Het drugsbeleid moet progressiever, dat vraagt een messcherp debat

Van Dongen, Lemmers en Tops stellen dat het debat over drugs gepolariseerd is en dat dit de drempel tot drugsgebruik verlaagt. Ik heb het artikel met verbazing gelezen. Vooral de oproep om niet de scherpte op te zoeken en het echte debat maar te mijden, vind ik moeilijk te begrijpen. Ik kan het artikel niet anders lezen dan dat de auteurs met een niet geringe dosis morele superioriteit het debat over een betere drugsaanpak proberen te smoren. Want de million dollar question mag niet op tafel komen, namelijk: deugt de manier waarop we drugs en drugsgebruikers in Nederland benaderen, of schaadt de huidige aanpak juist meer dan dat deze baadt?

De auteurs gaan in hun argumentatie voorbij aan het fundamentele punt dat dé oplossing voor het probleem is dat we anders naar drugs en drugsgebruik moeten kijken. Het landelijke drugsbeleid houdt een inconsistent systeem in stand met negatieve maatschappelijke effecten, die ook op lokaal niveau leiden tot onuitlegbare situaties leiden. Want is het laten groeien van 6 wietplantjes thuis nou echt iets dat strafbaar moet zijn? Waarom kan je legaal geen xtc-pil – een relatief ‘lichte’ drug – kopen en gebruiken? Is het logisch dat we struikelen over de slijterijen, maar het niet lukt om de bevoorrading van coffeeshops zo te organiseren dat ondernemers niet in de armen van criminelen worden gedrukt? Hoe is het zover gekomen dat de ombudsmannen van Rotterdam, Amsterdam en Den Haag aan de bel moeten trekken omdat onschuldige mensen en zelfs kinderen de dupe zijn van het harde optreden van burgemeesters in het sluiten van drugspanden? (RTL, 13 mei 2021)

e huidige aanpak maakt Nederland in ieder geval niet veiliger. Integendeel zelfs. In Utrecht waarschuw(d)en de huidige en vorige burgemeesters dat het de verkeerde kant op gaat en dat druggerelateerde criminaliteit en ondermijning een hogere prioriteit moet krijgen. Maar méér bestrijding, méér drugswetten en méér repressie zijn niet het antwoord voor het probleem. Ze leiden tot een oorlog tegen drugs die niet te winnen valt. Geertje Bos (VVD), wethouder in Breda en oud-officier van Justitie, is op basis van haar ervaring uitgesproken voorstander van de legalisering van softdrugs om zo het verdienmodel van criminelen onderuit te halen: “Het blijft anders dweilen met de kraan open.” (Brabants Dagblad, 11 december 2020).

Ook de volksgezondheid lijdt onder het huidige beleid omdat er geen kwaliteitscontrole of toezicht is op de productie en handel van de minst schadelijke soorten drugs. Voorlichting over verantwoord gebruik is er niet als je een pil of paddo’s koopt. Daarnaast worden individuele vrijheden beperkt door de huidige aanpak omdat het bezit en het gebruik van zelfs de minst schadelijke vormen van drugs illegaal is. Gebruikers worden stelselmatig gestigmatiseerd en gecriminaliseerd. Ten slotte heeft ook de natuur in toenemende mate te lijden onder het drugsafval dat er gedumpt wordt.

Het is tijd voor een progressiever en realistischer drugsbeleid. Recreatief drugsgebruik van de minst schadelijke soorten drugs moet mogelijk zijn zonder te worden gestigmatiseerd of behandeld te worden als crimineel. Het is wenselijk de productie en handel van ieder geval de minst schadelijk drugs uit de illegaliteit halen en te reguleren. Dat is beter voor de volksgezondheid (iets waar de gemiddelde illegale drugsproducent weinig om geeft) en het levert meer inzicht en controle op over productie en gebruik. Ook helpt het bij de bestrijding van criminaliteit omdat we op deze manier het verdienmodel van criminelen echt aanpakken. Dit laat onverlet dat een progressief drugsbeleid ook betekent dat er duidelijke voorlichting, preventie, strenge voorwaarden en toegankelijke hulpverlening moet zijn. Jongeren dienen te allen tijde beschermd te worden en onder de 18 jaar gebruik je niks.

Vaak wordt de oproep tot een progressiever en realistischer drugsbeleid door tegenstanders bestempeld als ‘naïef’. Niks is minder waar, kijk maar eens over de grens. De wind is daar behoorlijk aan het draaien. Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden stemde eind 2020 voor het decriminaliseren van cannabis. Landen als Canada en Uruguay hebben deze stap al eerder gezet. De staat New York gaat nog een stap verder en maakt teelt voor eigen gebruik legaal, gaat ook zelf telen en belasting heffen. Die belasting gaat naar gemeenschappen waar preventie, verslavingszorg en het tegengaan van criminaliteit nu het hoogst nodig zijn (NY Times, 25 maart 2021).

De VN, toch niet de meest progressieve club, erkenden recent de medicinale werking van cannabis. Ook in ons eigen land klinken moedige en hoopvolle geluiden. Het breed ondertekende landelijke Manifest Drugs is daar een goed voorbeeld van, net als het advies van de Denktank MDMA-beleid voor de invoering van een ‘x-shop’ en het VNG-rapport Het failliet van het gedogen.

De landelijke politiek heeft de sleutel tot verandering in handen. In Utrecht wilden wij daar niet op wachten. Immers, alle kleine verbeteringen in het drugsbeleid de afgelopen jaren zijn voortgekomen uit experimenten en door het opzoeken van de grenzen van wat wettelijk is toegestaan. Dat is spannend en brengt risico’s met zich mee. Maar de zaken laten zoals ze nu zijn, is voor ons geen optie. Daarom hebben mijn fractiegenoot Maarten Koning (woordvoerder veiligheid) en ik het Utrechts Drugsmanifest geschreven waarin we 10 concrete voorstellen tot verbetering doen.

Onder het mom van de noodzaak voor ‘objectiviteit’ (waartoe de auteurs oproepen) en het verkapte dreigement dat meer debat leidt tot meer drugsgebruik, stellen de auteurs voor dat we het drugsdebat maar uit de weg gaan. Maar over drugsbeleid dat gewoon niet werkt en in haar fundamenten failliet is, moeten we juíst vragen stellen en het debat in alle scherpte voeren.

Has Bakker schreef dit stuk als reactie op het betoog van Alex van Dongen, Lex Lemmers en Pieter Tops in VNG Magazine