Maidenspeech Fatimazhra Belhirch

Lees hieronder de maidenspeech van kamerlid Fatimazhra Belhirch.

Beeld: D66

Voorzitter, het is bijzonder om mijn maidenspeech te mogen geven in dit gebouw. Een plek waar mijn reis — bijna twintig jaar geleden — begon in de ambtelijke en diplomatieke wereld, als jonge diplomaat voor Buitenlandse Zaken: een vak dat vraagt om luisteren, verantwoordelijkheid en het bouwen van bruggen in een wereld onder spanning.

Maar mijn weg naar de politiek begon niet op Buitenlandse Zaken, maar aan de keukentafel bij mijn ouders.

Ik ben geboren in Rotterdam, opgegroeid in Rotterdam en Capelle, met wortels in Marokko: mijn moeder uit Fez, thuisbasis van de oudste universiteit ter wereld en mijn vader uit Marrakech, de handelsstad met de roodkleurige huizen.

Mijn ouders leerden mij en mijn drie zussen te wortelen in het land waar je leeft, zonder je eigen wortels ooit te verliezen.

Ik ben trots op mijn ouders. Ze brachten ons zelfstandigheid en nieuwsgierigheid, een open blik naar buiten, én de verantwoordelijkheid om om te kijken naar wie het moeilijk heeft zonder oordeel, omdat ieder mens gelijk is.

Aan de keukentafel leerden we praten over vrijheid, mensenrechten, en waarom democratie nooit vanzelfsprekend is. We leerden er vooral ook discussiëren — soms zo vurig
dat mijn ouders elkaar aankeken met een blik van: waar zijn we aan begonnen?

Voorzitter, ik denk dat ze u met open armen hadden ontvangen om de discussies te leiden.

Voorzitter, in mijn werk heb ik de schaduwkant van de wereld gezien. Landen aan de rand van conflict, en oorlogsgebieden zoals Sudan en Irak.

In El Fasher, in Darfur, ontmoette ik een moeder die net haar dochter had verloren bruut vermoord, terwijl zij alleen maar hout ging halen voor het vuur.

Ze keek me aan en vroeg: “Zal iemand ons nog zien?” Die vraag draag ik nog altijd met mij mee.

Ik zag hulpverleners die bleven staan wanneer alles instortte. Ik zag onze militairen die, ver van huis, bouwden aan vrede. En ik zag mensen die elkaar vasthielden, die zelfs in de zwaarste tijden weigerden te breken.

Mensen die vroegen om medemenselijkheid, om verbinding, en om de hoop niet te worden vergeten.

Mijn werk leerde mij dat vrede, veiligheid en vrijheid kwetsbaar zijn, maar ook hoe groot menselijke veerkracht kan zijn. Dat juist in kwetsbaarheid ruimte ligt voor nieuwe kracht.

Ook in Nederland zie ik die kwetsbaarheid én die veerkracht. Bij mensen die zich afvragen of ze zekerheid hebben over hun toekomst, die elke maand moeten puzzelen om rond te komen, en bij jongeren die zoeken naar perspectief.

Maar ik zie ook iets anders: mensen die elkaar dragen en kansen zien in buurten, in bedrijven, in vrijwilligerswerk, en in de dromen van jongeren.

Zij laten zien dat Nederland niet minder kracht heeft dan vroeger, maar meer kracht dan wij soms denken.

En dat brengt mij bij een overtuiging die ik overal ter wereld heb gezien, en hier in Nederland bevestigd zie:

“Nederland is op zijn sterkst wanneer wij niemand laten vallen, en elkaar de ruimte geven om vooruit te komen.”

En daarom ben ik trots op Nederland: op de mensen die ons land elke dag opnieuw maken, en op onze vrijheid en democratie, die wij samen moeten koesteren en beschermen. Dat is de opdracht die wij gezamenlijk dragen.

Voorzitter, Onze vrijheid, veiligheid, welvaart én welzijn vragen om bescherming: een sterke rechtsstaat, een weerbare samenleving, Defensie die onze mannen en vrouwen ondersteunt, en diplomatie die bruggen bouwt in plaats van muren.

