Lees voor

Klimaatminister Rob Jetten geeft de 33ste Abel Herzberglezing.

Vandaag sprak klimaatminister Rob Jetten de 33ste Abel Herzberglezing uit in de Rode Hoed in Amsterdam. Hieronder lees je zijn hele speech.

Beste aanwezigen,

Dank aan de organisatie, dagblad Trouw, de Rode Hoed en de familie Herzberg voor de eervolle uitnodiging om hier te mogen spreken.

Introductie

Abel Herzberg draagt ons op om elkaar als mens te zien. In zijn dankwoord bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs van 1972 zegt hij daarover: “ik had het gevoel dat daarmee slechts kon worden begonnen door begrip”. Hoe geven we in deze tijd vorm aan de ideeën van Abel Herzberg?

Aan de aandacht die hij vraagt voor medemenselijkheid en empathie?
Juist als problemen zich opstapelen, en mensen en landen elkaar naar het leven staan, is het ontzettend belangrijk om elkaar als mensen te blijven zien. Als Minister voor Klimaat en Energie zie ik dit als mijn leidraad.

In mijn werk gaat het vaak over grote getallen en grote veranderingen. Juist dan moet de menselijke maat de maat der dingen blijven. Medemenselijkheid en empathie moeten de kern van ons antwoord zijn op de klimaatcrisis en de energiecrisis.
Ze staan aan de basis van onze opdracht om te zorgen voor elkaar én voor de aarde.

Daarover wil ik vandaag met u spreken.

De staat van het klimaat

Laat ik beginnen met de staat van het klimaat. U kent de feiten. Wetenschappers wijzen ons er al decennia op. De aarde warmt op, de zeespiegel stijgt, de grond en lucht vervuilen.

U kent ook de gevolgen. In de zomer van vorig jaar overstroomden grote delen van Limburg, Duitsland en België. Meer dan 220 mensen overleefden dit niet en vele gezinnen ondervinden nog elke dag de verwoestende gevolgen.
Deze zomer teisterde extreme hitte Europa. Branden in Zuid-Europa legden een half miljoen hectare natuur in de as, terwijl tienduizenden mensen moesten evacueren. In Pakistan zijn ruim dertig miljoen mensen getroffen door grote overstromingen. Miljoenen mensen zijn op de vlucht en vele honderden zijn omgekomen. In Somalië lijden miljoenen mensen onder de ergste droogte in veertig jaar. Madagaskar kampt met extreme hongersnoden. Honderdduizenden mensen vluchten voor ondervoeding en uitdroging.

In Amor Fati schrijft Abel Herzberg: “De ellende kan nog zoveel toenemen, zij houdt op indruk te maken zodra zij eentonig wordt”.
Dat geldt helaas ook voor de klimaatcrisis. We kennen de feiten. We kennen de gevolgen. Maar de ellende ‘went’. De ellende went. Tot je eigen huis onder water staat. Of tot je ’s nachts wakker ligt vanwege je torenhoge energierekening. Sommige gevolgen zijn minder zichtbaar, maar minstens zo catastrofaal: Van alle flora en fauna die Nederland in 1900 rijk was, is nog maar 15 procent over. In Europa overlijden elk jaar honderdduizenden mensen door luchtvervuiling.

Ondertussen is de energiecrisis, versneld door de aanval van Rusland op Oekraïne, een financiële ramp voor vele huishoudens. Dat vraagt om solidariteit met de slachtoffers van de Russische agressie én met zij die in heel Europa last hebben van hoge energieprijzen. Zoals ook de mensen die wereldwijd lijden onder de gevolgen van jarenlange klimaatverandering onze solidariteit en steun verdienen.

Grenzen aan de groei

Ik mag me dan de eerste Minister voor Klimaat en Energie noemen; ik ben lang niet de eerste politicus die de urgentie voelt. 1972 was niet alleen het jaar dat Abel Herzberg de P.C. Hooftprijs won.

