Lees voor

‘In je eentje krijg je niets voor elkaar’

Iedereen verdient de kans een gezond leven te leiden. Toch zijn er wat dit betreft grote verschillen tussen mensen. Deze gezondheidsongelijkheid wil D66 terugdringen. We zijn natuurlijk trots op de kracht van onze zorgmedewerkers en de robuustheid van ons zorgsysteem, maar hebben we het, ondanks onze goede uitgangspositie, wel zo goed voor elkaar? Deze retorische vraag stelde arts, hoogleraar en zorgbestuurder Ernst Kuipers in een gesprek met Sigrid Kaag, ruim voordat het huidige kabinet tot stand kwam.

Tekst Jan Vincent Meertens 

De plannen uit het coalitieakkoord moedigden hem aan de handschoen op te pakken en zich als Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in te zetten voor ons zorgstelsel. Twintig jaar na Els Borst is Volksgezondheid weer terug bij D66, waar het voor vele sociaalliberalen ook hoort te zijn. Kuipers kijkt uit naar ons gesprek. Bevlogen, voortvarend en nieuw in de partij. Hij neemt lezers graag mee in wat het zorgakkoord inhoudt en hoe we samen kunnen werken aan betere zorg voor iedereen.

Door je achtergrond heb je een heel brede kijk op ons zorgstelsel gekregen. Al van kleins af aan: je groeide op in een huisartsengezin.

“Ja, ik ben opgegroeid in een plattelandsdorp in de Noordoostpolder in een gezin met vijf jongens. Mijn vader was huisarts en mijn moeder de praktijkmanager die ook de apotheek deed. Zonder mijn moeder kon de praktijk niet draaien. Mijn vader was een uitstekend arts, maar alles daaromheen, daar had hij geen kaas van gegeten. De praktijk bestreek een gebied van 30 kilometer, alles langs de IJselmeerkant van de polder tussen Lemmer en Urk in.”

Hadden jullie het over politiek thuis? Waren je ouders politiek geëngageerd?

“Nee…nauwelijks. Ze waren betrokken. Ik kan me nog wel levendige discussies herinneren in de periodes van de Vietnamoorlog en de nucleaire wapens, toen ik een klein kind was. Het was iedere dag op televisie. Maar mijn ouders waren niet politiek actief in de zin van een lidmaatschap van een partij of een rol in de lokale politiek. We praten over de zestiger, zeventiger en tachtiger jaren op het platteland, met een huisartsenpraktijk en apotheek. Als echtpaar zo’n praktijk runnen betekende dat je letterlijk dag en nacht bijna het hele jaar door daar mee bezig was. Ze stonden altijd paraat. Er was geen achterwacht. Je had overdag je spreekuur, maar als er ’s nachts een bevalling was of iemand die met de fiets een ongeval had, dan reed je er ook naar toe. Er was niet veel tijd voor iets eromheen.”

Beeld: Rocco van Poppel

De zeilboot was een toevluchtsoord?

“Een middag in de week werd de praktijk door een collega twaalf kilometer verderop even waargenomen en kon hij een paar uurtjes zeilen. En de zomervakantie kon alleen maar doorgaan als er een waarnemer was. Zeilen is er bij ons van heel jongs af aan met de paplepel ingegaan. Ik kan me niet anders herinneren dan dat we met bootjes bezig waren. Eerst met de ouders mee en later met een broer, ook op zee. Ik heb zelf nu geen boot, ik heb er geen tijd voor.”

Je zag dat je vader zich kapotwerkte. Toch koos je zelf ook voor geneeskunde?

“Ha, nee, niet meteen! Het stond voor mij als een paal boven water dat ik geen geneeskunde ging doen. Altijd aan staan, dat wilde ik absoluut niet. Maar het begon toch te kriebelen dus na een jaar natuur- en scheikunde heb ik me alsnog ingeschreven voor geneeskunde. Mijn vader verklaarde me voor gek. Je werkt je op een gegeven moment stuk, zei hij. Maar hij gaf zelf ook toe dat hij weer medicijnen zou studeren als hij kon kiezen.”

Nu geldt dat ook voor de minister: altijd aan staan. Onder grote druk en in de schijnwerpers.

“Ja, maar daar word ik niet warm of koud van. Die nuchterheid heb ik van huis uit meegekregen. En ik heb in de acute zorg gewerkt, dat is pas hectisch. Daar moet je wel je kalmte bewaren. Dat nam ik mee tijdens de COVID-crisis, en nu in mijn rol als minister.”

Die kalmte, en met name het geduld, had je ook nodig bij het landelijk bevolkingsonderzoek darmkanker.