Want in een wereld met meer conflicten dan in decennia kan Nederland alleen sterk staan als we kiezen voor samenwerking, menselijkheid en onze internationale verantwoordelijkheid.

Voorzitter, dat brengt mij bij het Koninklijk Huis een instituut met een bijzondere rol in onze democratie.

Niet omdat het boven de politiek staat, maar omdat het symbool staat voor continuïteit en verbondenheid.

Juist daarom is het belangrijk dat het Koninklijk Huis weerbaar en toekomstbestendig is. Zodat het vertrouwen dat zoveel mensen erin stellen niet wordt ondermijnd door vragen over financiën of nevenfuncties.

Als we de monarchie willen versterken, moeten we haar ook bij de tijd houden: transparant, zorgvuldig, en recht doen aan de waardige rol die het Huis inneemt.

Daarbij hoort ook een constructieve blik op de invulling van de monarchie zelf. Niet om af te breken, maar om te borgen dat zij een bron van verbondenheid blijft voor de generaties die na ons komen.

Daarom, voorzitter, een aantal vragen.

De brief over de nevenfuncties brengt meer duidelijkheid, maar niet op alle punten. Zo blijft de vraag wanneer precies de ministeriële verantwoordelijkheid moet gelden.

Nu lezen we dat deze kan worden geactiveerd “als (beleids-)ontwikkelingen of omstandigheden daartoe concreet aanleiding geven, met name wanneer dit relevant is voor de uitvoering van beleid en de uitoefening van de functie.”

Dit is een ruime omschrijving. Kan de minister-president deze nader duiden? Hoe wordt deze afweging in de praktijk gemaakt? En wie is er eindverantwoordelijk voor de beslissing? De vakminister, of de premier? En op welke wijze wordt de uitkomst van deze afweging kenbaar gemaakt?

En hoe heeft de premier deze afweging zelf gemaakt in het licht van de nevenfunctie van een lid van het Koninklijk Huis als bestuurder bij het NAVO-Innovatiefonds? Is hierover vooraf afstemming geweest tussen het lid en de minister-president?

Dan die andere brief of briefje, moet ik eigenlijk zeggen.
Los van de inhoud: de moties waar de brief naar verwijst zijn ruim een jaar geleden met grote meerderheden aangenomen.

De brief zegt nu simpelweg: we gaan ze niet uitvoeren.
Die mededeling had de premier de dag na de stemming kunnen geven. Dat de Kamer hier ruim een jaar op heeft moeten wachten, geeft geen pas.

Waarom heeft dit zo lang moeten duren?

Het signaal dat de minister-president hier geeft is duidelijk:
hij gaat hier niets meer mee doen. En met zijn dubbel demissionaire status snap ik dat ook wel. Maar het zou passender zijn geweest als de premier hierover al op een eerder moment open was geweest.

Voorzitter, twintig jaar geleden begon ik hier in dit gebouw mijn reis in de diplomatie. En nu sta ik hier opnieuw niet langer als diplomaat die bruggen zoekt tussen landen, maar als Kamerlid dat verschillen wil overbruggen tussen mensen in het hart van onze democratie.

De waarden die ik aan de keukentafel meekreeg: gelijkwaardigheid, solidariteit, menselijkheid en vertrouwen, zijn dezelfde waarden die ons land vooruitbrengen. 

En ik zie ernaar uit om hier, samen met u, het werk te doen dat deze tijd van ons vraagt. Want verantwoordelijkheid dragen wij samen om ons land sterker, vrijer en rechtvaardiger door te geven dan wij het ontvingen. 

Maar solidariteit houdt niet op bij onze grenzen; wat buiten gebeurt, raakt ons binnen. En wat wij hier besluiten, heeft invloed buiten.

Dat is waarom ik hier sta. Dat is de opdracht die ik aanvaard. En dat is het Nederland waaraan ik wil bouwen: samen met u, en voor iedereen.