Vijftig jaar geleden publiceerde een groep denkers die zich ‘De Club van Rome’ noemde, het rapport Grenzen aan de groei. In dit rapport verbonden wetenschappers voor het eerst alle moderne activiteiten die de aarde bedreigden met elkaar: industrialisatie, uitputting van natuurlijke hulpbronnen, intensieve landbouw, bevolkingsgroei, vervuiling. De conclusie was: we zijn in rap tempo bezig de aarde uit te putten. “Ramp bedreigt de wereld” kopte de voorpagina van NRC Handelsblad. Het besef dat dit ook vandaag in de krant had kunnen staan, maakt me boos en bezorgd.

Want wat hebben we in de tussentijd gedaan? Ook Hans van Mierlo, oprichter van mijn partij D’66 was destijds diep onder de indruk van Grenzen aan de groei. Het idee van een ‘eindige aarde’ was dan ook een sterke inspiratiebron voor het gezamenlijke verkiezingsprogramma van D’66, de Partij van de Arbeid en de Politieke Partij Radikalen: Keerpunt ’72. De drie progressieve partijen begrepen dat er geen sprake kan zijn van goed overheidsbeleid als de mensen om wie het gaat, niet worden betrokken. Radicale democratisering was het motto. Inspraak in de politiek én in de economie. De partijen wilden bovendien, ik citeer, “de fundamentele ongelijkheid in inkomen en bezit” terugdringen. Want klimaatbeleid moest hand in hand gaan met sociaal beleid. De economie moest dan ook, ik citeer, “ondergeschikt worden gemaakt aan de voorwaarden voor een menswaardig bestaan in een leefbaar milieu voor iedereen.”

De progressieve drie wisten de waarden van empathie en medemenselijkheid te vertalen naar een nationale opdracht
Zorgen voor elkaar en zorgen voor de aarde.

Keerpunt ’22

Vijftig jaar geleden was er politiek momentum om alles te veranderen.
Maar het zette niet door. Als reactie op Westerse steun aan Israël tijdens de Jom Kipoeroorlog, zetten olieproducerende landen druk op het Westen met een boycot op olie. De olieprijzen stegen. Net als de prijzen van aardgas en elektriciteit. Premier Joop den Uyl zei op televisie dat ‘de tijd van voor de oliecrisis’ niet meer terug zou komen. Onderzoek naar zonne- en windenergie kreeg een impuls. Maar een echte omslag van de overheid en de samenleving bleef uit. De oliecrisis werd alleen gezien als economische crisis. De groei moest vooral weer worden aangezwengeld. In de decennia na Keerpunt ’72 trok de overheid zich juist terug uit de markt en de samenleving.

Zelf ben ik geboren in 1987. Geboren in de eerste generatie die de gevolgen van klimaatverandering op grote schaal merkt. Geboren in de laatste generatie die er iets aan kan doen voordat het onomkeerbaar wordt. Dat besef voel ik ten diepste. En ik niet alleen. Als ik op bezoek ben op een basisschool, MBO of universiteit, gaat het gesprek vrijwel direct over de eindeloze plastic soep of de angst voor steeds extremer weer. Kinderen en jongeren die letterlijk stress hebben van klimaatverandering.

Ik voel als minister dan ook een grote verantwoordelijkheid. En die gesprekken met jonge mensen maken me strijdbaar. Zeker wanneer ik zie dat ik hier niet alleen in sta. De wereldwijde klimaatprotesten laten zien dat veel mensen verandering eisen. De rechtszaken van Urgenda en Milieudefensie laten zien dat de maatschappelijke druk toeneemt en de gevestigde belangen beginnen te buigen. De miljardenplannen voor klimaat die de Amerikaanse regering heeft toegezegd, de Europese Green Deal, de Chinese en Indiase plannen voor energie uit zon en wind; Ze laten zien dat de noodzaak tot verandering zich niet alleen uit in woorden, maar inmiddels ook leidt tot steeds meer actie. Voor mij zijn het tekenen dat er, net als begin jaren zeventig, een politiek keerpunt is.

