‘Het was mijn leukste baan tot nu toe’

Teylingen – Na acht jaar legt Arno van Kempen zijn werk als wethouder neer. De 59-jarige inwoner van Warmond heeft genoten van zijn werkzaamheden, waarin hij vooral in de zorg flinke stappen heeft kunnen zetten. Maar nu is het tijd voor een nieuwe uitdaging. ‘Als het begint te kriebelen, weet ik dat het tijd is voor iets nieuws’.

Interview in De Teylinger en foto van René van Dam

In zijn werkkamer hangt een grote foto van de Ruïne van Teylingen. Een van de projecten die de wethouder in zijn laatste vier jaar met veel enthousiasme heeft getrokken. Het is nog een kleine maand tot de gemeenteraadsverkiezingen, en zodra er na de uitslag een nieuw college is gevormd, zwaait Arno van Kempen af. De D66-wethouder blikt terug op de afgelopen jaren, waarin hij een aantal grote portefeuilles had. Het Sociaal Domein, waar onder andere zorg en welzijn, de jeugdhulp, het armoedebeleid en vrijwilligersbeleid onder vallen. En ook was hij verantwoordelijk voor Sport, Kunst en Cultuur, en de huisvesting voor het Onderwijs.

Beeld: René van Dam

Bent u al aan het afbouwen?

“Die vraag heb ik al vaker gekregen, maar mijn antwoord was iedere keer ‘nee’. Ik had echt nog dingen die ik wilde afmaken, en dat is tijdens de laatste commissievergaderingen ook gebeurd. Dat geeft mij wel het gevoel dat ik wil toewerken naar het einde, omdat ik een aantal dingen zorgvuldig wil achterlaten. In die fase kom ik nu wel terecht.”

Waarom stopt u als wethouder?

“Ik heb altijd ergens zo’n zes jaar gewerkt, en dan begon het weer te kriebelen. ‘Arno je moet weer eens wat anders’, voelde ik dan. Ik kwam dan in periodes met oja-momenten of een deja vu. Dat is voor mij het teken om een volgende stap te maken. Ik wil nieuwe dingen leren in een nieuwe organisatie. Al bij het begin van de tweede collegeperiode heb ik aangegeven dat dit mijn laatste vier jaar als wethouder zouden zijn. In totaal heb ik het met acht jaar dus lang volgehouden, en dat is omdat het tot nu toe de leukste baan is die ik heb gehad. Ik heb de afgelopen twee periodes met plezier volgemaakt, maar merk nu ook wel dat het zo goed is.”

U heeft deze collegeperiode voortijdig uw collega-wethouders Bas Brekelmans (VVD) en Rob ten Boden (Trilokaal) zien vertrekken. Hoe was dat voor u?

“Als college ben je echt een team, en als dan iemand wegvalt, om wat voor reden dan ook, dan is dat vervelend. Maar je moet vervolgens wel weer vooruit kijken. En als er goede mensen voor terugkomen, dan gaan die knop wel om. Ik moet eerlijk zeggen, het team dat ik nu vorm met Marlies Volten (VVD), Heleen Hooij (Trilokaal), burgemeester Breuer werkt net zo goed. Met de nieuwe gemeentesecretaris Jeroen Tomassen (hij verving Juul Covers, die in de zomer van 2020 ook vertrok, red.) kan ik lezen en schrijven. Dat er na zoveel wisselingen weer een kwalitatief, hecht team staat, maakt het ook hartstikke leuk.

Met wat voor opdracht vanuit D66 bent u acht jaar geleden begonnen?

“Het D66-geluid te laten doorklinken. Ik ontdek daar zelf enkele rode draden in. Er wordt van D66 wel eens gezegd dat we te veel uitgaan van het individu, maar dat is maar de helft van het verhaal. Het gaat bij ons om individuele ontplooiing, in een gezin en in een samenleving. Dat heb ik in het Sociaal Domein uitdrukkelijk naar voren kunnen brengen. Dat betekent ook dat ik aandacht besteed aan de problematiek van individuen. In acht jaar ben tientallen keren rechtstreeks benaderd. Sommige collega’s in andere gemeenten gaan niet het gesprek aan, omdat ze het niet de taak van de wethouder vinden. Ik vind dat wel, en daarom doe ik het ook.”

Kunt u wel gewoon boodschappen doen?

