Maidenspeech Marja Lust | Benaderbare Politie

“Hey, let’s be careful out there!” Zo besloot Sergeant Esterhaus in de televisieserie ‘Hill Street Blues’ iedere ochtend de zogenaamde “roll call”, de briefing, voordat de politiemensen de straat op gingen. De oudere jongeren onder ons zullen zich dit herinneren. Naast ‘Hill Street Blues’ was ik als kind dol op politieseries als Cagney & Lacey en Charlie’s Angels. Sterker nog, Charlie’s Angels speelden we ieder speelkwartier op school na en ruzieden we over wie Sabrina mocht zijn, want die was het stoerst. Zo jong als ik was wist ik al dat ik, later als ik groot ben, bij de politie wilde werken. Toen ik op mijn 19e “oud” genoeg was om te mogen solliciteren werd ik echter niet aangenomen. Ik was “te verlegen” geweest in het sollicitatiegesprek.

Fast forward, het is ondertussen 2004 en ik had mijn schuchtere, jongere ‘ik’ van me afgeschud. Ik solliciteerde opnieuw bij de Amsterdamse politie en dit keer werd ik wel aangenomen en wel op de centrale meldkamer. Tjonge jonge, wat een gekkenhuis en wat een constant aanbod aan telefoontjes van burgers die boos, verdrietig, teleurgesteld, in paniek of bang waren. Ik heb (tot nu toe) nergens zo hard moeten werken, maar ik vond het geweldig.

Na vier jaar stroomde ik door naar de Master-opleiding tot Recherchekundige en de 12,5 jaar daarna ben ik formeel vooral actief geweest in de professionele opsporing: gewapende overvallen, zedenzaken, cold cases. Formeel, want tussen de bedrijven door was ik vaak heel druk met zaken gerelateerd aan LHBTIQ+ vijandigheid als actief lid van het politienetwerk ‘Roze in Blauw’. In mijn 16,5 jaar bij de Amsterdamse politie heb ik honderden slachtoffers van anti-LHBTIQ+ geweld en discriminatie gesproken en ondersteund. Mensen die het slachtoffer geworden waren van grove beledigingen, intimidatie, huiselijk geweld, vernielingen, wijkterreur, mishandelingen en zelfs moord.

Dit alles deden wij als team ‘Roze in Blauw’ vrijwillig naast ons reguliere werk. Deels gefaciliteerd, maar vooral uit betrokkenheid en liefde voor ‘onze’ Amsterdamse LHBTIQ+ gemeenschap. Jarenlang heb ik intern gestreden om de continuïteit van ‘Roze in Blauw’ te waarborgen in de vorm van een fulltime operationele unit. Maar hoe “belangrijk” de politie ons netwerk ook vond, zó belangrijk waren we kennelijk nou ook weer niet. Sterker nog, het voelde regelmatig veiliger ‘buiten’ dan ‘binnen’. Immers, door velen uit de LHBTIQ+ gemeenschap werd (en wordt) ‘Roze in Blauw’ op handen gedragen, maar intern werd ons deze loyaliteit op subtiele manier vaak niet in dank afgenomen. Mijn ‘blauwe familie’ …

Dat niet alleen de LHBTIQ+ gemeenschap een bedreigde minderheid vormt mag blijken uit het rapport over moslimdiscriminatie dat voor ons ligt. Een pijnlijk en lelijk probleem en veel Amsterdammers worden er diep door geraakt, op identiteitsniveau.

Een belangrijk punt dat uit deze rapportage naar voren komt is de noodzaak om de meldingsbereidheid van moslimdiscriminatie te vergroten om zodoende beter zicht te krijgen op de omvang en aard van het probleem. Zoals we bij ‘Roze in Blauw’ vaak zeiden: “We kunnen iets met wat we weten en we kunnen niets met wat we niet weten, dus laat het ons weten!” In de RIB van 17 februari jl. (wat voor mij dus jarenlang ‘Roze in Blauw’ betekende) stelt de toenmalig wethouder Diversiteit dat het voor het College belangrijk is “om te benadrukken dat de kwantitatieve wijze van registratie ondersteunend kan zijn bij de aanpak van moslimdiscriminatie”. Daartoe wil het College het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam (nog beter) in stelling brengen.

Aan dat idee voeg ik graag het advies aan de burgemeester toe om ook nadrukkelijk in te zetten op het toegankelijker maken van de politie voor slachtoffers van moslimdiscriminatie. Hoe mooi zou het zijn als er een geformaliseerde fulltime operationele unit komt, bemensd door politieambtenaren uit de bedreigde doelgroepen, die zich proactief richt op preventie en specifiek op de operationele afhandeling van zaken gerelateerd aan veiligheid en discriminatie? Ik beloof u dat de drempelverlagende functie van een dergelijke afdeling enorm zal zijn.

Mijn oproep aan de burgemeester is dan ook om uit deze kast te komen en de urgentie hiervan in de driehoek te agenderen. We kunnen dit als politiek misschien niet direct afdwingen, maar zoals de Franciscaanse zege luidt: “Moge wij gezegend zijn met genoeg dwaasheid om te geloven dat we een verschil kunnen maken in de wereld, zodat wij kunnen doen waarvan anderen zeggen dat het niet gedaan kan worden”