‘De partij zal strevennaar een radicale democratisering van de Nederlandse samenleving in het algemeen en van het Nederlandse politieke bestel in het bijzonder.’ Deze ambitie uit de geboortepapieren van D66 heeft niets aan belang en urgentie ingeboet. De onvrede met de huidige politiek en het onbehagen over grote maatschappelijke veranderingen vragen niet om minder, maar om meer democratie.
Die oproep tot democratisering richt zich in het doen en laten van D66 vooral op ‘het politieke bestel’. De bekende voorstellen voor democratische vernieuwing zijn nog altijd te vinden in het verkiezingsprogramma – van een gekozen premier tot het referendum. Maar naast deze staatsrechtelijke hervormingen zouden we volgens mij meer aandacht moeten hebben voor de andere helft van die oproep uit het Appèl: democratisering van de Nederlandse samenleving. Deze formulering klinkt ons inmiddels bijna vreemd in de oren, maar juist hier valt nog een wereld te winnen.
Een beperkt begrip van democratie
Het huidige debat over de staat van de democratie richt zich vooral op de politieke instituties. Centraal staat de vraag of de wensen van de mensen wel doordringen in de beleidstorens van bestuurders en of de overheid wel levert waar de burger recht op heeft – wie krijgt wat? Maar door democratie zo te beperken tot politiek, en politiek slechts te beoordelen op basis van de responsiviteit van het bestuur, zien we een belangrijk aspect over het hoofd: de vraag hoe de macht in en over onze samenleving wordt uitgeoefend – wie beslist waarover? Macht over de publieke zaak is lang niet altijd voorbehouden aan de politiek en ook niet altijd democratisch georganiseerd.
Zo hebben we de afgelopen decennia de macht over het publieke domein systematisch uitbesteed aan private organisaties en het openbaar bestuur steeds meer georganiseerd als bedrijf dat de burger vooral benadert als consument van overheidsdiensten. Daarmee is veel besluitvorming over publieke belangen buiten de democratische orde komen te liggen. Efficiëntie en expertise winnen het vaak van democratische waarden als inspraak, transparantie, verantwoording en vertegenwoordiging. Zoals de Raad voor het Openbaar Bestuur al in een Raadsrapport in 2017 schreef: ‘De betekenis van burgers in het vormgeven van de samenleving, zowel politiek als maatschappelijk, is verschraald. Een gevolg van die verschraling is dat het gevoel van eigenaarschap, van publieke verantwoordelijkheid, te weinig aanwezig is.’
Uitbreiding van de democratische cirkel
Democratie is méér dan politiek alleen – aldus de titel van dat Raadsrapport. Maar hoeveel meer? De reikwijdte van de democratie is van oudsher onderwerp van politieke strijd. Niemand zal betwisten dat democratie in principe volksbestuur is, maar wat het volk precies bestuurt en wie precies deel uitmaakt van dat volk is geen uitgemaakte zaak. Conservatieven en klassiek liberalen houden de cirkel liever klein, uit angst dat individuele vrijheid in het geding komt als de bevolking te veel invloed krijgt. Progressieve liberalen breiden de cirkel juist graag uit, vanuit de overtuiging dat vrijheid weinig waard is zonder zelfbestuur – de mogelijkheid om in samenspraak en op voet van gelijkheid de maatschappij gezamenlijk vorm te geven.
Radicale democratisering van de samenleving is dus een progressief project dat streeft naar een uitbreiding van de democratische cirkel in twee opzichten: zowel een uitbreiding van het domein van de samenleving waarop we democratische waarden en principes toepassen, als een uitbreiding van de stemgerechtigden en belanghebbenden – de demos – voor wie de democratie functioneert. Een nieuwe democratiseringsagenda zou dan ook deze twee vragen centraal moeten stellen: democratisering van wat? En democratisering voor wie?
Democratisering van wat?
Maatschappelijke democratie gaat over zeggenschap in publieke voorzieningen, zoals gezondheidszorg, onderwijs, pensioenen, huisvesting, energie, openbaar vervoer en media. Deze diensten hebben een aanzienlijke invloed op het dagelijks leven, maar door privatisering en schaalvergroting is de zeggenschap en controle over deze organisaties vaak afgenomen. Democratisering van het maatschappelijk middenveld vereist sterkere medezeggenschapsorganen, meer ruimte voor individuele inspraak en horizontale verantwoording van het bestuur aan de burger. De duizenden burgercollectieven die in recente tijd zijn ontstaan – van woon- en energiecoöperaties tot broodfondsen en herenboeren – zijn lichtende voorbeelden van maatschappelijke democratie en verdienen aanmoediging door de overheid. Deze ‘instituties voor collectieve actie’ zijn broodnodig: ze versterken de solidariteit, vergroten de veerkracht van de samenleving en kweken een democratisch ethos.
Economische democratie streeft naar meer maatschappelijke inspraak en controle op economische krachten die invloed hebben op publieke belangen, met name in bedrijven (voor een uitgebreide analyse hiervan, zie de bijdrage van Rutger Claassen verderop in dit nummer). In een tijd van grote sociaaleconomische ongelijkheid en ecologische crises staat de maatschappelijke legitimiteit van bedrijven onder druk. De nadruk op winstmaximalisatie leidt niet altijd tot de gewenste maatschappelijke welvaart maar vaak tot schade aan mens, milieu en maatschappij. Denk aan de klimaatimpact van de fossiele industrie, de gevaren van Big Tech of de werkomstandigheden van veel migranten. Het bedrijfsleven zou een grotere maatschappelijke bijdrage kunnen leveren. Daarvoor is het niet alleen cruciaal dat we negatieve externaliteiten van bedrijven beprijzen, maar ook dat we bedrijven zo organiseren dat ze vanuit zichzelf responsiever zijn aan maatschappelijke behoeften en problemen. De belangen van alle betrokkenen waar het bedrijf mee te maken heeft – van werknemers en omwonenden tot de natuur – zouden meer inspraak en controle moeten hebben.