Keerpunt ’22 – waaraan dit keer niet alleen de progressieven meedoen, maar dat van links tot rechts wordt ondersteund.
En net als in de jaren zeventig drukt een energiecrisis ons met de neus op de feiten: we hebben jarenlang te weinig gedaan om van onze verslaving aan fossiele brandstoffen af te komen. Decennia aan politieke stilstand moeten we in een paar jaar inlopen. Dat gaat niet vanzelf, zeker niet tijdens deze energiecrisis. Het levert zware dilemma’s op en vraagt om moeilijke keuzes.

Zo heb ik om extra gas te besparen moeten besluiten dat de kolencentrales weer harder mogen draaien. En ik vond dat geen gemakkelijke keuze. Zeker ook omdat het planbureau voor de leefomgeving heeft berekend dat onze huidige plannen nog altijd niet voldoende zijn voor het anderhalve graad scenario. Maar onze klimaatdoelen staan overeind. En zijn nog onverminderd ambitieus.
Deze energiecrisis draait om de zekerheid van voldoende en betaalbare energie. Dat leveren we op korte termijn met noodgrepen.
Maar als we in zes maanden een nieuwe LNG terminal kunnen realiseren om deze winter door te komen, kunnen we ook de uitrol van schone energie en energiebesparing drastisch versnellen voor echte onafhankelijkheid.

Komende dinsdag maakt het kabinet op Prinsjesdag bekend hoe we ervoor zorgen dat mensen de komende winter én de komende jaren niet in de kou staan. Ook maak ik zelf bekend hoe we er een flinke schep bovenop doen om klimaatverandering tegen te gaan, en hoe we de extra uitstoot van kolencentrales compenseren. We zullen nog harder moeten werken; nog meer moeten doen. We zijn het aan onszelf en aan toekomstige generaties verplicht om nu hard, doortastend en diep in te grijpen om het tij te keren.

De opdracht van Grenzen aan de groei en de agenda van Keerpunt ’72 zijn onverminderd urgent.

Een grote omwenteling

Een grote omwenteling is dus nodig. En dat begint bij de economie.
De Braziliaanse milieuactivist Chico Mendes wist het scherp te verwoorden: Ecology without class struggle is just gardening”. De rijkste 1 procent van de wereldbevolking stoot tweemaal zoveel CO2 uit als de armste helft van de mensheid.

In Nederland stoten de tien grootste bedrijven drie keer zoveel uit als alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. De scepsis van mensen om serieuze offers te brengen voor het klimaat is daarom best te begrijpen. Stoppen met vlees eten, geen vliegvakanties meer, tweedehands kleding dragen – wat voor zin heeft dat als vervuilende energiereuzen nog altijd miljardenwinsten boeken? Als luchtvaartmaatschappijen geen belasting betalen op kerosine? Als de fossiele industrie wereldwijd 700 miljard dollar per jaar aan overheidssubsidies krijgt, zoals blijkt uit gegevens van het Internationaal Energieagentschap en de OESO?

Mensen met lage inkomens, vrouwen, inheemse volkeren en mensen van kleur worden bovengemiddeld vaak en hard getroffen door de gevolgen van de opwarming van de aarde. “Terwijl een rijke minderheid de klimaatcrisis aanwakkert, betalen vooral de armsten daarvoor de prijs”, concludeerde Oxfam Novib. De armste mensen krijgen dus de hardste klappen. En hoewel we in Nederland zeer welvarend zijn, moeten mensen ook hier, door almaar stijgende energieprijzen, nu al kiezen: warm eten, of een warm huis.
Vorige week nog viel een jongen van elf flauw op een school in Rotterdam; hij had drie dagen niet gegeten. Het geld thuis was op.
Ik voel echt een knoop in m’n maag als ik me probeer voor te stellen hoe zijn ouders zich moeten voelen – als ze niet goed voor hun zoontje kunnen zorgen. In een land als Nederland horen dit soort vreselijk schrijnende situaties niet voor te komen.

