Onbehoorlijk en inconsistent handelen
Een wethouder behoort te handelen conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en vanuit consensus als onderdeel van een collegiaal bestuur. De indieners van deze motie (D66, DG en PvdA) zijn van oordeel dat wethouder Mager (VVD) deze fundamentele waarde van het openbaar bestuur in ernstige mate heeft geschonden.
De Nieuwe Doelen
Uit het Woo-verzoek blijkt dat het college aanvankelijk heeft ingezet op een tijdelijke openstelling van De Nieuwe Doelen. In dat verband is door wethouder Polatli de intentie uitgesproken dat de Stichting Pandemonium het beheer van De Nieuwe Doelen zou kunnen voortzetten, al dan niet onder de vlag van een andere stichting. Echter, tijdens de tijdelijke waarneming van portefeuillehouder heeft wethouder Mager dit voornemen plotseling en abrupt beëindigd, zonder opgaaf van redenen en zonder ruggespraak. Nu blijkt, dat wethouder Polatli dit voornemen tot voorzetting al in december heeft gedeeld met wethouder Mager, met het verzoek om de ingezette lijn te volgen tijdens zijn afwezigheid. Desondanks heeft wethouder Mager een tijdelijke openstelling van De Nieuwe Doelen voorkomen en bovendien tijdens het interpellatiedebat ontkend dat er eerder sprake zou zijn van een voornemen tot tijdelijke openstelling. Intussen is het leegstandsbeheer onder de politieke verantwoordelijkheid van wethouder Mager gegund aan de Stichting Gorcumse Sportaccomodaties (SGS). De wethouder heeft in de raad hiervoor als argument aangevoerd dat de SGS de ‘huis-leegstandsbeheerder’ van de gemeente is. Achteraf blijkt dat deze informatie feitelijk onjuist is. De SGS is niet de vaste leegstandsbeheerder van de gemeente, sterker nog; er zijn überhaupt geen overeenkomsten tussen de gemeente en SGS met betrekking tot leegstandsbeheer.
Dit besluit getuigt dan ook niet alleen van inconsistentie en oncollegiaal bestuur, maar staat ook haaks op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Uit het standpunt van de wethouder blijkt dat geen zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden van feiten en belangen, noch dat de behandeling van burgers (lees: Stichting Pandemonium) correct was, noch dat de besluitvorming deugdelijk is verlopen. De indieners menen bovendien dat daardoor tevens niet is voldaan aan het motiveringsbeginsel nu het besluit gestoeld is op valse feiten. De indieners kwalificeren het handelen van de wethouder daarom als onbehoorlijk.