Een gemeente werkt nog als voor het internettijdperk
Intussen werkt een gemeente (niet een gemeente in het bijzonder) binnen haar democratische modellen in grote lijnen nog precies zoals ze dat in je jaren zeventig en tachtig ook deed, toen internet nog moest worden uitgevonden. Na de verkiezingen komt er een coalitieakkoord waar een aantal wethouders namens de raad mee aan de slag gaat. Ambtenaren bereiden notities voor over meer kleinere en minder grotere prullenbakken in ‘de openbare ruimte’ en doen een poging voor de beste manier om een winkelcentrum levend te houden. De raad vergadert daarover in diverse commissies (sociaal belang altijd als eerste en financieel belang als laatste), hier en daar kan de samenleving mee praten (inspreekrecht met strenge regels, of ‘rond de tafel’-vergaderingen waaraan lang niet iedereen kan of durft deel te nemen en waarvan de samenleving het doel een beetje ontgaat.
Dat een gemeente niet meekomt in de razendsnelle veranderingen door internet is wel logisch. Een gemeente is per definitie bureaucratisch. Ze organiseert en handhaaft wet- en regelgeving. Dat is een langzaam proces. Maar het geeft je ook zekerheid. Als je doet wat je mag, heb je de kaders te pakken en kun je er niet op worden afgerekend. Daar komt bij dat een gemeente geen concurrentie heeft. Je kunt niet zo maar even naar een andere gemeente voor een vergunning omdat daar de regels anders zijn en de leges lager.
De democratische besluitvorming van vroeger was wat je er maximaal uit kon halen. Het begon bij de Oude Grieken ooit met handopsteken, dat was toen nog te overzien. Toen ‘het volk’ groter werd, wezen we vertegenwoordigers aan voor dat handopsteken, ze kregen tijd zich namens ons in de materie te verdiepen. Daardoor ontstond er ook afstand tussen die volksvertegenwoordigers en het volk. Een raadslid had kennis, dus statuur. Het werd een voornaam baantje, dat je best na vier jaar wilde behouden. Het is te veronderstellen dat besluitvorming daarom soms van wat korte termijn is. Premier Rutte vindt “visie maar een olifant die het zicht belemmert”.
Toen kwam internet er ook nog eens bij. En inmiddels zitten we in een samenleving die harder dan ooit in een transitie zit op nagenoeg alle fronten van het leven. Het is nu voor een volksvertegenwoordiger haast niet meer bij te houden zijn volk te vertegenwoordigen en de juiste keus te maken bij handopsteken. Niet voor niets roepen bestuurders tegenwoordig in iedere tweede zin om participatie.
Maar dat wil niet zeggen dat de regels van vroeger zelf verkeerd zijn, noch dat je ervan uit kunt gaat dat participatie nu wel van de grond komt. Want ‘vroeger’ was het meepraten beperkt tot ‘de witte hoger opgeleide man’, dat is nog steeds degene die wel weet hoe hij zijn woordje in de politieke arena kan doen. Want internet heeft er wel voor gezorgd dat iedereen bij de kennis en de informatie kan die hij/zij nodig heeft, het is nog steeds een kunst om ook daadwerkelijk bij de juiste informatie te komen en deze dan ook te snappen. Internet heeft net zo goed weer een tweedeling tot stand gebracht, de afstand tussen de elite en de massa schijnt te groeien.
Het goede van vroeger bundelen aan het goede van nu
Er zijn goede mogelijkheden het goede van vroeger te bewaren en die te vermengen met het goede van nu. Je kunt het oude en vertrouwde systeem van de politieke arena min of meer overeind houden, maar maximaal aan participatie doen als je er een stap aan vooraf laat gaan: een digitale plek organiseren waar iedereen thema’s kan adresseren, waarover de samenleving een dialoog over kan aangaan. Geen social media-vluchtigheid, maar een plek waar thema’s verdieping en verbreding kunnen krijgen. Een digitale plek waar iedereen thema’s kan adresseren. Het is bewust een plek waar én de politieke thema’s én allerlei andere thema’s vanuit de samenleving hun basis voor een breed maatschappelijk debat vinden.
