Het hedendaagse complotdenken kenmerkt zich volgens socioloog Jaron Harambam door een centrale achterdocht voor maatschappelijke instituties, processen en normen. Het onderscheidt zich hiermee van het traditionele complotdenken dat als doel heeft enkel een gebeurtenis of verschijnsel te verklaren. De traditionele complotdenker vult ontbrekende feiten in of trekt bestaande feiten in twijfel en plaatst met zoveel mogelijk bewijs een alternatieve verklaring in de ‘echte’ werkelijkheid. Het hedendaagse complotdenken laat deze werkelijkheid achter. De manier waarop de rechtsstaat, samenleving en economie zijn ingericht ís het complot. Vanuit deze gedachte wantrouwt de complotdenker allerlei vormen van macht en wijst deze aan als manipulatief. De hedendaagse complotdenker vertrouwt traditionele bronnen van autoriteit en kennis niet en zoekt in een allesomvattende theorie een verklaring voor hoe de wereld dan wel in elkaar zit.
De alternatieve werkelijkheid die de complotdenker hiermee creëert, is niet onschuldig. Wanneer journalistiek, wetenschap en politiek zijn aangewezen als antagonisten ontstaan er reële veiligheidsrisico’s voor individuen en samenleving. Bekende voorbeelden zijn de fakkeldrager voor het huis van Sigrid Kaag en de oproep van Gideon van Meijeren het parlement te bezetten. Begin januari benadrukte Kaag de rol die complotpopulisten hierin spelen: zij moedigen complotdenkers aan tot steeds extremistischere gedachten en handelingen. Ook de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) wijst op de extremistische daden die voort kunnen komen uit complotdenken. Nog fundamenteler is het verminderde vertrouwen in onze democratische rechtsstaat dat volgens de NCTV verband houdt met complotdenken: ‘een geleidelijk proces van betonrot aan het democratisch fundament’.
De liberale obsessie met complotdenken
Het geloof dat sociale media en complotpopulisten een belangrijke rol spelen in de verspreiding van complotten wordt breed gedeeld. Met de in 2022 aangenomen Digital Services Act stelt de Europese Commissie strenge regels aan grote techbedrijven om desinformatie tegen te gaan. Sociale media moeten de risico’s van het design van hun platform in kaart brengen en aanpakken, gepersonaliseerde algoritmes veranderen en content verwijderen. Maar onderzoek van onder andere politicologen Joseph Uscinski en Adam Anders laat zien dat er géén direct causaal verband is tussen het gebruik van sociale media en het geloof in complottheorieën. Sociale media veroorzaken volgens hen niet zozeer complotdenken, maar versterken deze gedachtes bij gebruikers die al een neiging tot complotdenken hebben. Hoewel de maatregelen van de Europese Commissie de verspreiding van desinformatie dus verminderen, raken ze niet aan de voedingsbodem voor complotdenken.
Ook politici van Forum voor Democratie spelen met het verspreiden van hun onwaarheden in op die voedingsbodem voor complotdenken bij burgers. In reactie roepen velen, waaronder Sigrid Kaag, de gematigde meerderheid op zich tegen deze onwaarheden uit te spreken. Begrijpelijk, gezien een confrontatie met feiten het geloof in desinformatie vermindert, zoals blijkt uit een overzichtsstudie van onder andere Man-pui Sally Chanin Psychological Science. Wel waarschuwt filosoof Jeroen de Ridder dat de gematigde meerderheid andersdenkenden zoals complotdenkers aan de kant zet wanneer zij van feitelijkheid en redelijkheid een identiteitskwestie maakt. Door de gecreëerde tegenstelling en wederzijds onbegrip loopt het gesprek tussen beide groepen vast. De oproep ondemocratische partijen te verbieden en het debat te normeren moet daarom een poging zijn om de publieke verspreiders van complottheorieën een podium te ontnemen, niet om de 21 procent van de Nederlanders die gelooft in een complot aan de kant te zetten. Enkel een blijvend gesprek met deze groep kan de schade van desinformatie bij hen tenietdoen.