“Ik ben uiteindelijk opgeleid als maag-darm-leverarts. Weet je dat bijna een kwart van alle kankers optreedt in het maag-darm kanaal? Het bijzondere is dat een belangrijk deel van die kankers vroeg te ontdekken is. En dan eenvoudig poliklinisch te behandelen is. Dan moet je dus iets doen met de vroege opsporing via een bevolkingsonderzoek. Daar heb ik me lang voor ingezet.”

Daar zijn we een van de beste in de wereld in. Een ‘success story’?

“Ja, zeg ik met een brede grijns. En daar hebben heel veel mensen aan bij gedragen. Het is een heel lang traject geweest. Het heeft 16 jaar geduurd; van de allereerste vergaderingen die ik in het Erasmus MC had tot de volledige uitrol van het bevolkingsonderzoek in Nederland. Mensen krijgen nu een enveloppe met een testje thuis, maar er gaat natuurlijk heel veel aan vooraf om dat voor elkaar te krijgen.”

Beeld: D66

Hoe kalm en nuchter kun je blijven in de gepolariseerde wereld waarin we leven? Je bent in het openbaar en in de Tweede Kamer een leugenaar genoemd, hebt camera’s rond je woning moeten plaatsen en moest zelfs een tijdje met een pet en zonnebril op joggen.

“Toen ik gekwalificeerd werd als leugenaar moest ik wel even slikken ja. Maar over het algemeen zijn mijn gezin en ik er nuchter onder. Dat betekent niet dat ik het accepteer. Woorden doen ertoe. Dat lijken we soms te vergeten. We mogen ons rijk rekenen met onze democratie, met de mogelijkheid die iedereen heeft om zich uit te spreken, dat iedereen kan stemmen en dat de regering ook rekenschap moet geven. En we moeten in de gelegenheid gesteld worden om dat op een weloverwogen manier te doen. Dat principe verdedigen we en dat laten we zien. Door in een spontane actie weg te lopen uit de algemene politieke beschouwingen of weloverwogen aangifte te doen als iemand een bewerkte foto van minister Karien van Gennip en mij plaatst met daarin een nazivlag.”

In september bood je, met je collega’s, de Tweede Kamer het Integraal Zorgakkoord aan. Een akkoord dat volop inzet op het terugdringen van gezondheidsongelijkheid en kwaliteitsverbetering, duidelijke D66 standpuntenpunten.

“Het IZA is een breed bottom-up initiatief vanuit de zorg en de partijen die daarin actief zijn. En het is in lijn met het gesprek dat ik in 2021 met Sigrid Kaag had. We spraken over de politiek en D66, met logischerwijs een focus op de zorg. Waar staat onze zorg nu? Op Europees topniveau was de boodschap van vorige kabinetten, maar ook het departement. Maar de waarheid is dat dat op veel vlakken niet meer zo is.”

Waarin schieten we tekort?

“Onze zorg is gebaseerd op de waarde van solidariteit. Gelijke toegang voor iedereen. Of je nou een bankrekening hebt waar geld op staat of niet. Of je gezond ter wereld komt of met een aandoening. Gelijke toegang voor iedereen, een ongelooflijk belangrijk principe en dat willen we zo houden. Maar dat grondbeginsel staat wel heel erg onder druk door een groeiende vraag en te weinig mensen om met die vraag mee te groeien.”

“De problemen in het ene domein, zoals huisartsenzorg of geestelijke gezondheidszorg, hebben invloed op het andere. Als iemand maanden moet wachten op de intake voor psychische problemen of een behandeling in een ziekenhuis, dan komen deze patiënten tussentijds een aantal keer bij de huisarts terecht. Maar de huisarts heeft het water al aan de lippen staan. Als mensen die in het ziekenhuis liggen naar huis kunnen, maar wel met wijkzorg, dan blijven ze onnodig in het ziekenhuis liggen als er geen wijkzorg is. Het is allemaal met elkaar vervlochten.”

En het akkoord brengt weer balans?

“Wat wij met het integrale zorgakkoord bewust hebben gedaan, en dat is nooit eerder gebeurd, is samen met patiëntenorganisaties, gemeentes, zorgverleners, kortom met alle partijen gezamenlijk, kijken hoe we de zorg toekomstbestendig maken. Dat er voor iedereen, waar je ook woont in Nederland, goede toegang is. Dat we de kwaliteit verder verbeteren en het uiteindelijk ook voor de zorgprofessional werkbaar maken. En dat vraagt om afspraken over die domeinen heen. Dat is de essentie van een integraal zorgakkoord.”

