Waarom we de aanpak van de klimaatcrisis niet over moeten laten aan Big Tech

Klimaattechnologie kan een belangrijke bijdrage leveren aan de versnelling van de groene transitie. Maar dit mag geen excuus vormen voor ondoordacht technologiegebruik, dat vooral in het voor- deel is van grote techbedrijven. Wie bepaalt hoe technologie wordt ingezet in het gevecht tegen de klimaatcrisis?
 
Door Laura de Vries

De planetary computer van Microsoft analyseert triljoenen gegevens over het klimaat op aarde. Het Amerikaanse investeringsbedrijf TPG investeerde honderd miljoen dollar in het systeem Nowcasting, dat met behulp van kunstmatige intelligentie (AI) de kans op verschillende weerpatronen berekent. En Elon Musk reikt een prijs uit van honderd miljoen dollar voor de ontwikkeling van technologie die CO2 uit de lucht verwijdert.
 
ClimateTech of klimaattechnologie, heet dit ook wel. De belofte van technologieën die kunnen bijdragen aan de aanpak van de mondiale ecologische en klimaatcrisis is inderdaad groot. Met kunstmatige intelligentie wordt ontbossing in kaart gebracht, watervervuiling in rivieren opgespoord, waterverspilling in de landbouw tegengegaan, warmte en licht bespaard en vervuiling in de toeleveringsketens van bedrijven gedetecteerd. PWC berekende in het rapport How AI can enable a Sustainable Future in 2019 dat AI-toepassingen kunnen leiden tot vier procent minder CO2-uitstoot in 2030. Het klimaatpanel van de Verenigde Naties houdt in verschillende scenario’s al rekening met de ontwikkeling en toepassing van technologie. Zo gaat het panel bij een opwarming van maximaal anderhalve graad uit van het toepassen van technologie die CO2-uitstoot uit de lucht en uit biomassa opvangt en opslaat.
 
Een mes dat aan twee kanten snijdt
Onder sommige onderzoekers is een bijna ongebreideld geloof ontstaan in technologie als de oplossing voor grote problemen: het zogeheten ‘technosolutionisme’. Investeringen in klimaattechnologie nemen de afgelopen jaren dan ook flink toe. PWC berekende in het rapport State of Climate Tech 2021 dat wereldwijd zo’n 87,5 miljard dollar werd geïnvesteerd in klimaattechnologie tussen de tweede helft van 2020 en de eerste helft van 2021 – een groei van 210 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. De Amerikaanse overheid maakte in april 2022 zo’n 369 miljard dollar vrij voor een ‘klimaat- en belastingpakket’, dat onder meer bestemd is voor energie-efficiënte gebouwen, energieopslag en hernieuwbare energie.
 
Maar wie denkt dat klimaattechnologie per definitie effectief is in de strijd tegen klimaatverandering, heeft het mis. De ontwikkeling van nieuwe technologieën kost enorme hoeveelheden stroom en er zijn eindige grondstoffen voor nodig, zoals kobalt en nikkel. De winning van die grondstoffen gaat bovendien vaak met mensenrechtenschendingen en milieuschade gepaard. Van verschillende technologieën zijn de langetermijneffecten op de aarde niet bekend. Dat geldt in het bijzonder voor zogeheten geo-engineering of klimaatengineering – wetenschappers geven de voorkeur aan die laatste term – dat als doel heeft om het klimaat bewust te beïnvloeden. Zo zou algengroei in de oceaan enerzijds kunnen bijdragen aan het opslaan of verwijderen van CO2, omdat algen van nature CO2 opslaan. Anderzijds kan algenkweek op grote schaal ook de zee verzuren, waardoor de biodiversiteit in de oceaan nog verder afneemt. Klimaattechnologie is een mes dat aan twee kanten snijdt: het kan de groene transitie versnellen, maar ook juist vertragen of zelfs de klimaat- en ecologische crisis vergroten.
 
