Lees voor

Maidenspeech Ulas Köse

Lees hieronder de maidenspeech van kamerlid Ulas Köse.

Beeld: D66

Voorzitter,

Vandaag sta ik hier als jonge Nederlander met Turkse roots uit het mooie Dongen. Een gezellig Brabants dorp waar de uitspraak “In Dongen doen we dingen samen” centraal staat. Voor elkaar klaar staan en omkijken naar je buren is hier vanzelfsprekend. En voorzitter, ik zeg u eerlijk, dat kwam goed uit de afgelopen bewogen maanden. Ik ben getrouwd, samen met mijn vrouw ingetrokken in ons nieuwe huis, en nu mag ik aan een nieuw hoofdstuk beginnen in deze Kamer, als volksvertegenwoordiger.

En één ding weet ik zeker: het is niet vanzelfsprekend dat ik hier sta, in het huis van onze democratie. Maar ik heb bewezen dat het wel kan. En precies dat besef wil ik vandaag hier delen. Tegen de vele jongeren die vol met dromen en ambities zitten zou ik willen zeggen: jaag die dromen na, het kan wél.

Want voorzitter, Ik heb vroeger vaak gedacht dat ik er niet helemaal bij hoorde. Dat ik niet mee mocht doen.

De kaarten waren voor mij weliswaar beter geschud dan voor de generaties vóór mij. Ik werd hier geboren, sprak de taal en kreeg passend onderwijs. Ik hoefde niet alleen naar ouderavonden en stond niet als enige zonder carnavalskleding op school, omdat mijn ouders het systeem wél kenden.

Maar voor mijn ouders, grootouders, en nog steeds zoveel anderen zijn dat juist de momenten waarop zij voelen: ik hoor er niet bij.
Voor mij was zo’n moment toen ik ondanks een Cito-score van 547 toch een mavo-advies kreeg. Niet omdat ik het niet kon, maar omdat sommigen dachten dat ik het – met mijn achtergrond en omgeving – niet kon. Dat doet iets met je. Je ligt ervan wakker en twijfelt.

Misschien hebben ze gelijk en kan ik het echt niet? Het remt je af nog voordat je begonnen bent.

Maar ik begon mijn betoog bewust positief, voor de jongeren die nu misschien dit debat kijken. Want dankzij de mensen die wél in mij geloofden, mij kansen gaven en obstakels wegnamen heb ik mijn dromen en ambities kunnen najagen.

Zo gaf een van mijn leraren mij de kans om mee te doen met het debatteam van het Cambreur College. En voorzitter, we werden Brabants kampioen. Misschien klinkt dat in deze Kamer nu niet meer zo indrukwekkend – hier lijkt iedereen geboren met een interruptiemicrofoon in de hand, maar ik beschouw het toch als een vormend moment in mijn leven. Dit zijn de mensen die je nodig hebt in je leven, die je uitnodigen om mee te denken, mee te doen en je helpen om te groeien.
 
En juist in deze Kamer – waar we soms feller naar elkaar zijn dan goed voor ons is – wil ik benadrukken hoe waardevol dat is. Want die leraar gaf mij dat ene gevoel dat iedereen nodig heeft om vooruit te komen: het gevoel dat je erbij hoort.

Laten we als politiek streven om dát gevoel aan alle Nederlanders te geven. Dat is in ieder geval mijn streven in deze Kamer. Om mensen uit te nodigen om mee te denken, om obstakels weg te nemen waar mogelijk en om te zorgen dat ook zij, net zoals ik, hun dromen en ambities kunnen najagen. Zodat iedere Nederlander kan zeggen: ik hoor erbij.

Een kleine maand geleden maakte ik opnieuw zo’n vormend moment mee. Een dag na mijn beëdiging als Kamerlid, werd Zeerijp opgeschrikt door een zware aardbeving. In een klap stonden Groningers weer oog in oog met al die stress, onzekerheid en angst die al zo lang op hun levens drukt.

Als nieuwe woordvoerder op dit dossier kon ik niet anders dan diezelfde dag nog samen met collega’s Rob Jetten en Hans Vijlbrief de auto instappen. Niet om van een afstandje te praten over wat er speelt, maar om Groningers in de ogen te kijken, naar hun verhalen te luisteren en ze persoonlijk een hart onder de riem te steken. Want alleen zo kan je beginnen te begrijpen wat deze situatie met mensen doet.

En ondanks alle ellende, werden we ontzettend warm en gastvrij ontvangen. Dat raakte me diep. Juist omdat het laat zien hoe veerkrachtig deze gemeenschap is. Die veerkracht verdient oplossingen die werken, niet alleen op papier maar in het echte leven. Daarom staan wij als D66 pal naast de Groningers en zeggen wij duidelijk: de gaskraan blijft dicht.

Drie zaken vielen mij verder in het bijzonder op uit de gespreken.
Allereerst, de Ongelijkheid: Buren die onderling totaal verschillende uitkomsten krijgen. De een krijgt een nieuwe woning, terwijl de ander al jaren achter fatsoenlijk schadeherstel aanzit. Wat de Groningers wel delen, is stress. Zoveel stress dat je er soms letterlijk bij neervalt.
Het tweede wat opviel is de Onduidelijkheid: Te veel instanties, te veel loketten, te veel tegenstrijdige antwoorden. Mensen vertelden ons: “Door de bomen zie je het bos niet meer.”

En tot slot, de Traagheid. Woningen die in 2028 versterkt moeten zijn – terwijl iedereen weet dat dat niet gehaald wordt. Rechtszaken die al jaren lopen en het leven van mensen en families volledig opslokken in onzekerheid.

Voorzitter, ik ga afronden. Wie goed heeft opgelet tijdens mijn betoog, ziet een patroon. Het gold voor de eerste generaties gastarbeiders, voor mijn ouders en voor mij. En we zien het hier opnieuw.

Iedereen wil gelijk behandeld worden.
Iedereen wil weten waar hij of zij aan toe is.
Iedereen wil vooruit.

Dat zijn geen Brabantse, Turkse of Groningse waarden. Dit zijn menselijke waarden.

En precies daarom merkte ik na ons bezoek aan Groningen iets bijzonders bij mezelf. Ik voel mij niet alleen een Nederlander met Turkse roots uit Dongen, maar op dit moment net zo goed een Groninger. En voorzitter, dat is niet iets wat je een trotse Brabander zomaar hoort zeggen.

Maar ons bezoek raakte me, omdat het me herinnerde aan dat ene motto uit Dongen: in Dongen doen we dingen samen. In Groningen zag ik datzelfde sterke gevoel van omzien naar elkaar, maar ik zag óók hoe zwaar deze bevingen voor hen opnieuw zijn geweest.
En daarom is het nu aan ons om te laten zien dat “samen” niet alleen een mooi begrip is voor thuis, maar ook een opdracht voor hier. Het is aan ons om naast de Groningers te gaan staan, ze vertrouwen te geven en obstakels weg te nemen. Zoals mijn voorganger Hans Vijlbrief zo mooi zegt: door te luisteren naar de zachte stem.

Want de Groningers hadden altijd gelijk.