De Groene Amsterdammer : Een modern probleem dat vroeg om moderne politiek door Coen Brummer en Suzanne van den Eynden

“Het ‘eerlijk delen in een schoon land’, de poster van 1972, had het vandaag, in 2022, misschien ook niet slecht gedaan.” Coen Brummer en Suzanne van den Eynden reageren in de Groene Amsterdammer
op 50 jaar “Grenzen aan de Groei”.

Het leek nogal een verandering. Op de verkiezingsposters van de pas opgerichte partij Democraten ’66 voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 en 1971 stond de slogan ‘De burgers bij het bestuur!’ in flinke letters. Maar voor de verkiezingen van november 1972 had deze plaatsgemaakt voor een nieuwe leus. ‘Eerlijk delen in een schoon land’, een verwijzing naar het in maart 1972 verschenen rapport De grenzen aan de groei van de Club van Rome.

Bezien vanuit het gedachtegoed van het vroege D66 was het echter niet vreemd dat de studie zoveel indruk maakte op de Democraten. Voor toenmalig D66-voorman Hans van Mierlo hadden de oude ideologieën afgedaan. Liberalisme, socialisme en de confessionele stromingen, het waren allemaal ‘oude vormen en oude woorden’, een gereedschapskist vol ideeën uit de negentiende eeuw. In een toespraak op een partijcongres in Amsterdam in 1968 had Van Mierlo al eens gezegd dat de oude ideologieën geen antwoord meer boden op ‘de vragen die ons bezighouden’. Medeoprichter Hans Gruijters had een jaar daarvoor in het boek Daarom D’66 een hoofdstuk gewijd aan ‘pragmatisme’, waarin hij doelmatigheid als grondslag benoemde voor politiek handelen. Het D66 dat Gruijters voor ogen stond, was een partij die zich zou richten op ‘de werkelijkheid’. Met een programma dat voortdurend aangepast kon worden aan nieuwe ontwikkelingen zou het in staat zijn maatschappelijke ontwikkelingen ‘kritisch [te] volgen en het ontstaan van nieuwe noden en vraagstukken tijdig [te] te signaleren’.

Toen amper vier jaar later De grenzen aan de groei verscheen, zagen Van Mierlo en anderen hun gelijk bevestigd. Dit was niet alleen een grote uitdaging die serieus genomen moest worden, het was ook precies het soort ‘nieuw probleem’ dat de loopgraven van de gevestigde politiek oversteeg. Het vroeg om een pragmatische, progressieve aanpak. Op een partijcongres in Den Bosch in 1972 zei Van Mierlo dat niets minder dan een geheel nieuw ‘maatschappijmodel’ nodig was om de problemen aan te pakken die de Club van Rome beschreef. Een model ‘dat nog niet uitgevonden is door welke bestaande ideologie ook’.

Bovendien vermoedde Van Mierlo dat het doemscenario dat de Club van Rome schetste zijn pleidooi voor een brede progressieve volkspartij kracht bij kon zetten. De opgave van De grenzen aan de groei kon immers alleen gezamenlijk worden afgewend. En wie konden die opdracht beter vervullen dan de progressieve partijen PvdA, de PPR en D66, het liefst verenigd in een nieuwe partij in een nieuw politiek bestel?

De grenzen aan de groei paste zo dus naadloos in de systeemkritiek die het D66 van toen al voorstond. Het was voor D66 een typisch voorbeeld van een modern probleem dat vroeg om moderne politiek, de raison d’être van het nog jonge D66.

In de decennia na publicatie van De grenzen aan de groei ‘normaliseerde’ D66 als politieke partij. Het streven naar een brede volkspartij in een nieuw politiek bestel maakte plaats voor de wens binnen de gevestigde politieke orde verandering te brengen. Daarbij hoorde uiteindelijk ook de erkenning dat de partij zich eigenlijk vanaf de oprichting al op een links-liberale positie in het politieke spectrum bevond. In 1998 nam het partijcongres dan ook officieel het predicaat ‘sociaal-liberaal’ aan, in weerwil van Van Mierlo’s afkeer van ideologische termen.

Zorgen over klimaat, natuur en milieu waren er nog steeds. Maar waar Van Mierlo nog volop filosofeerde over nieuwe, nog niet uitgevonden maatschappijmodellen om de problemen te tackelen, had ook binnen D66 een zekere zakelijkheid haar entree gemaakt.

Duurzaamheid vroeg niet langer om een ommekeer van de hele economische orde, maar kon ook ontstaan uit de combinatie van ‘groen’ en ‘groei’. De nieuwe lijsttrekker Els Borst sprak in 1998 het congres toe met de boodschap dat een ‘gelukkig huwelijk’ tussen economie en milieu mogelijk was: ‘Investeren in milieutechnologie loont.’

Ook in de jaren daarna bleef de partij optimistisch over de verhouding tussen duurzaamheid en economie. Toen toenmalig partijvoorzitter Ingrid van Engelshoven het congres toesprak in 2011, zei ze geen fan te zijn van Al Gore’s documentaire An Inconvenient Truth, omdat deze ‘te veel [was] doorspekt van boodschappen van angst’. Er lagen grote kansen voor de Nederlandse economie, vond Van Engelshoven. ‘Ook als het gaat om duurzaamheid is het onze taak te laten zien dat als je kansen voor innovatie benut, een duurzame en welvarende economie wel degelijk samen kunnen gaan.’

Net zoals D66 zich inmiddels binnen de politieke orde bewoog, werd ook het debat over duurzaamheid nu gevoerd binnen het gemarkeerde speelveld van de reguliere economische en sociale structuren.

Noodzakelijk was die ontwikkeling niet. Ook binnen het sociaal-liberalisme, toch de wat radicale flank van het liberale denken, is genoeg ruimte voor kapitalismekritiek. Sociaal-liberalen zien de markt als efficiënt productiemechanisme en economische groei als belangrijke bron van welvaart, maar de uitkomsten van de markt zijn niet automatisch rechtvaardig of goed. Want wat betekent het door liberalen zo gekoesterde idee van vrijheid als deze vrijheid alleen geldt voor een beperkte groep individuen in het hier en nu en niet bereikbaar is voor volgende generaties of mensen in gebieden die harder worden getroffen door klimaatverandering? Daar mag flink op gestuurd worden door een daadkrachtige overheid, anders blijft het liberale ideaal van vrijheid een illusie.

Pas recent, ongeveer de laatste vijf jaar, doet de houding van D66 in het klimaatdebat weer wat denken aan de wijze waarop Van Mierlo reageerde op De grenzen aan de groei, inmiddels vijftig jaar geleden. Niet dat het geloof in economisch rendabele verduurzaming is verlaten, maar de bereidheid om te denken in kleine en grote systeemveranderingen is aan een revival bezig, met in het verkiezingsprogramma ideeën als een brede welvaartsopvatting, een generatietoets voor beleid en harde grenzen aan de industrie. Het ‘eerlijk delen in een schoon land’, de poster van 1972, had het vandaag, in 2022, misschien ook niet slecht gedaan.

Lees dit stuk op de website van de Groene Amsterdammer hier.