Hoewel de rol van sociale media en complotpopulisten in de versprei- ding van complotten belangrijk is, betoogt schrijver Samuel Adler-Bell in New York Magazine dat deze focus onderdeel is van een ‘liberale obsessie met desinformatie’. Het dominante narratief in de politiek en het publieke debat schetst het beeld dat ontevredenheid bij burgers voornamelijk is gebaseerd op door binnen- en buitenlandse actoren verspreidde desinformatie. De politiek ontloopt hiermee het besef dat ontevredenheid in de samenleving in werkelijkheid voortkomt uit sociale en materiële omstandigheden die ze zelf heeft helpen creëren. Ja, het is belangrijk en urgent om de verspreiding van desinformatie en complotten tegen te gaan, maar door de eenzijdige focus valt de complotdenker zelf van de radar. Weggezet als onwetende ‘wappie’ reduceren we de complotdenker tot een veiligheidsprobleem en ontslaat de samenleving zich van haar verantwoordelijkheid de persoon achter de complotdenker te zien.
De voedingsbodem van complotdenken
De neiging tot complotdenken wortelt in een voedingsbodem van sociaal-maatschappelijke problemen. Complotdenken is dus niet aangeboren, maar komt vooral voor bij mensen met een gevoel van machteloosheid en onzekerheid, zegt gedragswetenschapper Jan-Willem van Prooijen in de European Journal of Social Psychology. Sociaal psychologen Karen Douglas en Robbie Sutton concluderen in een overzichtsartikel in de Annual Review of Psychology dat dit gevoel van onzekerheid ontstaat wanneer drie psychische basisbehoeftes niet zijn vervuld, namelijk die aan controle en zekerheid, sociale erkenning en begrip van de wereld. Deze behoeftes spelen volgens hen een belangrijke rol in de ontvankelijkheid voor complottheorieën. In het boek Waarheidszoekers vat filosoof Cees Zweistra deze basisbehoeftes samen als de mate waarin mensen zich ‘thuis voelen in de wereld’. Hedendaagse complotdenkers zoeken in hun alternatieve werkelijkheid de existentiële zekerheid die zij in de ‘echte’ wereld zijn verloren. Maatschappelijke ontwikkelingen rondom materiële bestaanszekerheid, sociale samenhang en morele richting beïnvloeden deze existentiële zekerheid.
Zweistra betoogt bovendien dat deze pijlers de afgelopen decennia zijn afgebrokkeld en dat de samenleving is ontspoord: ‘Die ontsporing kan worden herleid tot neoliberale uitwassen, waardoor gemeenschappelijke en publieke structuren in de samenleving verzwakt of vernietigd zijn.’ Zo zijn de middelen om een goede bestaanszekerheid op te bouwen op dit moment zeer ongelijk verdeeld in de samenleving: volgens het Centraal Planbureau bezit de tien procent meest vermogende huishoudens meer dan de helft van het vermogen in Nederland. De inkomsten die dit vermogen genereert, belasten we ook nog eens minder dan inkomen uit arbeid. Deze inkomens- en vermogensongelijkheid heeft een zorgelijke kansenongelijkheid tot gevolg, bijvoorbeeld op de woningmarkt of in het onderwijs. Daarnaast zorgt de flexibilisering van de arbeidsmarkt volgens De Nederlandsche Bank voor een verhoogde baan- en inkomensonzekerheid bij de lage inkomens, praktisch opgeleiden en jongeren. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid waarschuwt dat ons socialezekerheidsstelsel de onzekerheid nog
eens extra vergroot. Onderzoek van onder andere psycholoog Jolanda Jetten laat zien dat deze onzekerheid, gecreëerd door ongelijkheid in vermogen en werk, een duidelijk causaal verband heeft met het geloof in complottheorieën.
