Voordat je in 2016 uitvoerend directeur werd voor Greenpeace Africa was je voor verschillende organisaties actief op het gebied van mensenrechten. Wanneer raakte je ervan overtuigd dat pleiten voor mensenrechten ook pleiten voor het klimaat betekent? ‘Om eerlijk te zijn was ik daar lang niet altijd van overtuigd. Ik dacht altijd dat mensenrechten voorop stonden – dus vóór milieurechten en welke rechten dan ook. In het verleden heb ik veel gewerkt met professor Wangarĩ Muta Maathai. Zij was een belangrijke Keniaanse milieuactiviste en Nobelprijswinnaar. Ik werkte sinds 1991 met haar, tijdens de Mothers’ hunger strike (hongerstaking van moeders van politieke gevangen, red.). Ik steunde haar als mensenrechtenactivist, zodat zij actie kon voeren. Dus we beschermden niet milieurechten, maar de activisten die zich inzetten voor milieurechten – zodat zij niet gearresteerd werden. We stonden op een afstand van hun missie. Destijds dacht ik dat het milieu geen prioriteit had. Mensen gingen iedere dag dood. Mensen leefden in honger, werden beschoten, werden gearresteerd. Dát had voor mij de prioriteit.’
Kabeberi vertelt hoe ze zich jaren later voorbereidde op de functie bij Greenpeace, waarop ze bij zichzelf te rade ging hoe ze zich als mensenrechtenactivist zou bewegen in een milieuorganisatie. ‘Hoe meer ik me in milieurechten verdiepte, hoe meer ik inzag dat milieurechten eigenlijk een soort paraplu zijn voor andere rechten. Zonder de aarde, zonder een gezonde aarde, kunnen we niet meer strijden voor mensenrechten. Er zullen geen mensenrechten over zijn, omdat de wereld die we kennen verwoest zal zijn. Dus toen besefte ik dat ik milieurechten altijd een lagere prioriteit heb gegeven, terwijl deze rechten eigenlijk overkoepelend zijn. Zelfs het recht op schoon water, het recht op gezondheid zijn gerelateerd aan milieurechten. Zelfs het recht op leven heeft betrekking tot milieurechten. Denk aan kolenmijnen en luchtvervuiling. In Afrika gaan meer kinderen dood aan luchtvervuiling dan aan ondervoeding. Als we milieurechten niet begrijpen – en dit is dan ook de tragiek – dan gaan we er ook niks aan doen. Dit was de grotewake-up call voor mij. Want ook al had ik sinds 1991 met professor Maathai gewerkt; zelfs ík zag geen link tussen mensenrechten en het milieu.’
Als we milieurechten als de paraplu moeten zien voor andere rechten, zoals mensenrechten, wat betekent dat dan voor de manier waarop we over klimaatverandering spreken? ‘We moeten erkennen dat veel mensen niet over het vocabulaire van klimaatverandering beschikken. Ook in Afrika hebben zij de taal niet. De mensen die daar wél over beschikken, gebruiken technische termen die niet aansluiten bij de leefwereld van gewone mensen. Door deze afstand kunnen mensen geen verbinding maken met het probleem van klimaatverandering, want een recht wordt pas relevant voor jou wanneer je het kan betrekken op jouw leven. Maar dat kan pas wanneer je het begrijpt. Daar komt nog bij dat klimaatverandering een complex fenomeen is; het is niet iets dat iedereen meteen begrijpt – zelfs de overheid niet. Alleen zij die zich bezighouden met milieurechten begrijpen de taal van klimaatverandering of biodiversiteit. Het is een taal waarin mensen onderwezen moeten worden.’
Hoe doe je dat, mensen onderwijzen in de ‘taal van klimaatverandering’?
‘Toen ik in Kenia begon met het agenderen van mensenrechten waren mensen ook niet bekend met dat concept. Er waren toen geen mensenrechtenorganisaties en het was een nieuwe taal voor de Kenianen. Dus wij hebben het concreet gemaakt: toegang tot schoon water, toegang tot onderwijs. Zo begonnen mensen het te begrijpen. Dat is wat milieuactivisten moeten doen; een taal vinden die aansluit op de leefwereld van gewone mensen. Waar dan ook. Als we het hebben over de vernietiging van bossen, moeten we overbrengen waarom bomen belangrijk zijn. Wanneer het gaat om de bescherming van oceanen, moeten we uitleggen waarom we bepaalde vissoorten willen beschermen. Leg uit waarom een milieuvraagstuk betrekking heeft tot landbouw en daarmee ook tot voedselvoorziening. Voor mij speelt communicatie dus een beslissende rol in het tegengaan van de klimaatproblematiek. Als we niet in staat zijn om het probleem te communiceren, dan kunnen we niet uitleggen waarom het belangrijk is. Onwetendheid is geen excuus en het is geen optie. Dan verliezen wij deze strijd.’
