Eerste Kamer neemt nieuwe Wet Inburgering aan

De senaat heeft de nieuwe Wet Inburgering zonder stemming aangenomen. D66-senator Petra Stienen voerde het debat. In het nieuwe inburgeringsstelsel komt de regie voor de uitvoering bij de gemeente te liggen en is er meer ruimte voor maatwerk. De grootste zorg lag bij het uitstellen van de inwerkingtreding van de wet: hierdoor komen verschillende groepen in de knel.

Beeld: Jeroen van der Meyde/Eerste Kamer

Een goede start

Stienen begon haar inbreng met een reflectie op het begrip inburgeren. Dit deed zij vanuit het perspectief van rechtsfilosofe Tamar de Waal. Volgens haar bestaat het begrip “inburgeren” uit twee delen: “in” en “burgeren”. Dit veronderstelt dat de net gearriveerde nieuwkomers in een Nederlandse samenleving arriveren die helemaal af is. Stienen: ”Mijn fractie ziet dat de Nederlandse samenleving voortdurend in beweging is en dat lang niet iedereen altijd kan meedoen, ook niet de mensen die hier al generaties lang wonen. Ook naar die burgers hebben we de voortdurende verantwoordelijkheid om hun de kans te geven mee te kunnen doen en hen waar mogelijk een nieuwe start te laten maken. Daarom snap ik dat Tamar de Waal in haar analyses de voorkeur heeft voor de term ‘een goede start’ boven ‘inburgeren’”. D66 is blij met de erkenning van minister Koolmees dat wederkerigheid van groot belang is in het nieuwe stelsel: inburgeren, of liever nog een goede start, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de nieuwkomer als van de Nederlandse overheid en samenleving.

Maatwerk

D66 is blij dat minister Koolmees nu echt aan de slag kan gaan met deze Inburgeringswet. In het nieuwe stelsel is er namelijk meer ruimte voor een inburgeringstraject op maat. Statushouders hoeven niet langer hun eigen taalonderwijs in te kopen en hoeven geen schulden meer op te bouwen. Verder zijn er meer garanties dat zij kwalitatief goed taalonderwijs krijgen. Ten slotte is het nieuwe inburgeringsstelsel een adaptief stelsel: dat betekent dat gedurende het proces gekeken wordt waar er bijgestuurd kan worden. Een belangrijk punt voor de fractie van D66 was dat de ervaringen van nationale en lokale klankbordgroepen die bestaan uit nieuw- en oudkomers worden meegenomen in dit proces.

Zorgen over de ‘ondertussengroep’

Het nieuwe inburgeringsstelsel is een flinke verbetering ten opzichte van het vorige stelsel. Toch had de D66-fractie ook zorgen. Deze zorgen zijn te herleiden naar de verschillen tussen groepen inburgeraars. De eerste groep is de ‘ondertussengroep’: dit zijn inburgeraars die in het oude stelsel zijn begonnen aan het inburgeringstraject. Deze groep is groter geworden, omdat vanwege de Covid-19-pandemie uitvoeringsorganisaties niet tijdig gereed zijn voor het oorspronkelijk geplande startmoment van juli 2021. Daarom heeft de minister helaas moeten beslissen de wet een half jaar later in werking te laten treden.

De tweede groep zijn de gezinsmigranten. Zij krijgen weliswaar meer begeleiding van de gemeente in het huidige stelsel, maar moeten onder de nieuwe wet zelf hun taalonderwijs blijven inkopen. D66 vindt het belangrijk dat beide groepen goed in de gaten worden gehouden door de minister, zodat zij geen hinder ondervinden van het oude stelsel. De minister heeft in het debat toegezegd de ‘ondertussengroep’ en de gezinsmigranten mee te nemen in de monitoring en in de evaluatie die over vijf jaar zal plaatsvinden. Met de monitoring start de minister al voordat de wet in werking treedt.