Op deze manier vergroot de betrokkenheid van ondernemende burgers, organisaties en ondernemers met de overheid, omdat ze agendapunten kunnen inbrengen en er over mee kunnen praten. Dat is een heel grote stap verder dan alleen participatie als de overheid het initieert. Het idee is deze stap vooraf te laten gaan aan het politieke spel zoals dat nu ook al gevoerd wordt, alleen nadrukkelijker met de samenleving betrokken, onder meer door de samenleving de kans te geven kennis toe te voegen.
De agenda anders samenstellen
Hoe de agenda van de politiek tot stand komt, zal velen een compleet raadsel zijn. De politiek heeft een soort tijdlijn ontwikkeld met actiepunten, tot stand gekomen vanuit de gemeenteraadsverkiezingen en het daaruit voortvloeiende coalitie-akkoord. En er zijn uiteraard ook wettelijk vastgelegde thema’s.
Precies daar begint het top down gedrag van het politieke systeem: de politiek bepaalt de agenda én bepaalt waarover geparticipeerd wordt. En dat terwijl er in de samenleving toch heus meer issues besproken worden, ook issues die best interessant zouden kunnen zijn voor een politieke besluitvorming.
Op het nieuwe platform kan iedereen thema’s lanceren. De politiek hoeft die niet over te nemen, maar gaat dat op den duur natuurlijk wel doen. Daar ontstaat dan de agenda van de samenleving. Op die manier zet je de samenleving centraal: empowering the society of zoals we in het Oosten zouden zeggen: Noaberkracht. De thema’s die de politiek inbrengt leiden naar de raadsagenda, maar ook andere thema’s kunnen die kant op gaan. Hoeft niet, mag wel.
De bibliotheek lijkt de uitgelezen partner daar een rol in kunnen spelen, aangevuld met een deskundig coördinator, die als geen ander weet hoe je kennis ophaalt uit de wereld en uit de lokale samenleving. Civic Journalism heeft daar in haar filosofie heel goede handreikingen voor. Daarbij is een digitaal platform de verzamelplaats, maar je kunt ook denken aan meet ups, thema-avonden, lezingen, en zo voort.
In het boek New City O/S wordt het voorbeeld aangehaald van een park dat anderhalf jaar niet te gebruiken was omdat het op de schop moest. Door de verplicht openbare aanbesteding was voor de goedkoopste gekozen, met als nadeel dat het park veel langer dicht moest. In een open source-situatie, suggereren de auteurs, hadden buurtbewoners ook ideeën over de renovatie kunnen inbrengen, hadden ze misschien zelf wel onderdelen gedaan, was er nu misschien wel een volkstuin tot stand gekomen, met ook sociale winst.
Iedereen die dat wil kan nu meepraten, zijn of haar visie toevoegen, tips en suggesties lanceren, verwijzen naar rapporten en onderzoeken, of deskundigen aandragen. Die plek kan ook het inspreekkanaal worden. En dat is meer dan een digipanel voor de inwoners.
De overheid participeert en financiert (vergelijk met de lokale omroep), maar is nadrukkelijk geen eigenaar van het platform. Dat is vanwege de echte participatie (participeert de overheid of participeert te burger?), maar de website van de gemeente wordt abusievelijk ook vaak gezien als een informatieplek voor actuele zaken. Maar daarvoor wordt een gemeentelijke website niet bezocht.
Vanaf het platform naar het politieke circuit
Nadat een thema via het digitale platform behandeld is, kan alsnog het reguliere politieke werk van “rond-de-tafels” en raadsvergaderingen plaats vinden. Want, zoals eerder gezegd, op zich is daar niks mee, maar je moet er een component ‘samenleving’ aan toe voegen.
Je kunt feitelijk per direct met dit systeem beginnen. De politiek is immers niet gehouden aan het platform. Maar als de inbreng van goed niveau is, gaat dat uiteraard vanzelf wel gebeuren.
Laten we maar gewoon eens ergens beginnen en dan gaandeweg leren van wat we aan het doen zijn. En bedenk: als je haast hebt, ga je alleen, als je ver wil komen, ga je samen.