Beeld: Nicholas Doherty

Dit verhaal is gehouden door Afke Groen op het regiocongres D66 Noord-Holland, 25 mei 2024

Ik zal het u eerlijk bekennen: ik weet weinig over de energietransitie. Dus toen de organisatie van deze bijeenkomst mij vroeg om hier wat te komen vertellen over de positie van D66 ten opzichte van de energietransitie, heb ik me wel even achter de oren gekrabd. U weet waarschijnlijk veel meer over de energietransitie dan ik. Want wie heeft hier zonnepanelen op het dak liggen? Een elektrische auto of elektrische deelauto? Een warmtepomp? Wie is als ondernemer bezig om het bedrijf te verduurzamen? Of help andere bedrijven en organisaties om dat te doen? Ziet u. U weet meer over de energietransitie dan ik. Ik ben overigens ook geen politica, dus een positie ga ik hier ook niet uiteenzetten of verdedigen.

Als politicoloog wil ik u een vraag voorhouden: welke energietransitie willen wij eigenlijk samen vormgeven? Dat is een grote vraag. En als wetenschapper weet ik dat onze antwoorden op zulke grote vragen altijd onvolkomen zijn, altijd in ontwikkeling. Gelukkig hebben we in dit land de vrijheid om hierover blijvend van gedachten te wisselen.

Welke energietransitie willen wij samen vormgeven?

Als ik als burger van dit land en van de Europese Unie de debatten over de energietransitie volg, dan vind ik dat soms best ingewikkeld. Ik volg het nieuws over subsidies van de overheid om bedrijven en huishoudens te verduurzamen; over verplichtingen die weer van de baan lijken, zoals waar het gaat om de warmtepomp. Ik volg de rechterlijke uitspraken over de reductie van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen. En ik probeer de statistieken te volgen over hoe goed het gaat met de energietransitie. De Duitse krant Die Zeit heeft daar in haar nieuwsbrieven zelfs mooie dashboards bij gemaakt – net zoals we die hadden tijdens de pandemie. Liggen we op koers? Wat is er nog nodig om de vastgestelde doelen te behalen?

Tegelijkertijd zie ik als inwoner van dit land dat de energietransitie niet alleen een economisch en technologisch vraagstuk is, maar ook een sociaal vraagstuk. In de wijk waar ik woon liggen de subsidies voor elektrische auto’s en zonnepanelen voor de meeste mensen niet binnen bereik. Voor een warmtepomp zijn de huizen niet goed genoeg geïsoleerd. De buren hebben een schimmelmuur in de slaapkamer – en dat is al jaren zo.

Er zijn dus waarden in het geding in de energietransitie. Daarbij ligt de waarde van eerlijkheid, of rechtvaardigheid, het meest aan de oppervlakte. In een bijdrage voor een publicatie van de Mr. Hans van Mierlo Stichting zette de jonge wetenschapper Sanne Akerboom deze vragen rondom eerlijkheid en de energietransitie duidelijk uiteen: “Zijn er partijen die negatieve effecten ervaren? Hebben alle partijen evenveel mogelijkheden om te verduurzamen? Wat kost de energietransitie en wie betaalt de rekening? Ontstaan er ongelijkheden?”

Als D66’ers, als sociaal-liberalen, zouden we ons bij uitstek over deze vragen moeten bekommeren. Niet alleen omdat oneerlijkheid of onrechtvaardigheid het draagvlak onder de energietransitie ondermijnt. Eerlijkheid is ten slotte een waarde die de meeste mensen ten diepste voelen. Een hoogleraar wees me er laatst op dat zelf op het schoolplein al een veelgehoorde kreet is: “Juf! Meester! Dit is niet eerlijk.” En als mensen het gevoel hebben dat iets niet eerlijk is, gaan ze in de remmen.

Maar eerlijkheid is niet zomaar of alleen van instrumenteel belang voor het draagvlak. Sociaal-liberalen staan in een politieke traditie die streeft naar zoveel mogelijk mogelijkheden voor de ontwikkeling van talent, ideeën, van persoonlijkheid voor zoveel mogelijk mensen. En wie dat wil, moet actie ondernemen. Het vergt dat we de vrijheid om je te ontwikkelen, je te ontplooien in de maatschappij, ook eerlijk verdelen. Tweede Kamerlid voor D66 Elida Tuinstra schreef daarover al in 1979 dat het niet zo kan zijn dat vrije ontplooiing wel is weggelegd voor de ondernemer, maar niet voor de burger om frisse lucht in te ademen. “Wel onplooiing voor de nationale economische groei, maar afhankelijkheid in de ontwikkelingslanden, en wel vrijheid voor de producent zonder vrijheid voor de consument om te vertellen of hij dat product wel wenst.”