Nog los van de vraagtekens over de mogelijke effectiviteit, roept de inzet van klimaattechnologie ook sociaal-maatschappelijke vragen op. Of technologie daadwerkelijk zal bijdragen aan de aanpak van de ecologische- en klimaatcrisis hangt af van de manier waarop deze technologie wordt ontwikkeld en toegepast. Daarbij is de cruciale vraag wie de macht heeft om te bepalen welke klimaattechnologie ontwikkeld kan en mag worden, en wie de mogelijkheid en middelen heeft om deze in te zetten. Onderzoekers waarschuwen voor twee vormen van machtsongelijkheid in de context van klimaattechnologie, namelijk machtsongelijkheid tussen landen en machtsongelijkheid tussen bedrijven en burgers.
 
Klimaatongelijkheid
Ten eerste kan klimaattechnologie uitsluiting in de hand werken en ongelijkheid tussen landen vergroten. Investeringen in klimaattechnologie komen bijvoorbeeld met name uit het mondiale Noorden en zijn vooral gericht op Westerse klimaatadaptatie. Neem het programma AI for Earth van Microsoft dat toegang geeft tot data over het wereldwijde klimaat aan onderzoekers en projecten. Microsoft wil hiermee klimaattechnologie toegankelijk maken voor een breed publiek en daarmee naar eigen zeggen ‘democratiseren’. In de praktijk zijn het echter vooral onderzoekers uit Europa en Noord-Amerika die toegang hebben tot de data uit dit systeem en de projecten zijn vooral gericht op de landen waarin de onderzoekers zelf wonen. Dit past in een patroon: onderzoek van de Universiteit van Sussex toont aan dat maar liefst 78 procent van het onderzoeksgeld voor klimaattechnologie tussen 1990 en 2020 naar de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie ging.
 
Klimaatonderzoekers waarschuwen ook voor de ongelijkheidsversterkende gevolgen van klimaatengineering. Neem bijvoorbeeld solar radiation management (SRM), waarmee zonnestralen worden tegengehouden om verdere opwarming van de aarde tegen te gaan. Onder andere via de verspreiding van bepaalde aerosolen in de lucht, zoals van titaniumdioxide, wordt als het ware een ‘laag’ gevormd tussen de aarde en de zon. De negatieve effecten hiervan komen mogelijk vooral bij die landen te liggen die zelf niet de kennis en middelen hebben om de technologie toe te passen of de effecten ervan tegen te gaan. China en Israël zijn zelfs al begonnen om kunstmatig regenval te stimuleren, wat leidt tot geopolitieke spanning. Zo beschuldigde Iran Israël ervan diens regen te hebben ‘gestolen’.
 
Duidelijke internationale afspraken over klimaatengineering zijn dan ook hard nodig. Een groep internationale klimaatwetenschappers en bestuurskundigen deed in januari 2022 alvast een voorzet en pleitten voor een internationale overeenkomst om SRM niet te gebruiken. Volgens de wetenschappers is dit soort technologie op mondiale schaal ‘niet bestuurbaar op een inclusieve en rechtvaardige manier binnen het huidige internationale politieke systeem’. Hoogleraar Energie- en Klimaatethiek aan de Technische Universiteit Delft Behnam Taebi noemt ‘omkeerbaarheid’ als een mogelijke harde vereiste voor het toepassen van klimaatengineering, en waarschuwt ervoor dat deze technologie geen afleiding mag vormen voor vermindering van de CO2-uitstoot.
 
Democratische controle
Een tweede vorm van machtsongelijkheid heeft betrekking op de zeggenschap over klimaattechnologie en de ongelijkheid daarin tussen bedrijven en burgers.
 
