D66 en ChristenUnie: Dialoog en excuses slavernijverleden’
D66 en de ChristenUnie willen dat de regering excuses aanbiedt voor het slavernijverleden. De partijen willen dat die excuses gepaard gaan met een dialoog over de rol die Nederlandse overheden en instanties daarin hebben gespeeld. Volgens de partijen is erkenning nodig voor het leed dat is aangedaan door Nederlandse autoriteiten.
Rob Jetten: ‘Verantwoordelijkheid nemen voor onze geschiedenis’
D66-fractievoorzitter Rob Jetten: “Slavenhandel en slavernij behoren tot de meest pijnlijke herinneringen in onze geschiedenis. Vandaag, op Keti Koti, herdenken en vieren we de afschaffing daarvan. Toen ik dit jaar op werkbezoek was op Sint Eustatius, werd ik gegrepen door de bloedige slavernijgeschiedenis van het eiland dat in de 17e en 18e eeuw bekend stond als ‘De Gouden Rots’, de meest winstgevende haven van de WIC.
Zo zijn er vele verhalen te vertellen. Van de erbarmelijke tochten van Afrika naar de Amerika’s tot de leider van de Curaçaose slavenopstand, Tula. Het zijn verhalen die ons leren over het gruwelijke van de mens. En de rol van onze Nederlandse voorouders.
Uitingen van spijt, berouw en schaamte zijn op zijn plaats. Maar daarmee nemen we nog geen historische verantwoordelijkheid voor onze geschiedenis. Dat kan alleen als we het leed erkennen van veel mensen en onze excuses aanbieden voor ons eigen handelen.”
Gert-Jan Segers: ‘erkenning, inbedding en excuses’
ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers: “We moeten niet gemakzuchtig omgaan met de zwarte bladzijden uit onze geschiedenis. We kunnen ze niet zomaar dicht laten en we kunnen er ook niet een snel ‘sorry’ over uitspreken. We moeten ons als gehele samenleving verzoenen met een verleden waarin onmenselijk leed is aangedaan, dat tot op de dag van vandaag doorwerkt. Het is daarom belangrijk de rol van Nederland in het slavernijverleden te beschrijven, te erkennen en daar dan ook excuses voor aan te bieden.
Het is goed dat het kabinet een dialoog heeft opgestart die gericht is op de erkenning van het slavernijverleden, waar ook het opzetten van een kenniscentrum over het slavernijverleden onderdeel van kan zijn. De excuses die de overheid aanbiedt vloeien dan logisch voort uit een traject van erkenning en inbedding in de samenleving.”