“Ja, dat is geen probleem, maar het gebeurt wel dat ik dan aan mijn jasje wordt getrokken. Maar dat wist ik vanaf de eerste dag. Teylingen is natuurlijk een relatief kleine gemeenschap, en Warmond, waar ik woon, helemaal. En dan word je in de supermarkt wel eens aangesproken, maar dat vind ik prima. Wethouder ben je 24 uur per dag, zeven dagen in de week. Ik heb altijd gezegd; ik kan altijd gebeld worden. Je weet dat dat bij zo’n publieke functie hoort. Wat hielp is dat ik in mijn vorige banen altijd rond colleges van B&W gewerkt, dus ik wist precies waar ik aan begon.”

U heeft lastige dossiers gehad, onder andere de Jeugdzorg. Er kwam vaak slecht nieuws vanuit het Rijk. Hoe is dat, om de boodschapper te zijn?

“Dat is natuurlijk niet leuk, maar je moet ook je zegeningen tellen. Als je nu kijkt naar het jeugddossier, dan is dat een decentralisatie geweest die zijn weerga niet kent. En in die overheveling van de taak van het Rijk naar de gemeenten zijn fouten gemaakt. Ze hadden nooit moeten beginnen met de gemeenten in Holland Rijnland met 23 procent te korten, want dan word je geacht een Audi te maken met het budget voor een Skoda. Dat kan gewoon niet. Dan moet je gaan kijken hoe je die Skoda kan laten rijden zoals een Audi rijdt. Of dat kan? Nee, dat kan niet, maar je kunt het hooguit proberen te benaderen.

Ik denk dat we in Holland Rijnland, met hele goede mensen, toch hele goede resultaten hebben bereikt. Als je ziet wat er uiteindelijk is bereikt op het gebied van preventie en vroegsignalering -daar is in deze regio veel op ingezet- dan zie je daar de resultaten van terug. Bijvoorbeeld in de zwaardere jeugdhulp, zoals de jeugdbescherming en gesloten jeugdhulp, daar komen steeds minderen jongeren terecht. Dat is het gevolg van de transformatie.”

Hoe kijkt u terug op de portefeuilles Sport en Cultuur, en wat heeft u daarin bereikt?

“Dat is ontzettend leuk geweest. Sport is mijn hobby, dus dat heb ik ongelofelijk veel plezier gedaan. Ik bezocht vanuit mijn functie zo nu en dan ook lokale sportwedstrijden, en dat blijf ik uiteraard ook doen na mijn wethouderschap. En dan is het ook leuk om bestuurlijk daar dingen voor elkaar te krijgen zoals nieuwe sportparken.

Kunst en cultuur was veel minder mijn natuur, maar sinds ik dat in mijn portefeuille heb, is dat been enorm bijgetrokken. Ik kijk op een heel andere manier naar kunst en cultuur, en zie ook dat het kan bijdragen aan de vorming van mensen. Dat is weer die individuele ontplooiing waar D66 op inzet. In de Kunst en Cultuurnota hebben we dat ook laten terugkomen. Denk aan Kunst op Recept: op het moment dat mensen het even niet meer zien zitten, en bij de huisarts of Voor Iedereen1 komen, dat er ook wordt gedacht aan wat er mogelijk is aan geestelijke ontplooiing bij een kunst- of cultuurvereniging. Ik denk dat dit in een groot aantal gevallen wel degelijk kan.”

En hoe laat u de Ruïne van Teylingen achter?

“Ik nam vier jaar geleden het dossier over, en dan zet je een doel: over vier jaar gaat de eerste schop de grond in. Daar werk je naartoe. Maar op een gegeven moment merk je dat het niet gaat lukken. Ik had natuurlijk liever sneller gewild, maar als ik dat had gedaan, dan had ik het misschien onzorgvuldig gedaan. Dat zie ik wel in. Ik vond het wel belangrijk om alvast de visie die we voor ogen hebben, te schetsen. Met mogelijkheden voor een wandeling, kopje koffie drinken of een hapje eten. Dat geeft een beeld waar we naartoe werken.”

Had u dan toch niet graag willen blijven?

“Vanuit de inhoud van de dossiers wel natuurlijk. Ik zou de Ruïne graag weer verder brengen. Ik had willen zien hoe Provalu zich verder gaat ontwikkelen, ook iets waar ik aan heb bijgedragen door het Servicepunt Werk daar heen te krijgen. Natuurlijk had ik dat gewild. Aan de andere kant weet ik dat een derde periode voor mij te lang zou zijn. Dan zou ik minder scherp en minder zorgvuldig worden. Dat verdient Teylingen niet.”

Landelijk is de vergadercultuur veranderd, zoals in de Tweede Kamer. Hoe heeft u dat in Teylingen beleefd?

