Petra Stienen: “Het hebben van een nationaliteit is een fundamenteel mensenrecht”

De Eerste Kamer heeft twee wetten aangenomen die de positie van staatlozen in Nederland verbeteren. Daarmee neemt Nederland de verplichtingen serieus die voortkomen uit de VN-verdragen om staatlozen te beschermen en staatloosheid uit te bannen, meer dan zestig jaar nadat Nederland deze verdragen ondertekende. Petra Stienen voerde namens D66 het woord en sloot met het debat haar lidmaatschap van de Eerste Kamer na acht jaar af.

Beeld: Hans Kouwenhoven/Eerste Kamer

Menselijke maat op
lokaal niveau

Wereldwijd zijn er 12 miljoen staatlozen, waarvan enkele duizenden hun toevlucht hebben gezocht in Nederland. Deze mensen hebben geen nationaliteit en kunnen daarom geen huis kopen, geen onderneming starten, geen diploma’s halen. De eerste wet introduceert een procedure om staatloosheid vast te stellen via de rechter of door een bestuursorgaan, wanneer staatloosheid evident is. D66 vindt dat gemeenten ruimte voor de menselijke maat moeten hebben in het vaststellen van staatloosheid, ook in situaties die nu nog niet (kunnen) worden voorzien. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij jaarlijks zal rapporteren over mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen door de limitatieve opsomming van situaties waarin evidente staatsloosheid vastgesteld kan worden.

Recht op Nederlandse nationaliteit

Met de tweede wet kunnen kinderen die in Nederland geboren zijn, maar staatloos zijn en hier niet rechtmatig verblijven, de Nederlandse nationaliteit krijgen. Petra Stienen: “Het hebben van een nationaliteit is een fundamenteel mensenrecht voor iedereen”. De wet stelt de voorwaarden dat staatloze kinderen minimaal vijf jaar in Nederland een ‘stabiel hoofdverblijf’ moeten hebben gehad, dat hun ouders hun vertrek naar het buitenland niet hebben gefrustreerd en zich niet aan het toezicht van de overheid hebben onttrokken. Volgens D66 zijn deze voorwaarden niet in lijn met het VN-verdrag, dat als doel heeft om staatloosheid te verminderen, en met het Kinderrechtenverdrag, dat stelt dat kinderen niet mogen worden bestraft voor de activiteiten van hun ouders. Ook hoe “stabiel” precies wordt ingevuld in het beleid, is nog niet duidelijk. Op verzoek van senator Stienen stuurt de staatssecretaris de beleidsregels naar de Tweede en Eerste Kamer.

Buitenschuldprocedure voor staatlozen

Sommige afgewezen asielzoekers kunnen niet terugkeren naar hun land van herkomst, bijvoorbeeld door ontbrekende reisdocumenten of omdat het land van herkomst hen niet toelaat. Als zij wel willen, maar buiten hun schuld niet kúnnen terugkeren, kunnen zij in aanmerking komen voor een buitenschuldvergunning. Het is belangrijk dat staatloosheid wordt meegewogen in de buitenschuldprocedure, want juist staatlozen kunnen vaak niet terug naar het land van herkomst, omdat zij niet worden erkend als burger. Ook de beleidsregels over de buitenschuldprocedure worden naar de Kamer gestuurd. Tenslotte ontvangt de Kamer op verzoek van Petra Stienen jaarlijks een rapportage over het aantal mensen dat hun staatloosheid laat vaststellen en het aantal staatloze kinderen dat het Nederlanderschap via deze wet heeft verkregen, zodat duidelijk wordt hoeveel mensen daadwerkelijk zijn geholpen met deze nieuwe wetten.