Hoe kijk je naar de rol van de overheid hierin? ‘Er zijn drie belemmeringen wat betreft de overheid. Ten eerste – en tot ik bij Greenpeace werkte, had ik daar geen idee van – zijn sommige ambtenaren heel onwetend op het gebied van milieukwesties. Ten tweede is er sprake van onwil wat betreft het invoeren van maatregelen omdat zij het vraagstuk niet begrijpen. Tot slot maakt de relatie tussen de overheid en de private sector het moeilijk voor overheidsinstanties om ook actie te ondernemen. Ze geven te veel vrijheid aan bedrijven om hun gang te gaan en het milieu te beschadigen om winst te kunnen maken. We moeten dus iets met de grote bedrijven. Overheden kunnen hun burgers niet voldoende tegen deze bedrijven beschermen. Ik denk dat naming and shaming hierbij een grote rol kan spelen. We hebben het hier over de grote multinationals uit het mondiale Noorden die in Afrika van alles doen en daarmee wegkomen. Ze ondernemen activiteiten in Afrika die ze niet zouden ondernemen in het Verenigd Koninkrijk of in Nederland. Omdat onze overheden laks zijn en ze weten dat ze ermee wegkomen, doen ze het hier.’
Hoe moeten we dan omgaan met deze grote bedrijven? ‘Ik geef een voorbeeld uit mijn tijd bij Amnesty International. Daar was een mooie samenwerking ontstaan tussen het regionale en het internationale kantoor die tot verandering leidde. Op een gegeven moment werden demonstraties sterk onderdrukt. Steeds als we de straat op gingen, werd er traangas ingezet tegen de demonstraten. Het leek alsof traangas gratis werd weggegeven aan de autoriteiten! Demonstranten hebben toen een busje traangas opgepakt en meegegeven aan Amnesty International om uit te zoeken waar dit vandaan kwam. Dit bleek een Frans bedrijf. Amnesty International zocht vervolgens contact met de Franse tak, die er in Frankrijk publiciteit aan gaf. Zo werd duidelijk dat Frankrijk mensenrechtenschendingen in Kenia steunde, via Franse bedrijven die daar zulke producten konden verkopen. Nadat er ophef ontstond in Frankrijk, mocht het bedrijf producten niet meer exporteren naar landen waar sprake was van mensenrechtenschendingen. Het is dus de zaak om het mondiale Noorden te betrekken om verandering teweeg te brengen. We moeten grotere, internationale organisaties als Greenpeace en andere milieuorganisaties inzetten om de bedrijven die milieuschade veroorzaken te identificeren en vervolgens hun activiteiten bloot te leggen in het mondiale Noorden. Dáár moet de ophef zijn. Het heeft geen zin om deze misstanden alleen in Afrika bekend te maken, want dan kijken de regeringen en bedrijven in het Westen weg. Naming and Shaming op internationaal niveau is volgens mij de meest effectieve manier om deze misstanden aan te gaan.’
In Nederland wordt vanuit sommige hoeken ook gepleit om juist met multinationals de klimaattransitie vorm te geven. Hoe kijk jij daarnaar? ‘Het is goed om met multinationals te werken, maar multinationals moeten dan wel laten zien dat ze betrouwbaar zijn. Ze zouden zich overal aan dezelfde regelgeving moeten houden – niet alleen in het Westen. Als ze takken in Afrika hebben, zouden ze met dezelfde standaarden moeten opereren. Hoe Coca-Cola opereert in Nederland zou in Kenia niet anders moeten zijn. Als een bedrijf in Nederland vanwege milieuregelgeving aanpassingen doet aan de productie of iets anders in de keten, dan zou het bedrijf deze aanpassingen overal kunnen maken. De protocollen en aanpassingen zijn er immers al. Dus de multinationals waarvan ik vind dat het de moeite waard is om mee samen te werken, zijn de bedrijven die consistent zijn op dit gebied, die milieuregels overal toepassen.’
Je hebt vaak op internationale podia gezegd dat Afrika klimaatrechtvaardigheid verdient. Wat betekent klimaatrechtvaardigheid voor jou?