Tot op heden zijn het vooral private actoren die klimaattechnologie ontwikkelen. De machtsconcentratie bij de private sector raakt volgens jurist en auteur Jamie Susskind aan een fundamenteel verschil tussen de overheid en het bedrijfsleven. Waar de macht van de overheid in een parlementaire democratie gecontroleerd wordt door burgers via een parle- ment, worden bedrijven niet onderworpen aan democratische controle, schrijft hij in zijn boek Future Politics: Living Together in a World Trans- formed by Tech (2018). De concentratie van technologieontwikkeling bij de private sector beperkt volgens Susskind de zogeheten ‘republikeinse vrijheid’ van mensen. Volgens dit vrijheidsideaal zijn mensen vrij wanneer zij betekenisvolle invloed kunnen uitoefenen op de regels waaraan zij zich moeten houden. Vrijheid in de republikeinse zin betekent dat macht altijd aan controle onderworpen moet kunnen worden en niet in de handen van enkele private personen of bedrijven zou mogen liggen, een argument dat hij verder toelicht in zijn meest recente boek The Digi- tal Republic: On Freedom and Democracy in the 21st Century (2022). Neem in deze context de planetary computer van Microsoft. Het bedrijf bepaalt voor wie de triljoenen datapunten over het klimaat inzichtelijk zijn, en wie financiering krijgt voor welke projecten om met deze data aan de slag te gaan. Onderzoekers geven aan moeilijk een beeld te kunnen krijgen van welke projecten en organisaties precies worden gesteund met dit initiatief. Op deze manier is weinig externe controle mogelijk op deze klimaattechnologie.
 
Wetenschappers waarschuwen dat bedrijven kapitaliseren op de klimaatcrisis, en het vooral als kans gebruiken om kunstmatige intelligentie te trainen en nieuwe producten op de markt te brengen. Dit raakt aan een tweede fundamenteel verschil tussen de overheid en de private sector dat Susskind noemt. Waar de staat in principe het algemeen belang dient, zijn grote bedrijven meestal onderworpen aan de grillen van hun aandeelhouders, die niet per definitie het publieke belang voor ogen hebben. Het gevaar is dat met name de commerciële belangen van technologiebedrijven leidend zijn in de ontwikkeling van klimaattechnologie – een proces dat ook wel technology push wordt genoemd – terwijl de gevolgen voor iedereen merkbaar kunnen zijn. Zo investeren techbedrijven miljoenen dollars in experimentele algengroei in de oceaan, om daarmee hun CO2-uitstoot te compenseren. Experts vrezen dat de experimenten, ongeacht wat uit de wetenschap blijkt over de effecten en schadelijkheid ervan, vanwege financiële belangen zullen worden doorgezet.
 
Democratische klimaattechnologie
De versnelling van maatregelen tegen de opwarming van de aarde die nodig is om de klimaatdoelen van Parijs te halen, mag geen excuus vormen voor ondoordachte toepassing van technologie. Technologie kan een bijdrage leveren aan de aanpak van de klimaatcrisis, maar is zeker geen quick fix. Wat wenselijke en onwenselijke manieren zijn om klimaattechnologie te ontwikkelen en toe te passen, zou vooral democratisch besloten moet worden, en zou niet bepaald moeten worden door commerciële belangen van bedrijven.
 
We moeten toe naar democratische klimaattechnologie: een radicale hervorming van klimaattechnologie in de richting van het democratische vrijheidsideaal. Democratische inspraak op klimaattechnologie moet niet alleen vergroot worden voor de mensen in het mondiale Noorden, maar juist voor de mensen in landen waar de impact van klimaatverandering het grootst is. Dit begint bij de openstelling van kennis en kunde over klimaattechnologie voor landen in het mondiale Zuiden. Er moeten duidelijke internationale afspraken gemaakt worden over klimaatengineering, zodat de Elon Musks van deze wereld niet zomaar kunnen experimenteren met het wereldwijde klimaat. En tot slot; een prominente plek voor klimaattechnologie in het burgerberaad voor het klimaat dat minister Rob Jetten in 2023 wil laten plaatsvinden.