“Ik heb de tweede collegeperiode als minder plezierig ervaren. Er waren momenten waarop ik mij afvroeg waarom raadsleden bepaalde woorden kozen om hun punt te maken. ‘Waarom heeft het college nou nog steeds niet….’. Ik vatte dat op alsof het college niets zou doen, terwijl ik het graag eerst uitleg voordat er kritiek komt. Ik vind zo’n houding minder prettig.

Ik moet er persoonlijk voor waken, dat ik niet met zo’n zelfde houding terug reageer. Dat is lastig, en dat heb ik moeten leren. In mijn eerste half jaar als wethouder kwam ik er al achter dat het niet de manier is. Ik merkte dat het geen oplossingen bood, maar dat we scherper tegenover elkaar kwamen te staan. Ik heb zelf altijd gekozen om te reageren vanuit de inhoud, om uit te leggen te leggen hoe iets zit. Dat heeft mij altijd enorm geholpen. Je moet het je niet persoonlijk aantrekken. Inderdaad, dan heeft een wethouder ook een teflonlaagje nodig.

De veranderde cultuur is overigens geen enkele reden geweest in mijn besluit om te stoppen, ik kan daar prima weerwoord op geven. Maar het is mij wel opgevallen.”

Hoe was het om wethouder te zijn in coronatijd?

“Het was heel mooi om mijn rol te kunnen spelen in de afgelopen periode. Ik heb veel te maken met stichtingen, verenigingen en mantelzorgers, allemaal mensen die direct betrokken zijn. Vanaf het begin hebben we als gemeente contact opgenomen. We konden de problemen niet oplossen, maar wel ondersteuning bieden. Ik vond meedenken met alle partijen mijn hoofdtaak, en dat betekende ook soepel met de regels omgaan. Als een vereniging tijdelijk een subsidie voor een ander doel wilde gebruiken, omdat ze door de coronamaatregelen dat geld nodig hadden, dan kon dat wat mij betreft.”

Wat heeft u de gemeente de afgelopen acht jaar gebracht?

In ieder geval een groot aantal dossiers waar ik een flinke zwengel heb kunnen geven: Jeugdhulp, Provalu, Voor Iedereen1, en in mijn eerste periode nog de Duurzaamheidsagenda.

Waar ik het meest trots op ben, is een rode draad in al mijn werkzaamheden. Ik heb geïntroduceerd dat deze gemeente niet meer denkt vanuit de regels, maar vanuit de mens. En dat was iets wat we na de decentralisaties vanaf 2015 echt moesten implementeren. Het beste voorbeeld is dat ik in mijn eerste periode vanuit de raad regelmatig klachten kreeg over de ISD. Zowel hier bij onze ambtenaren, maar zeker bij de ISD, hebben we vervolgens de omslag gemaakt om uit te gaan van mensen in plaats van regels. We nodigen mensen nu uit om te vertellen wat hun probleem is, en kijken samen hoe we dat kunnen oplossen. En dan kijken we daarna kijken hoe het in de regels past. Dat is tot nu toe altijd goed gegaan, we hebben nog geen enkele keer een regel of wet overschreden. De laatste jaren krijg ik nooit meer klachten over het werk van de ISD, en dat is voor mij het bewijs dat we die omslag hebben kunnen maken.”

En wat heeft het wethouderschap u gebracht?

“Ik ben opgeleid als jurist, en bij het ministerie van VROM werkte ik als wetgevingsjurist. Daar was ik dus een jurist naar de letter van de wet. Dat ben ik in volgende banen min of meer wel gebleven. In mijn wethouderschap heb ik echt zelf de omslag gemaakt, van een jurist van de letter van de wet, naar de geest van de wet. Je afvragen bij alles: Wat is nou de achterliggende gedachte van een wet? Het is zo leuk om bij mezelf te ontdekken dat ik daarin ben veranderd, en dat ik dat heb geleerd. Dat ik veel meer kijk naar wat de bedoeling is, in plaats van wat er letterlijk staat geschreven. Die persoonlijke ontwikkeling op dat gebied vind ik heel waardevol.”

Wat gaat u hierna doen?

“Ik ben pas 59 jaar, zo fit als een hoentje, en ik mag nog een jaar of zeven a acht werken. Dat wil ik ook zeker gaan doen. Ik ga werken bij Van Montfoort advies in Woerden, en ga daar aan de slag met de problematiek van de jeugdzorg, het onderwerp dat mij de afgelopen jaren bijzonder heeft bezig gehouden. Op 31 maart is mijn laatste werkdag, en neem ik officieel afscheid.”