Natuurlijk geven we daarom financiële steun aan mensen die hun energierekening niet of nauwelijks kunnen betalen. Dat is wel het minimum. Er is veel meer nodig. Te lang hebben we tevreden achterovergeleund. Een doorgeschoten geloof in marktwerking en eigen verantwoordelijkheid maakte ons de afgelopen decennia blind voor de groeiende ongelijkheid die dit veroorzaakte. De macht concentreerde zich steeds meer in enkele monopolies van miljardenbedrijven, terwijl de vrije markt steeds minder vrij werd. De winst van de één ging ten koste van het welzijn van de ander. De winst van een paar bedrijven ten koste van het algemeen belang. En onze eindeloze productie en consumptie ten koste van een eindige aarde. Uitstoot gaat hand in hand met uitbuiting, van mens én planeet. Met deze trend wil ik breken.

Die trendbreuk loopt voor mij langs drie lijnen: Ten eerste moet de overheid stevig ingrijpen in de economie, ten gunste van mens en natuur. Ten tweede moeten we zorgen dat iedereen mee kan komen met de grote veranderingen van deze tijd. Ten derde moeten we inspraak en invloed van burgers organiseren, zodat de toekomst van Nederland van ons allemaal wordt.

Zorgen voor elkaar en zorgen voor de aarde vraagt om rechtvaardige en democratische politiek: niemand mag achterblijven en iedereen moet mee kunnen doen. Dat is de opdracht die ik voel als sociaalliberaal politicus

De eerste trendbreuk

Ik kom op de eerste trendbreuk. De grootste vervuilers moeten het meest ingrijpend hervormen. De tijd van vrijblijvendheid is definitief voorbij. Dat vereist een overheid die duidelijk richting geeft en normen stelt. Het klimaatprogramma van dit kabinet is wat mij betreft meer dan een stap in de goede richting. We staan niet langer aan de zijlijn aan te moedigen, maar grijpen actief in op de markt om klimaatverandering tegen te gaan en verduurzaming te versnellen, bijvoorbeeld bij de gascrisis.

De overheid neemt het voortouw om in 2050 in Nederland klimaatneutraal te zijn en netto geen broeikasgassen meer uit te stoten. Om Nederland te laten overstappen op duurzame alternatieven zijn grote veranderingen nodig in alle economische sectoren. We geven duidelijkheid aan bedrijven en burgers door duurzame alternatieven tot norm te maken.

Dat is heel simpel: vervuilende zaken worden stap voor stap verboden, schone opties verplicht. Zoals de installatie van hybride warmtepompen vanaf 2026 en zonnepanelen op alle grote daken vanaf 2025. We zetten een eerlijke prijs op de uitstoot van broeikasgassen, zodat de rekening bij de vervuiler komt te liggen. Zo scherpen we de CO2-heffing voor de industrie en elektriciteitsproductie aan en verhogen we de vliegbelasting. En we grijpen hard in op de energiemarkt. Zo gaan we de komende jaren fors investeren in windenergie op de Noordzee en de productie en import van groene waterstof.

Die zal de eerste jaren nog schaars zijn. Welke bedrijven mogen daar dan gebruik van maken? Is dat een pure vrije markt, of wil je als overheid juist de bedrijven helpen die de grootste potentie hebben voor onze duurzame economie? De vraag stellen, is hem beantwoorden.

Daarnaast grijpen we in op de energiemarkt om te voorkomen dat huishoudens in geldnood en onzekerheid zitten. Jarenlang was maximale keuzevrijheid het credo voor energiecontracten. Dat leidde in Nederland tot lagere prijzen, maar nu de wereldmarkt onder druk staat, wordt de consument opgezadeld met variabele tarieven en nul komma nul voorspelbaarheid. Ik wil die balans herstellen: bedrijven verplichten ook lange termijncontracten aan te bieden, in ruil voor een reële overstapvergoeding als de consument tussentijd wil switchen.