De huisartsen vonden de toezeggingen voor de integrale aanpak om de door hun ervaren werkdruk te verlagen niet concreet genoeg. Jullie hebben hard gewerkt aan een oplossing?

“In het IZA staan allerlei afspraken die de huisartsen moeten ontlasten en sinds het tekenen is er door allerlei partijen hard gewerkt om die afspraken ook echt in de praktijk te brengen. Mede daardoor adviseerde het bestuur van de Landelijke Huisartsenvereniging begin december positief over een handtekening aan hun leden. Eind januari klonk er een overtuigend ‘ja’ van de beroepsvereniging.

Betekenen de afspraken die over de domeinen heen gemaakt worden dat de rol van de overheid en zorgverzekeraars verandert?

“We hebben in Nederland lang geleden gekozen voor een systeem van publieke financiering waarbij de zorgaanbieders jaarlijks gecontracteerd worden. De zorgverzekeraars zijn de partijen die ons als burger vertegenwoordigen. Dat is een hele belangrijke rol. Daarbij moeten zij natuurlijk letten op doelmatige inzet van onze zorgpremies, maar in het IZA wordt nu ook volmondig de noodzaak om te investeren in kwaliteit van wijkverpleging en huisartsenzorg onderkend.”

Maar de zorgaanbieders concurreren toch nog steeds?

“We gaan op zoek naar meer samenwerking. Kijk alleen al naar de toename van mensen met een multidisciplinaire zorgbehoefte. Vanwege de complexiteit van die zorg is concurrentie tussen zorgaanbieders niet gewenst; we krijgen niet de beste kwaliteit voor dat wat we ervoor inzetten. Dit vraagt een actievere rol van de overheid, die afspraken gaat maken over verplichte samenwerking op onderdelen, bijvoorbeeld in de acute zorg of in de zorg voor patiënten met kanker.”

“In het akkoord zetten we de zorgverzekeraars op onderdelen ook in een stevigere positie, bijvoorbeeld door te zorgen dat een dominante zorgverzekeraar in een regio ook namens de anderen afspraken kan maken. Zo kunnen zaken als preventie of een meer wijkgerichte aanpak nog meer van de grond komen. En dat doorbreekt ook die marktwerking. Niet meer in concurrentie met elkaar maar in samenwerking ten behoeve van de burger.”

De mensen maken zich zorgen dat er geen spoedeisende hulp meer beschikbaar is in hun regio.

“Ieder van ons heeft op enig moment te maken met acute zorg. Of je het nou zelf bent, de partner, een kind of een ouder, tegen acute zorg lopen we allemaal aan. En die zorg kan echt beter. Kijk alleen al naar het feit dat drie op de tien meervoudig gewonde patiënten niet in een gespecialiseerd traumacentrum behandeld worden, terwijl dat wel de afspraak is. Mijn doel is dan ook om de acute zorg in Nederland naar een hoger niveau te tillen. Ik wil geen ziekenhuizen sluiten, we hebben alle capaciteit hartstikke hard nodig. Maar het moet niet uitmaken waar je woont voor de kwaliteit van zorg die je krijgt. Hoogcomplexe zorg die weinig gevraagd wordt, moet je niet overal willen aanbieden. Dat kan ook helemaal niet.
Daar moet je gespecialiseerde centra voor inrichten, zoals traumacentra.”

Die liggen vaak op een flink eind rijden.

“Gelukkig is veel acute zorg laagcomplex en niet levensbedreigend. Die moet voor iedereen dichtbij en snel toegankelijk zijn, en toch hebben we voor veel van die zorg momenteel maar beperkte toegang. We gaan nu in de samenwerking per regio coördinatiecentra neerzetten met financiering vanuit Den Haag. Daarmee brengen we de zorg dichterbij en maken we het minder complex, waardoor de patiënt sneller en beter wordt geholpen en de druk op de zorgverlening tegelijkertijd afneemt, waardoor de kwaliteit van de zorg enorm verbetert. Vergelijk het met de navigatie in de auto die op basis van actuele informatie de meest efficiënte weg naar de bestemming aangeeft.”

Zijn er al voorbeelden van dergelijke centra?

