Wat betekent het nieuwe Kunstenplan 2025 – 2028 voor Amsterdam?

Vorige week heeft de gemeenteraad van Amsterdam het nieuwe Kunstenplan voor 2025 – 2028 vastgesteld. Hiermee staat de systematiek vast, waarmee de 180 miljoen euro gemeentesubsidie over de kunst- en cultuursector zal worden verdeeld. Er is veel te doen geweest om het nieuwe beleid. Zo zijn er in aanloop veel debatten gevoerd in Amsterdam, tegen de achtergrond van een kabinet dat bezig is met desastreuze plannen voor de kunst- en cultuursector. Hoe het nou precies zit, dat bespraken we met D66-raadslid Elise Moeskops, de kunst-en-cultuurwoordvoerder: “Er is in Amsterdam keihard gewerkt aan een Kunstenplan, waarmee de kunst- en cultuursector door kan, ondanks de harde Haagse bezuinigingen.”

Kunstenplan: waarom is het zo belangrijk? 

“De gemeente verdeelt 180 miljoen euro subsidie over de Amsterdamse kunst- en cultuursector. En zonder dat geld zouden er veel kunst- en cultuurinstellingen omvallen. Wat de verdelingssystematiek van dat geld is, wordt elke vier jaar vastgesteld in het Kunstenplan. Dat is een lang proces. Eerst komen de contouren; waar willen we komende vier jaar naartoe? Daarna volgen de hoofdlijnen, dat is inhoudelijk beleid voor de sector. Als dat vaststaat worden er cultuurpolitieke doelen aan gekoppeld. Tot slot volgt het financiële kader, op basis waarvan de AFK en de Kunstraad het geld verdelen.”

Wat is er nieuw in dit Kunstenplan?

“De inzet voor de komende jaren is meer spreiding van kunst en cultuur over de stad, door alle wijken in aanraking te laten komen met kunst en cultuur. Daarnaast komt er meer steun voor makers en onafhankelijke kunstenaars. 

Een belangrijke verandering is meer ruimte creëren voor nieuwkomers in de sector. Want doorstroom is belangrijk voor vernieuwing. D66 vindt alleen dat de instroom van nieuwkomers niet ten koste mag gaan van de huidige generatie. Het vinden van een goede balans hierin is ingewikkeld, maar noodzakelijk. 

En in dit proces heeft D66 gestreefd naar een gezond cultureel ecosysteem, waarin ruimte is voor beide. Om de balans tussen huidig en nieuw, klein en groot, te behouden heeft Amsterdam 14 miljoen euro extra vrijgemaakt voor het Kunstenplan. Dit gaat in tegen de landelijke trend van het snijden in de kunst- en cultuurbudgetten.”

Waarom is iedereen boos op Den Haag? 

“Het huidige kabinet schoffeert de cultuursector, en dat voelen we in Amsterdam hard. We zijn enorm blij dat de btw-verhoging voorlopig van tafel is, dankzij het harde werk van D66-kamerleden Vijlbrief en Rooderkerk. Alleen daarmee zijn – helaas – de Haagse cultuurproblemen de stad nog niet uit. 

Zo valt er in de periode van dit Kunstenplan 52 miljoen euro aan landelijke subsidie weg voor Amsterdamse cultuurmakers. Een ongekend harde financiële klap. Dat mede komt doordat Den Haag er voor kiest om Amsterdam het hardst te korten. De gemeentebegroting kan dit gat nooit volledig opvangen. Als dit doorgaat, zullen grote cultuurinstellingen omvallen. Dat zijn Haagse keuzes. En daarover is men boos.”

Maar er is ook gemor over het Amsterdamse beleid, is dat terecht?

“Ja en nee. Het subsidiesysteem is niet perfect, zoals elk systeem. Hierdoor vallen er instellingen buiten de boot waarvan wij denken: ‘‘die hadden we eigenlijk wel willen helpen.’ Het is onze plicht om het elke ronde beter te doen om de systematiek te blijven verbeteren.

Zo hebben wij meerdere voorstellen gedaan. Eén daarvan is rekening houden met de effecten van een verbouwing van cultureel vastgoed. Voorheen leidde een verbouwing soms tot een negatieve beoordeling bij de subsidieverlening, omdat de exploitatie tijdelijk slechter presteerde door de verbouwing. Zo is het moeilijk optreden als een zaal verbouwd wordt. Dit probleem wordt nu aangepakt.

Daarnaast blijven er na de verdeling kleine plukjes geld over. Want de subsidies worden verdeeld per categorie totdat er geen geld meer is. En de aanvragen maken nooit precies het subsidiepotje leeg. Het is te vergelijken met een kan ranja die je verdeeld over glazen en waar dan een restje in blijft zitten. Eerder gaven we dat kleine ranja – geld – aan één instelling die recht had op het volgende glas, maar die had daar vaak niet veel aan. Nu is het plan om deze restjes bij elkaar te doen en aan één instelling toe te kennen. Verder willen we beter verwachtingsmanagement van de subsidieverstrekkers, zodat instellingen niet onverwacht hun subsidie verliezen.

Ten slotte is het gebrek aan ruimte steeds vaker een uitdaging voor culturele instellingen, die steeds vaker worden verdrongen in de strijd om het schaarse vastgoed. Het bestemmingsplan kan bescherming bieden. Daarom wordt er nu in kaart gebracht welke instellingen risico lopen. En gaan we kijken of via het bestemmingsplan de culturele bestemming beschermd kan worden.”

Zijn subsidies de enige mogelijkheid voor de kunst- en cultuursector? 

“Er zijn uiteraard ook eigen inkomsten, uit bijvoorbeeld kaartverkoop. Daarnaast kunnen bedrijven, particulieren en fondsen bijdragen via donaties of sponsoring. Dat moedigen wij aan. Want elke euro die wordt geïnvesteerd in kunst en cultuur heeft een multiplier-effect van 2.5, naast de intrinsieke waarde van kunst. Om doneren gemakkelijker te maken hebben wij voorgesteld om een publiek-privaat cultuurfonds op te richten. Waarmee men kan doneren aan de Amsterdamse kunst, in plaats van één theater. 

Ook willen we dat de gemeente het goede voorbeeld geeft. En kunst kan op vele manieren voor je werken. Daarom worden de wethouders uitgedaagd om kunst in te zetten om beleidsdoelen te behalen, bijvoorbeeld gebruik te maken van theater om polarisatie in de maatschappij tegen te gaan. Of muziek in te zetten bij het bestrijden van eenzaamheid onder ouderen.”