Daarnaast werk ik intensief aan afspraken met energieleveranciers om te voorkomen dat mensen in de komende winter letterlijk en figuurlijk in de kou komen te staan.

Dat is bovenop de maatregelen die we nu al treffen: verlaging van de energiebelasting en de extra energietoeslag voor laagste inkomens.

Sociaal en rechtvaardig beleid

Dat brengt me op de tweede trendbreuk. Iedereen moet mee kunnen komen met de grote veranderingen van deze tijd. Dat vereist sociaal en rechtvaardig beleid. De overheid neemt het voortouw om in 2050 in Nederland klimaatneutraal te zijn en netto geen broeikasgassen meer uit te stoten. Om Nederland te laten overstappen op duurzame alternatieven zijn grote veranderingen nodig in alle economische sectoren. We geven duidelijkheid aan bedrijven en burgers door duurzame alternatieven tot norm te maken.

In de afgelopen decennia heeft de overheid daar te weinig oog voor gehad. Sterker nog, de ongelijkheid tussen mensen is alleen maar toegenomen. De rijkste tien procent van de mensen bezit bijna twee derde van het vermogen in Nederland. De armste tien procent heeft schulden. Jongeren, mensen met tijdelijke contracten en mensen met lage inkomens worstelen om een huis te vinden. Het aantal dakloze mensen is in de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld. En de mensen die praktisch geschoold zijn, werken vaker in tijdelijke contracten en onzekere banen.

Op dit moment stijgt onze energierekening in razend tempo en is de toekomst ongewis. De hoge prijzen van gas en elektriciteit raken de armste mensen het hardst. Juist deze mensen wonen gemiddeld vaker in slecht geïsoleerd huis en zijn daardoor een groot deel van hun inkomen kwijt aan hun energierekening. Medemenselijkheid en empathie beginnen daar.

We geven niet alleen financiële steun aan mensen die de rekeningen niet kunnen betalen. We investeren 4 miljard euro in verduurzaming van woningen zodat juist ook deze huishoudens een prettige woning met een lage energierekening en eigen zonnepanelen kunnen hebben. Voor huiseigenaren maken we het makkelijker om advies en subsidies te krijgen. Met gemeenten en woningcorporaties maken we afspraken voor een gerichte aanpak, zodat we sneller isoleren op de juiste plek.

Daar blijft het niet bij. Op Prinsjesdag komt het kabinet met forse aanvullende maatregelen om de welvaart eerlijker te delen.
Ons sociale en rechtvaardige beleid kijkt ook over de grens. Dit najaar lanceer ik met minister Schreinemacher de eerste Internationale Klimaat Strategie. Nederlandse kennis, kunde en financieringen wordt ingezet om de kwetsbare landen te helpen met hernieuwbare energie en adaptatie aan een veranderend klimaat. Zo nemen we ook internationaal onze verantwoordelijkheid voor de mensen die nu al te maken hebben met de gevolgen van klimaatverandering.

Mensen inspraak en invloed geven op beleid

Dan de derde trendbreuk: mensen inspraak en invloed geven op beleid. Abel Herzberg nodigde ons uit empathisch te blijven, elkaar als mens te blijven zien. Maar in een tijd van crises, grote onzekerheden en soms ronduit beangstigende scenario’s lijken empathie en medemenselijkheid vaak als eerste te sneuvelen. Dat zien we in de opvangcrisis. Dat zien we in de stikstofcrisis. En dat zien we in de klimaatcrisis.