Wetenschapper Akerboom doet een aantal voorzetten om de energietransitie rechtvaardig vorm te geven. Zorg voor eerlijke toegang tot verduurzaming, bijvoorbeeld met subsidies gedifferentieerd naar inkomen. Verdeel lusten en lasten op een eerlijke manier, bijvoorbeeld door omwonenden mee te laten profiteren van de baten van een windmolenpark. En bestrijd armoede.

Welke energietransitie vinden wij rechtvaardig? Bovenal vraagt die vraag om een waardegedreven debat, om verschillende afwegingen van belangen. En dat vraagt dat we onszelf bij de les houden als progressieven, zeker in het huidige politieke klimaat. Dat we ons niet laten verleiden tot een debat waarin er slechts twee smaken zijn: je bent ‘voor’ of je bent ‘tegen’ de energietransitie. Van oudsher kanaliseren sociaal-liberalen verandering: de maatschappij is voortdurend in beweging. We willen die beweging niet afremmen, zoals conservatieven dat beogen door de geschiedenis nostalgisch af te schilderen. Maar we vinden dat het aan ons is om te zorgen dat mensen mee kunnen komen met veranderingen. Het is aan ons om mensen mee te nemen in de grote maatschappelijke, economische ontwikkelingen van deze tijd.

Dat brengt me op het slot van mijn betoog, of eigenlijk van mijn vraagstelling: welke energietransitie willen wij vormgeven? Hans van Mierlo wist dat je verandering, maatschappelijke bewegingen niet kunt kanaliseren zonder kanalen te graven. “Van de burgers en hun frustraties naar de centra van de macht, en dat met vreedzame middelen.” Ik noemde het al aan het begin van mijn vraagstelling: gelukkig hebben we in dit land de vrijheid om blijvend van gedachten te wisselen over welke energietransitie we samen vormgeven. Een rechtvaardige energietransitie, zou ik vanuit sociaal-liberaal perspectief stellen. En een democratische.

Onlangs spraken mijn collega’s met een andere jonge wetenschapper, de filosoof Thomas Nys. Ze vroegen hem onder meer naar de conclusie van een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid: veel mensen in Nederland ervaren geen grip op hun leven. “Het is een zorg om een soort verdampende autonomie”, stelt Nys. “Mensen hebben het gevoel dat ze hun eigen leven niet meer in de hand hebben.” Wat zouden we daaraan moeten doen? Nys: “Om het gevoel van controle terug te krijgen, moeten mensen de impact van hun eigen ideeën kunnen zien. Als mensen nu stemmen of hun burgerschap uitoefenen, maar zien dat het toch geen effect heeft – want er Brussel, of ze zijn maar één stem in miljoenen – dan is dat ontmoedigend. Volgens mij zou het antwoord zijn: op kleinere schaal laten zien dat het wel mogelijk is. Dat mensen weer het gevoel hebben dat ze samen iets hebben besloten.”

U weet meer over de energietransitie dan ik, dus ongetwijfeld heeft u ook meer ideeën over hoe een democratische energietransitie eruitziet. Betrek omwonenden bij besluitvorming; geef ze een stem in besluitvorming nog vóórdat je een locatie kiest voor de bouw van windmolens, bijvoorbeeld. Democratie kunnen we bovendien niet alleen vormgeven in de politiek, maar ook in de economie. Met een overheid die normeert en beprijst, maar ook met bedrijfsmodellen waarin verschillende belanghebbenden een stem hebben. Dat vraagt om creativiteit, zowel aan de zijde van de overheid als aan de zijde van de ondernemers. Het vraagt om experimenten met inspraak en zeggenschap, die misschien ook kunnen misgaan of in eerste instantie slechts gedeeltelijk succesvol zijn – net zoals in veel wetenschappelijk onderzoek.

Het is aan ons om daar zoveel mogelijk ruimte voor te maken. Want, zoals de Vlaams-Poolse filosofe Alicja Gescinska stelt: “vrijheid is politiek, politiek is actie, en actie is beginnen.”