Op donderdagavond 26 januari jl. heeft Tjeerd de Groot (Tweede Kamer D66) op de nieuwjaarsbijeenkomst van de afdeling Pijnacker-Nootdorp-Lansingerland zijn visie gegeven op de toekomst van de landbouw in Nederland. De bijeenkomst was net na het overleg tussen minister Adema in de Tweede Kamer over de brief van Eurocommissaris Sinkevicius, waarin de Eurocommissaris zijn zorgen uitspreekt over de wijze waarop Nederland omgaat met de afspraken ten aanzien van de afbouw van de Nederlandse uitzonderingssituatie ten aanzien van Nitraatrichtlijn. Adema moest in het debat bakzeil halen en zijn excuus aanbieden voor het feit dat hij die brief te lang in zijn tas had laten zitten en nu veel eerder dan beloofd aan de slag moet met het beperken van het uitrijden van mest.
De Groot gaf in zijn betoog aan dat de uitvoering van de Nitraatrichtlijn maar ook de Kaderrichtlijn Water mede door provincies moet worden gedaan. De verantwoordelijkheid voor natuur en schoon water ligt op dat niveau, soms in samenwerking met andere decentrale overheden (denk aan waterschappen). Het lastige van het Nederlandse bestuurlijke model is dat daardoor de uitvoering is versplinterd en afhankelijk is van de bestuurlijke wil van al die deelnemers. Wanneer we het hebben over een dossier als stikstof waar boeren grote moeite mee hebben, is het geen verrassing dat veel provinciebesturen ervoor terugdeinzen om in te grijpen. Het gevolg is, zoals we dat nu kennen, dat er veel wordt gepraat maar niet wordt gehandeld. Met als gevolg dat problemen jarenlang niet worden aangepakt.