Mensen die pleiten voor snelle en harde klimaatactie staan vaak lijnrecht tegenover de mensen die het gevoel hebben dat de overheid er niet voor hen is. En die strijd gaat er niet altijd even zacht aan toe.
De aanvallen op mij als persoon, als Minister voor Klimaat en Energie, als D66’er, zie ik dagelijks op Twitter, in de brievenbus, aan de voordeur. Dat raakt mij, de ene dag meer dan de andere. De persoonlijke aanvallen begrijp ik niet. Ze passen niet bij de manier waarop we in Nederland met elkaar om willen gaan. Wat ik wel begrijp is dat de politiek zélf het vertrouwen van mensen echt heeft aangetast. Door niet te luisteren. Door geen menselijkheid te tonen. Door mensen geen zeggenschap te geven.

Abel Herzberg waarschuwde: “het centrale probleem in het leven is dat ‘willen’ niet genoeg is. Willen moet je kunnen. En blijkbaar kunnen de mensen het niet.” Einde citaat. Ik heb een tijd geworsteld met dit citaat. We hebben immers niets te willen; we moeten dóen, om de planeet leefbaar te houden voor onze huidige en toekomstige generaties. Dat is de klimaatdrammer in mij. Langer wachten is pijnlijker, duurder en moeilijker.

Het gevoel van urgentie maakt het verleidelijk om naar technische oplossingen te grijpen. Om een ramp af te wenden, laten we de experts beslissen welke keuzes we moeten maken, hoe onze samenleving eruit moet zien. Sommigen menen zelfs dat we de democratie tussen haakjes moeten zetten om de klimaatcrisis het hoofd te bieden.

Maar uit onderzoek blijkt dat het omgekeerde waar is: hoe democratischer het land, hoe ambitieuzer het klimaatbeleid. De kiezer heeft ons een overtuigend mandaat gegeven om Nederland vóór 2050 klimaatneutraal te maken. Die doelstelling staat vast. Maar de weg ernaartoe, hoe we dat voor elkaar krijgen, dat gaat ons allemaal aan.

Ik parafraseer uit Keerpunt 1972: alleen als we mensen inspireren om mee te beslissen en de politiek een zaak maken van de mensen zelf, kunnen we verwachten dat mensen de offers maken die nodig zijn. Een veelbelovende vorm waarin we dat kunnen doen, is het burgerforum. Hier buigt een grote groep willekeurig gekozen burgers uit alle lagen van de samenleving zich gezamenlijk over een moeilijk maatschappelijk vraagstuk, om daar antwoorden op te formuleren.
In andere landen blijkt dit een succes, beschrijft onder meer Eva Rovers in haar boek Nu is het aan ons, dat zij mij eerder dit jaar overhandigde.

Burgerfora kunnen leiden tot vernieuwend en daadkrachtig klimaatbeleid. Gedragen door een groep mensen die een afspiegeling vormt van de samenleving. Als we de resultaten serieus nemen en de samenleving als geheel goed betrekken, draagt het burgerforum bij aan vertrouwen en begrip voor elkaar. Nederland kent al verschillende lokale burgerberaden.

Nu is het de hoogste tijd voor een nationaal klimaatburgerberaad.
Als het aan de juiste voorwaarden voldoet, kan het slagen – weten we uit ervaringen in het buitenland. Een burgerforum moet groot genoeg zijn om representatief te zijn, maar klein genoeg om werkbaar te blijven. Professionele en onafhankelijke begeleiding, voldoende budget om de deelnemers te ondersteunen en goede informatievoorziening zijn cruciaal. De hele samenleving moet het burgerforum live kunnen volgen. Bovendien moet vooraf duidelijk zijn wat we met de uitkomsten van het burgerforum doen. Daarom wil het kabinet hierover goede afspraken maken met de Tweede Kamer. Begin volgend jaar, in 2023, wil ik het eerste nationale burgerforum over het klimaat van start laten gaan.

Democratisering van klimaatbeleid vergt natuurlijk meer dan een burgerforum. Het vereist dat we goed blijven luisteren naar de vele initiatieven die ons land rijk is. En die initiatieven stemmen mij optimistisch. Zo stelde de Jonge Klimaatbeweging een generatietoets voor om de belangen van de toekomst mee te wegen in de beslissingen van nu. Er wordt op het ministerie hard gewerkt om dit op landelijk niveau mogelijk te maken en ik ondersteun de oproep om dit ook lokaal te gebruiken.