Digitale democratie gaat vaak over de manier waarop we digitale technologieën kunnen inzetten om burgerparticipatie en vertegenwoordiging te verbeteren. Steeds meer landen experimenteren met digitale participatieplatforms. Het succes van deze digitalisering van democratische processen hangt echter nauw samen met de democratisering van de digitale sfeer. Het openbare leven van burgers speelt zich grotendeels online af, met name op sociale media. Hoewel deze digitale media aanvankelijk een grote democratiseringsbelofte uitstraalden, ondermijnen ze nu juist een goed geïnformeerd publiek debat en collectieve betrokkenheid bij de publieke zaak. Machtige monopolies, filterbubbels, desinformatie, discriminerende algoritmes en surveillancesystemen van digitale platforms bedreigen de democratie op meerdere fronten. Hoe meer onze politieke en bestuurlijke praktijk verweven raakt met de digitale wereld, hoe dringender de noodzaak om democratische waarden te verankeren in de digitale infrastructuur van onze samenleving.
Democratisering voor wie?
Democratie voor niet-Nederlanders – Het is een democratisch basisbeginsel dat diegenen die worden geraakt door publieke besluitvorming daar direct of indirect invloed op mogen hebben. Dat principe wordt vaak geïllustreerd aan de hand van belastingplicht – no taxation without representation – maar geldt eigenlijk voor alle collectief bindende besluiten. In dat licht schiet ons ‘algemeen’ kiesrecht tekort. In Nederland wonen volgens het CBS meer dan een miljoen volwassenen die niet mochten stemmen bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen omdat ze geen Nederlandse nationaliteit hebben, terwijl velen hier langdurig wonen, belasting betalen en zich actief inzetten voor de samenleving. Alhoewel ze geen invloed hebben op de nationale politiek, krijgen ze na een legaal verblijf van vijf jaar wel kiesrecht voor de gemeenteraad. Dat valt niet te rechtvaardigen. Actief en passief kiesrecht zouden eenvoudigweg moeten gelden voor alle niet-Nederlandse ingezetenen bij alle verkiezingen, zoals ook in Nieuw-Zeeland het geval is.
Democratie voor toekomstige generaties – Terwijl menselijk handelen een steeds grotere impact heeft op een steeds langere termijn, functioneert onze democratie bijzonder kortzichtig. Is het rechtvaardig dat beslissingen van nu onomkeerbare gevolgen kunnen hebben op toekomstige generaties, terwijl zij geen stem hebben in het debat? Hoewel wij de exacte behoeften en problemen van toekomstige generaties moeilijk kunnen kennen, hebben we de morele plicht hun leefomgeving te beschermen en onze wereld niet slechter door te geven. Dat vereist een toekomstgerichte democratie, die toekomstige belangen meeneemt in de besluitvorming van nu. Hiervoor kunnen we leren van andere landen: Wales heeft sinds 2015 een ‘Wet op het welzijn van toekomstige generaties’ die principes en kaders opstelt voor toekomstgericht bestuur, met een ‘toekomstcommissaris’ die toezicht houdt. In veel landen zijn vergelijkbare initiatieven gestart met een ‘ombudsman voor toekomstige generaties’ en Finland heeft zelfs een vaste parlementaire commissie voor de toekomst.
Democratie voor de natuur – De klimaatcrisis laat zien dat de mens onlosmakelijk verweven is met de natuur. Een lange geschiedenis van exploitatie, vervuiling en extinctie wreekt zich nu de draagkracht van de aarde op alle fronten wordt overschreden. De morele superioriteit van de mens vis-à-vis de natuur is dus niet alleen ongerechtvaardigd, maar ook onhoudbaar. De blinde vlek van de politiek voor de ecologische dimensie van onze samenleving kunnen we verhelpen door de politiek minder antropocentrisch en meer ecocentrisch in te richten: niet alleen gericht op menselijke waarden en belangen, maar ook op waarden en belangen van andere levende wezens. Deze uitbreiding van de demos richting de natuur vereist een radicale omslag in denken en handelen, maar krijgt hier en daar al gestalte. Zo maken dierenrechten en rechten voor de natuur een opmars, wordt gepleit voor strafbaarstelling van ‘ecocide’ en bestaat er een ‘Ambassade van de Noordzee’ die het ‘niet-menselijke leven in de Noordzee’ vertegenwoordigt – de eerste aanzet tot een echte ecologische democratie.
Naar een rijker begrip van democratie
Het Nederlandse politieke bestel is dringend aan vernieuwing toe. De huidige onvrede over het functioneren van de parlementaire democratie en de roep om nieuwe politiek moeten we serieus nemen. Zeker D66, die daar haar bestaansrecht aan ontleent. Maar een progressieve democratiseringsagenda kijkt ook voorbij de staatsrechtelijke instituties. Nieuwe vormen van macht en nieuwe groepen belanghebbenden vragen om een rijker democratiebegrip dan we nu kennen. Het wordt tijd om dat in de praktijk te brengen.