Door sociaaleconomische ongelijkheid verweert ook de sociale samenhang in de maatschappij. Verbondenheid met anderen en sociale relaties zorgen volgens Zweistra dat iemand zich gehoord en gezien voelt. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten zien dat de traditionele ontmoetingsplekken waar deze verbondenheid ontstaat aan relevantie verliezen. Steeds minder Nederlanders doen vrijwilligerswerk of zijn lid van een vereniging, vakbond of politieke partij. Ook publieke ontmoetingsplekken met een sociale functie, zoals het buurthuis en de bibliotheek, verdwenen de afgelopen 20 jaar uit het straatbeeld. Politicoloog Robert Putnam beschreef al in 1995 in zijn boek Bowling Alone dat het sociaal kapitaal van de gemiddelde Amerikaan sterk tanende was – en datzelfde gebeurt nu dus ook in Nederland. Tegelijkertijd keert het individu zich in toenemende mate tot een online wereld waarin sociale bubbels ervoor zorgen dat afwijkende perspectieven elkaar niet vinden. En niet alleen in de samenleving, maar ook door de politiek en overheid voelen burgers zich volgens het Sociaal Cultureel Planbureau steeds minder gehoord en gezien.Volgens Douglas en Sutton biedt het complotdenken mensen die zich door de samenleving, politiek en overheid niet erkend voelen een nieuwe (online) ontmoetingsplek waarin zij zich wél thuis voelen.
In de geïndividualiseerde en geseculariseerde samenleving zijn ook de morele denkkaders verdwenen die in tijden van onzekerheid helpen de wereld te interpreteren en richting geven aan de toekomst. In dit proces ligt een opdracht voor de politiek en overheid om meer morele richting te geven aan de maatschappij en te voorkomen dat ondermijnende krachten zoals complotpopulisten in dit gat springen. Maar zoals politieke wetenschapper Daniel Mügge betoogde in Idee nr. 218, is het de overheid niet gelukt deze morele leegte te vullen. De overheid verantwoordt haar ingrijpen veelal niet met morele overwegingen, maar met een wetenschappelijke en technocratische onderbouwing. Ook het ontbreken van een door waarden gedreven ideeënstrijd in de politiek zorgt dat burgers in dit steeds vagere politieke landschap niet het morele kader vinden dat religie ooit bood. In deze morele leegte scheppen complottheorieën volgens veiligheidsonderzoeker Jelle van Buren overzicht in een abstract en chaotisch bestaan. Als een moderne vorm van religie bieden ze een simpele indeling van de wereld en het goede en kwade daarin.
Feiten zijn de basis, de oplossing is sociaal
De focus op sociale media en complotpopulisten vertelt dus niet het hele verhaal. Wanneer we voorbij het etiket van ‘wappie’ kijken, zien we dat het hedendaags complotdenken is geworteld in structurele problemen in onze samenleving. Sociaaleconomische ongelijkheid, de desintegratie van de publieke ruimte en morele leegte creëren een samenleving waarin een aanzienlijke groep mensen in grote onzekerheid leeft. De alternatieve werkelijkheid van het complotdenken biedt handvatten om hiermee om te gaan: hierin zoekt de complotdenker existentiële zekerheid. Wil de politiek op lange termijn complotdenken verminderen, moet zij aan de slag met de voedingsbodem van individuele en sociale omstandigheden die deze onzekerheid creëert. Dat betekent: verminder de ongelijkheid
in de samenleving, investeer in de sociale infrastructuur en toon moreel leiderschap. Hameren op feiten is belangrijk, maar moet er niet toe leiden dat we de 21 procent van de Nederlanders die gelooft in een complot, verliezen.
De existentiële onzekerheid van de complotdenker
Maar liefst 21 procent van de Nederlandse bevolking gelooft dat een kleine geheime groep mensen alle belangrijke beslissingen in de wereld politiek neemt, zo bleek onlangs uit de European SocialSurvey. Sociale media en rechts-populistische politici worden vaak aangewezen als veroorzakers van dit vermeend toegenomen complot denken.
In reactie hameren velen – en zeker D66’ers– op normen van redelijkheid in het publieke debat, gevolgd door voorstellen om ondemocratische politieke partijen te verbieden en techreuzen te temmen. Maar pakken die voorstellen de échte oorzaken van complotdenken wel aan?
Door Thijs van Aken