Lees voor

Maidenspeech Hans Teunissen

De tekst van de maidenspeech van Hans Teunissen lees je hier.

Vlak voor de zomer werd ik beëdigd als lid van dit huis. Ik kwam toen vanuit de klaslokalen de Kamer in. Een eer en bijzonder moment. En nu mijn eerste plenaire bijdrage. We praten vandaag over onze democratie, rechtsstaat en overheid. Onderwerpen die wat abstract in de oren klinken – maar die direct invloed hebben op het dagelijks leven van mensen.

Dat leven begint ’s ochtends vaak aan de keukentafel. Aan zo’n tafel zat ik vroeger met mijn moeder, opa en oma. De drie mensen door wie ik ben opgevoed. Als ik de keuken binnenstapte zat oma daar altijd al – met zo’n grote krant opengevouwen op de stoel naast haar.
Bij het ontbijt ging het vaak over die krant. Over wat er was gebeurd in de wereld. Over de politiek. Al is de politieke betrokkenheid wisselend aanwezig bij mijn familie en vrienden. Toen ik voor de zomer deze stap zette, kreeg ik dan ook regelmatig de vraag: ‘Wat moet je dáár nou toch gaan doen?’

Nou, dát wist ik wel. Aan de slag met onderwerpen waar ik al heel lang mee bezig ben: onderwijs, democratie en rechtsstaat.
Mijn interesse hiervoor ontstond niet alleen aan de keukentafel, maar ook in het klaslokaal. In mijn examenjaar vonden de aanslagen van 9/11 plaats en werd Pim Fortuyn vermoord. Hier hadden we het veel over. Als jonge scholieren merkten we dat de wereld aan het veranderen was.

Ik ging het nieuws nog meer volgen en raakte steeds meer geboeid door de wereld om me heen. Ik wist: hier wil ik iets mee. Ik werd leraar maatschappijleer. Juist omdat ik merkte hoe waardevol het is om samen met jonge mensen de wereld te bekijken en proberen te begrijpen.

Gelukkig spreek ik nog vaak oud-leerlingen. Zoals Bas. Die kwam vanaf dag één zuchtend het lokaal binnen en draaide met zijn ogen als ik begon met mijn vaste blokje actualiteiten. Na een paar lessen veranderde Bas. Hij begon vragen te stellen. Zijn mening te geven. Ging vol humor de discussie aan met zijn klasgenoten. En na een tijdje zocht hij me op in de pauze om te vragen of ik gisterenavond het nieuws had gezien over een bepaald onderwerp. Dat bleef hij daarna vele pauzes doen.

Elke klas heeft een Bas. Meerdere zelfs. En ze heten allemaal anders.
Betrokkenheid bij en interesse in politiek en democratie zijn geen aangeboren eigenschappen. Die moeten we ontwikkelen en onderhouden. Binnen én buiten het klaslokaal.
Als student begeleidde ik scholieren hier op het Binnenhof, als leraar nam ik mijn leerlingen vaak mee – en later volgde ik als toezichthouder van ProDemos hun activiteiten van nabij. Het is echt een waardevolle belevenis voor jongeren om de politiek in praktijk aan de slag te zien – en om dilemma’s in democratie en rechtsstaat actief te beleven.

En het is nodig. Uit internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse jongeren relatief laag scoren op kennis over democratie en rechtsstaat – en dat ze minder politiek betrokken zijn. Het blijkt eveneens dat de verschillen tussen jongeren onderling in ons land groter zijn dan in andere landen. En dat die verschillen sterk samenhangen met het type onderwijs dat zij volgen, hun woonplaats en sociaaleconomische achtergrond.

Bij het bereik van ProDemos zien we ook verschillen. Met name jongeren uit de regio’s Groningen, Limburg en Zeeland worden minder goed bereikt.

Voorzitter, dat is niet goed. Jongeren uit alle windstreken van ons land verdienen een rijke kennismaking met onze democratische rechtsstaat. D66 wil daarom investeren in activiteiten in de regio – waarbij jongeren op locatie beleven wat het betekent om actief deel te zijn van onze democratie.

Voorzitter, ik heb hierover een paar vragen aan de minister:

  • Hoe beoordeelt de minister de scores van onze jongeren op het gebied van democratie en rechtsstaat?
  • Wat vindt hij van de verschillen tussen jongeren onderling?
  • En wat wordt er momenteel gedaan om jongeren in alle regio’s van ons land te bereiken?

Voorzitter, met het mbo in portefeuille spreek ik nog steeds veel jongeren. Het mooie van dit ambt is dat je sowieso veel mensen spreekt. Vaak gaat het in gesprekken ook over de politiek zelf. Over wat we hier doen en over hoe mensen dat beoordelen. Ik hoor dat mensen zich zorgen maken over de politiek. En de cijfers die zij geven aan onze democratie zijn minder hoog en stabiel dan eerst. En dat baart mij zorgen.

Om van iemand te houden moet je iemand kennen, begrijpen en vertrouwen. Dat geldt ook voor onze democratie. Ik zou graag zien dat mensen onze democratie en politiek weer in het hart sluiten. Weer gaan waarderen en vertrouwen.

Elkaar kennen en begrijpen is hiervoor essentieel.
In onderzoeken geven mensen aan dat ze een ‘begrijpelijkelijke overheid’ het belangrijkste verbeterpunt vinden. En de Ombudsman hamert in adviezen op het belang van duidelijke taal.
Bij het belang hiervan moet ik denken aan twee van mijn naamgenoten binnen D66. Hans van Mierlo had het vaak over de rol van woorden, taal en toonhoogte in de politiek. En Hans Vijlbrief laat in Groningen zien dat goed en duidelijk communiceren de basis vormt voor wederzijds begrip.

Voorzitter, de overheid is er voor iedereen. Daarom moet de communicatie van de overheid ook voor iedereen toegankelijk zijn. In brieven en besluiten – op websites en formulieren.
Er is een verband tussen duidelijke taal en het begrijpen van beleid. En tussen duidelijke uitleg en begrip voor beleid.
Daarom wil D66 dat we het recht op duidelijke taal vastleggen in de wet.

Ik heb daarbij de volgende vragen aan de staatssecretaris:

  • Hoe beoordeelt zij de communicatie vanuit de overheid?
  • Ziet zij mogelijkheden voor verbetering?
  • En vindt zij ook dat alle overheidscommunicatie – berichten, brieven en besluiten – duidelijk en toegankelijk moet zijn?

Omdat ik zelf ook duidelijk wil zijn, kondig ik aan dat ik op dit punt samen met collega’s een motie ga indienen.
 
Voorzitter, ik rond af. De naam van Hans van Mierlo is al gevallen. In het centrum van ons beider geboortestad Breda vind je een muurschildering met daarop een citaat van Van Mierlo. ‘We moeten een revolutie maken voordat die uitbreekt’. Dit moest een ‘stille revolutie’ zijn. ‘Die kanalen graaft van de burgers en hun frustraties naar de centra van de macht’. Hij noemde dát in 1968 de grote opgave voor de politiek. En dat is het nog steeds.


Om van onze democratie te houden moeten we elkaar kennen, begrijpen en vertrouwen. Hier moeten we samen aan blijven werken. Aan keukentafels, in klaslokalen en in deze Kamer.