“In Zeist is een centrum waar dit voor de provincie Utrecht prachtig is ingeregeld. Een huisarts vertelde me daar dat hij vroeger eindeloos moest rondbellen voor een patiënt en nu één nummer belt en vervolgens wordt ontlast. De patiënt wordt veel beter en sneller geholpen. Een ander fraai voorbeeld is Emmen, waar ze voor de regio Drenthe betere continuïteit en kwaliteit hebben bereikt door met de huisartsen, de ziekenhuizen en de ambulancediensten voor heel Drenthe afspraken gemaakt over een zo goed mogelijke dekking in de provincie. Het gaat tegen de marktwerking in. Er wordt nu regionaal bepaald waar de patiënt naartoe gaat, waar capaciteit is en de juiste kwaliteit voor die patiënt ook aanwezig is.”

Beeld: Hans Roggen

Je werkte aan het akkoord vanuit verschillende perspectieven: arts, wetenschapper, zorgbestuurder, politicus, minister.

“Haha, ja, en plattelandsjongen, telg van een huisartsengezin.”

Welke Ernst Kuipers is het meest tevreden met dit akkoord?

“Ik denk dat het de combinatie is, maar allereerst is het de minister die het meest tevreden is met dit akkoord. Wel vanuit de overtuiging die ik al heel lang heb in die verschillende rollen in de zorg dat dit akkoord ongelofelijk nodig is.” 

Als bestuurder Kuipers met minister Kuipers aan tafel had gezeten, wat had die dan tegen de minister gezegd?

“Ik denk dat de bestuurder blij is met het akkoord maar dat die de minister ook zou aansporen ervoor te zorgen dat de tijd van praten nu voorbij is en dat we vooral moeten gaan doen. En dus een veel actievere rol moeten nemen als overheid in plaats van alleen te zorgen voor bepaalde randvoorwaarden en het daarna volledig aan het veld over te laten. Minister, wees nadrukkelijk een medespeler. Natuurlijk met respect voor het stelsel dat er is, maar durf daarin een heldere, desnoods sturende rol te pakken.”

Dan is er verschil in de resultaten van je daadkracht als bestuurder of als minister. De processen zijn veel trager nu. Lijkt me frustrerend voor je.

“Als wetenschapper en zorgbestuurder ben ik al gewend aan het werken met hele lange termijnperspectieven. Een paar maanden terug was ik nog coauteur van een publicatie in de New England Journal of Medicine waarvan we het onderzoek hebben gestart in 2006 en dat 15 jaar monitoring vergde.” 

We gaan het vierde Corona jaar in. Wat zijn de perspectieven?

“Voor Corona zitten we in een nieuwe situatie. We kunnen nu praten over een nieuw normaal. We hebben als bevolking een brede bescherming door vaccinaties en doorgemaakte infecties. Dat is een totaal andere situatie dan drie jaar geleden. Daarbij hebben we te maken met een variant die minder ziek maakt. Dat betekent dat we in de gelukkige omstandigheid zijn dat we ons een open samenleving kunnen veroorloven waarin we normaal met elkaar kunnen omgaan. Maar we houden zicht op de kwetsbaren en ook op de mensen met langdurige klachten na covid. Daarover ben ik ook met collega’s in Brussel in overleg, om zo tot meer onderzoek en een betere behandeling van mensen met langdurige klachten te komen. Want het is niet een onschuldig verkoudheidsvirusje nu, nee. De inzet is dat we zoveel mogelijk kunnen openblijven.”

Maar er kan een nieuwe variant komen of een nieuwe pandemie?

“Dat is een reëel risico dat groter is dan 50 jaar geleden met onze wereldeconomie, onze reizen, de intensieve dierhouderijen enzovoort. Maar we hebben veel geleerd van COVID en hebben daarover afspraken gemaakt. Bij de G20 in Indonesië, waar ik bij kon aansluiten, spraken we over nieuwe virussen, over gelijkheid in bestrijding, ook in lage-inkomen landen. Het betekent dat we ook in Nederland aan een pandemiewet werken zodat we zo nodig weer maatregelen kunnen treffen. Die hadden we voorheen niet. We hadden wel een wet publieke gezondheid, maar die hield alleen rekening met kleine uitbraken. We moeten nu naar een solide wet pandemische paraatheid en daar zetten we ons vol voor in.”

We zijn bij D66 dankbaar voor je enorme inzet voor onze idealen en gunnen je te zijner tijd je droomreis in je eigen zeilboot. Waar gaat die naartoe?

“Hahaha. Bij deze vraag begint mijn vrouw altijd heel hard te lachen. Dan roep ik altijd als droom dat ik eigenlijk gewoon een rondje wereld wil doen. Ze laat me rustig dromen, maar het voornemen ligt er echt. Mijn zoons beginnen nu enthousiast te worden en sturen filmpjes van mooie boten en reizen. Ik ben ervan overtuigd dat het ooit gaat gebeuren.”