Een ander voorbeeld van een prachtig initiatief zijn de vele energiecoöperaties. Daarin trekken inwoners gezamenlijk op om schone energie te winnen. Zo zag ik in de duurzame polder tussen Oss en Den Bosch hoe boeren samen een windpark ontwikkelen.
Het is onderdeel van hun verdienmodel en ze bepalen zelf hoe de windmolens goed in hun landschap passen. Zo delen ze op de meest optimale manier de lusten en lasten. Omdat ze dat willen. En zelf hebben vormgegeven.
Of bijvoorbeeld in Nieuwleusen, waar een windpark staat waar de omwonenden samen eigenaar zijn en de winsten delen. Ik sprak een direct aanwonende die zei: “Ik vind die molen nog altijd lelijk, maar het is nu wel mijn lelijke molen.”

In Flevoland liet de burgercoöperatie Almeerse Wind deze week weten na te denken over hoe ze iets goeds kunnen doen met de flinke opbrengsten die ze door de hoge energieprijzen hebben gemaakt. Bijvoorbeeld door gezinnen te helpen die nu in de problemen zijn gekomen door stijgende energierekeningen.
Ik hoop dat hun 400 leden dit mooie gebaar van medemenselijkheid willen maken. En dat meer mensen de handen ineenslaan.

Dit soort creatieve, inspirerende initiatieven wil ik stimuleren.
Zo ziet mijn Nederland van de toekomst er uit.

De nieuwe generatie

In 2072 vieren we het honderdjarige jubileum van Grenzen aan de groei. Hoe zal de klimaatminister van dienst dan hierover komen te spreken? Hoe zal die minister oordelen over ons handelen hier en nu?
Dat hebben wij zelf in de hand. In 2072 zijn we al 22 jaar klimaatneutraal.

Een hele generatie is dan al opgegroeid in een land waarin we anders produceren, wonen, eten, werken en reizen. De industrie, energie, mobiliteit, omgeving en landbouw zien er radicaal anders uit. Onze natuur is schoner en diverser; niet langer alleen een grondstof, maar een bron van leven, vermaak en verwondering. Onze economie is niet langer gericht op welvaart, maar op welzijn; de groei van levenskwaliteit gaat boven de groei van kapitaal. En de burgerbetrokkenheid en toekomstgerichtheid van onze politiek zijn groter dan ooit. “Is dit een utopie?” Zo vroeg Jan Terlouw zich af.
Zijn antwoord: “Dat zou je op het eerste gezicht zeggen, maar eigenlijk kunnen al die dingen best. Je moet het alleen wíllen, en zorgen dat de wereld niet wordt ingericht volgens het dictaat van het kapitaal.”

Empathie en medemenselijkheid

In moeilijke tijden hebben we elkaar meer nodig dan ooit tevoren, zoals Abel Herzberg ons heeft laten zien aan de hand van zijn eigen ervaringen. Een beter milieu begint dan ook niet in de eerste plaats bij jezelf, of de ander. Het is mijn stellige overtuiging dat een beter milieu begint bij empathie en medemenselijkheid.Oog voor de noden van de ander: van de buurman die de energierekening niet meer kan betalen tot de familie in Pakistan die alles kwijt is door overstromingen.

De Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog stelt zich de vraag: “Hoe kunnen wij zorgen voor de aarde als wij niet zorgen voor elkaar / hoe kunnen wij zorgen voor elkaar als wij niet zorgen voor de aarde?”
Vijftig jaar geleden gaven ook de Club van Rome en de drie partijen van Keerpunt ‘72 al de richting aan: om voor de aarde te kunnen zorgen, moeten we voor elkaar zorgen.

Met díe opdracht ga ik morgen weer aan de slag.