederland is er die discussie. Beelden van Piet Hein, Jan Pieterszoon Coen, Peter Stuyvesant en Jo van Heutsz etc. moeten het ontgelden. Het Witte de With-museum krijgt een nieuwe naam. Associaties met het slavernijverleden worden doorgeknipt. Begrijp me niet verkeerd: ik vind het belangrijk dat Nederland zich bewust wordt van de kwalijke kanten van ons slavernijverleden. Er moet meer aandacht voor komen, bijvoorbeeld in het onderwijs. Maar om beelden uit het straatbeeld te verwijderen, gaat me te ver. Geef ze een bepaalde context, plaats er uitleg bij met historische feiten.

Wat ik met deze voorbeelden aan wil geven is dat identiteitspolitiek te ver doorgevoerd kan worden. Het wordt dan het verdedigen van de eigen groep en gaat ten koste van solidariteit met andere groepen en brengt de boodschap uit artikel 1 van de Grondwet niet dichterbij.

LHBTI’ers zouden solidariteit moeten kunnen betonen met joden die te lijden hebben onder anti-semitisme. Joden zouden solidariteit moeten kunnen tonen met zwarten die het slachtoffer zijn geworden van racisme. Zwarten zouden solidariteit moeten kunnen laten zien met gediscrimineerde moslims. En ga zo maar door. Het tonen van solidariteit geldt uiteraard ook in Nederland voor de witte meerderheid.

Wat van belang is is dat men zich in de ander weet te verplaatsen. De ander dat ben jij. Dat ben ik.

En het onrecht dat die ander wordt aangedaan, doorvoelt en mee gaat bestrijden.

Dus over de muren van de eigen groep heen kijken.

Helaas werken de Big Tech bedrijven met een ander verdienmodel. Zij duwen degenen die veel op social media zitten, terug in hun eigen bubbel, waardoor de onderlinge solidariteit bemoeilijkt wordt. Het versterkt fragmentatie en het niet met elkaar kunnen samenwerken.
Ik zie het als een opdracht voor de politiek om de tegenstellingen in de samenleving te overbruggen en te zoeken naar wat wij mensen als gemeenschappelijke deler hebben en dat te versterken.
Want dat kleurt artikel 1 van de Grondwet in. Dat helpt de samenleving vooruit. Dat is ook het belang dat Ien Dales in artikel 1 van de Grondwet zag.

Maar het is niet alleen een opdracht voor de politiek. Dat is te makkelijk. Het is een opdracht voor ons allemaal. Want de samenleving dat zijn wij. We kunnen dus allemaal bijdragen aan een betere samenleving.

De toekomst ligt niet voor ons, maar in onszelf.