Wordt nieuwe Europese begroting knaller of tegenvaller? Vijf dingen om op te letten

Het borrelt in Brussel. Volgende week woensdag presenteert de Europese Commissie haar voorstel voor de nieuwe Europese meerjarenbegroting.

Het Europees Parlement moet goedkeuring geven voor de begroting. Vooruitlopend op de presentatie van de begroting vroegen we D66-Europarlementariër en delegatieleider Gerben-Jan Gerbrandy op welke vijf dingen hij gaat letten bij de presentatie van de nieuwe begroting.

1. Gaat Europa leveren wat Europeanen nodig hebben? “De hamvraag wordt of Europeanen, of ze nou Nederlanders, Finnen, Grieken en Fransen zijn, een Europese Unie krijgen die zich bezig houdt met de grote problemen voor hun toekomst. Hoe pakken we klimaatverandering aan? Hoe zorgen we dat de Europese economie de sterkste van de wereld is? Hoe verdedigen we onszelf? Bovenal willen we een antwoord op de vraag: hoe blijft Europa de beste plek om te leven?

Met de oorlog in Oekraïne, klimaatverandering en razendsnelle technologische ontwikkelingen, groeit de noodzaak voor een ruimere en wendbaardere Europese begroting. Minder star, minder schuiven met potjes en minder gerommel in de marge. Een ruimere begroting hoeft niet allemaal uit de beurs van hoofdsteden te komen. Wat nu nationaal uitgegeven wordt, kan vaak effectiever Europees worden uitgegeven. De vraag wordt of de Europese Commissie met zo’n voorstel durft te komen.”

De noodzaak groeit voor een ruimere en wendbaardere Europese begroting. Minder star, minder schuiven met potjes en minder gerommel in de marge.

Gerben-Jan Gerbrandy

2. Wat wordt de impact op Nederland? “De nieuwe meerjarenbegroting wordt voor Nederland van groot belang. Nederland is een handelsland: wij doen het goed als de Europese economie het goed doet. Problemen als Amerikaanse handelstarieven en Russische cyberaanvallen kunnen we alleen effectief oplossen met een serieuze Europese aanpak. Het geld gaat niet ‘naar Brussel’, zoals populisten je willen laten geloven, maar komt in veelvoud terug in ons land. Zo verdient de Nederlander volgens Pointer 1740 euro per jaar aan ons lidmaatschap van de EU.

Het is cruciaal dat de Nederlandse demissionaire bewindslieden met dit belang in het achterhoofd naar de onderhandelingen gaan. Zo bezien is het heel ongunstig dat er zelfs in de demissionaire periode veel politiek kapitaal wordt verspild aan de kortzichtige hobby’s van de overgebleven coalitieparatijen. Denk aan het kansloze achterhoedegevecht om een nieuwe uitzondering voor mestoverschotten binnen te halen.
 
Daarom zou ik het demissionaire kabinet vooral willen vragen de voet van de rem te houden en de begrotingsinzet over te laten aan de nieuwe politieke verhoudingen na de Tweede Kamerverkiezingen.”
3. Gaat Europa zijn eigen broek ophouden op defensiegebied? “Op de NAVO-top is besloten dat de bondgenoten 5% van de economie investeren in defensie, waarvan 3,5% in het leger en 1,5% in zaken als infrastructuur die ook nodig zijn voor de verdediging. Nu verplaatst die discussie zich naar het Europese toneel. Wat mij betreft halen we de NAVO-norm Europees.

Rapport na rapport laat zien dat deze euro’s beter Europees besteed kunnen worden. Met een Europese defensie-industrie en gezamenlijk inkopen bijvoorbeeld, om niet tegen elkaar op te bieden en apparatuur beter op elkaar af te stemmen. En ook samen trainen en uiteindelijk samen opereren.

De Europese Commissie kan daarom voorstellen om een deel van de uitgaven voor de NAVO-norm te doen vanuit de Europese begroting, in plaats van de nationale. Zo kunnen het Europees Parlement en de Europese rekenkamer controleren of het geld goed uitgegeven wordt. En maakt iedere euro onze inwoners veiliger.

Maar niet iedereen is waarschijnlijk enthousiast over Europese defensie-uitgaven. Sommige regeringen zitten liever zelf aan de knoppen, ook als dat betekent dat de belastingbetaler duurder af is. En enkele landen, zoals Spanje en Ierland (dat geen lid is van de NAVO), hebben sowieso weinig op met al te veel geld naar defensie.”

Wat mij betreft halen we de NAVO-norm Europees.

Gerben-Jan Gerbrandy

4. Wat gebeurt er met Draghi’s gedroomde concurrentiefonds? “Even was het groot nieuws, het rapport van Mario Draghi. Zijn waarschuwing was scherp: voor de economie van Europa is het zwemmen of verzuipen. We moeten investeren om Europa mee te laten komen met China en de VS. In de toekomst is een sterke economie nodig om onze verzorgingsstaat te kunnen blijven betalen en klimaatverandering tegen te kunnen gaan. En een economie die minder afhankelijk is van anderen, dus met zon uit Spanje, waterkracht uit Zweden en windkracht van onze eigen Noordzee.

Draghi ziet veel winst in het verder integreren van de Europese markt. In de Europese begroting moet daarom geld zitten om deze integratie te bevorderen. Bijvoorbeeld door een gezamenlijk industriebeleid te voeren en te investeren in grensoverschrijdende infrastructuur en in goed opgeleide vakmensen.

Investeren in de toekomst betekent naast miljarden tegen klimaatverandering ook investeren in onderwijs en wetenschap. Europa is een continent met weinig grondstoffen, maar dankzij onze kennis en kunde zijn we nog altijd heel welvarend en vooruitstrevend. Onderwijs, wetenschap en vakmensen verdienen volle Europese aandacht in de meerjarenbegroting. De vraag is nu: Heeft Von der Leyen de oproep van Draghi goed tot zich laten doordringen?”
5. Wat gaat er gebeuren met de grote posten? “Traditioneel zijn er twee grote posten in de Europese begroting. Een derde gaat naar het verkleinen van verschillen tussen Europese regio’s. Daarnaast wordt een derde uitgegeven aan het gemeenschappelijke landbouwbeleid, waarmee vooral de inkomens van boeren worden aangevuld.

Beide fondsen zijn aan modernisering toe. Zo kunnen de regiofondsen veel minder bureaucratisch. Daarnaast kunnen we Europees geld sterker koppelen aan Europese hervormingen, zoals een sterkere rechtsstaat. Belangrijke vraag wordt of de Commissie een sterke moderniseringstoeslag voorstelt en daarmee weet de discussie te verleggen van meer of minder geld. Zodat geld naar toekomstbestendige projecten gaat, Europeanen alle kansen krijgen om een goed leven op te bouwen en industriële regio’s klaargestoomd worden voor een duurzame economie.

Dan het landbouwfonds. De huidige opzet houdt een bedrijfsmodel in stand waar veel boeren onder lijden. Het is daarentegen wel goed voor de grote agro-industrie. We gaan zien of de Europese Commissie het lef heeft om te doen wat nodig is, zodat boeren een toekomst hebben en de economie op het platteland wordt verbreed. Met meer oog voor de natuur, meer dierenwelzijn en minder landbouwgif.”