‘Klimaatrechtvaardigheid is nog steeds een kwestie van zwart en wit. Neem Zuid-Afrika. Het land is één van de grootste milieuvervuilers ter wereld door de kolenindustrie. Het heeft goud, platina. Het zou een van de rijkste landen ter wereld moeten zijn, maar veel gemeenschappen hebben nog steeds geen toegang tot water of gezondheidszorg. En je zult zien dat het de zwarte mensen zijn die bijvoorbeeld dicht bij de mijnen wonen en daarom te maken hebben met luchtvervuiling. Zij wonen op uitgeput land waar je niet eens bomen kunt planten. In de rest van het continent is de problematiek minder sterk geracialiseerd. In Afrika woont 72 procent van de bevolking in informele nederzettingen, zoals sloppenwijken of op het platteland. Deze mensen worden geraakt door klimaatverandering, maar zijn vanuit hun kwetsbare positie niet in staat om het milieu te beschermen. Zij worden hard geraakt door klimaatproblematiek, maar hebben ook geen idee wat klimaatverandering is en hebben er niet eens aan bijgedragen.’
Kabeberi illustreert deze tragiek aan de hand van de documentaire Thank You for the Rain van de Keniaanse boer Kisilu Musya en de Noorse filmmaakster Julia Dahr. Deze documentaire uit 2017 volgt Musya, die gedurende vijf jaar zijn leven, zijn gezin en zijn gemeenschap vastlegt tijdens hun strijd met de consequenties van klimaatverandering. ‘Hij (Musya, red.) deed zijn best als individu. Hij probeerde de gemeenschap te stimuleren om bomen te planten, maar het klimaat was al te droog als gevolg van klimaatverandering. Hij heeft zijn best om de problematiek op het internationale podium COP22 (VN-Klimaatconferentie in 2016, red.) toe te lichten, maar had het effect? Waarom zou deze man moeten opdraaien voor de gevolgen van de geïndustrialiseerde wereld? Dezelfde industrialisatie waardoor het Westen zo is opgebloeid. Waarom zijn hij en zijn dorp daar de dupe van? Voor mij betekent klimaatrechtvaardigheid dat je erkent dat klimaatverandering geen grenzen heeft. De hele wereld is aangetast door de industriële revolutie. De landen die de middelen hebben om dit aan te gaan hebben de verantwoordelijkheid om dat te doen. Er moet erkenning zijn dat klimaatverandering grote schade aanricht aan de armen van deze wereld. In de documentaire zie je ook dat de overheid afwezig was. Het waren individuen die hun best deden totdat ze niks meer konden doen. Het is belangrijk er een verbinding komt tussen de gewone burger in Afrika, hun regering en de internationale gemeenschap om tot klimaatrechtvaardigheid te komen. We moeten klimaatrechtvaardigheid eisen van onze regeringen. En onze regeringen moeten klimaatrechtvaardigheid eisen van de internationale gemeenschap.’
Je hebt eerder gezegd dat de mensen in Afrika hun eigen strijd moeten voeren en het Afrikaanse continent moeten beschermen. Wat bedoel je hiermee? ‘Ik heb dit gezegd nadat ik zag hoe gekapte boomstammen uit Kameroen werden getransporteerd. Ik was van de stad Douala op reis naar de Kongobekken, en op deze weg zag ik iedere vijf minuten een vrachtwagen met gekapte boomstammen wegrijden. Letterlijke iedere vijf minuten een andere vrachtwagen. Het was onwerkelijk. Ik begreep toen dat we er alleen voor stonden. De regering van Kameroen weet dat dit gebeurt. De rederijen weten dat dit gebeurt. De internationale gemeenschap weet dat dit gebeurt. Maar niemand beschermt Afrika. Dus wij staan er alleen voor. Het is daarom dat we bewustzijn moeten creëren bij álle burgers – zodat we vervolgens kunnen eisen dat ze ons beter beschermen.’
In Nederland is er bewustzijn over klimaatverandering en maken mensen individueel duurzame leefstijlkeuzes, maar er zijn nog geen grote landelijke maatregelen doorgevoerd. ‘In het mondiale Noorden zie je individuen actie ondernemen. Omdat de grote maatregelen niet worden doorgevoerd, worden individuen activisten. En iedere stap telt, want wat als iedere fiets in Nederland toch een auto was? Ik vind het goed dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen. In Nederland kún je ook een verantwoordelijke burger zijn. Er is al ruimte om te kunnen fietsen, je hebt waarschijnlijk al subsidies voor elektrische auto’s. Deze kleine stappen zijn belangrijk, vergelijk het maar eens met de documentaire Thank You for the Rain, waarin deze man er helemaal alleen voor stond. In het Verenigd Koninkrijk heb je niet dezelfde voorzieningen als in Nederland. Maar de Britse regering kan het zich wel veroorloven om de voorzieningen aan te passen en duurzamer te maken. De systemen om dit in werking te stellen zijn er al. In Kenia is hier geen sprake van. De wegen zijn hier niet zo goed; de voertuigen slurpen benzine; ik kan hier niet fietsen. Hier moet je eerst een transportsysteem op poten zetten, voordat je het duurzaam kan maken. Ik denk dat je de stappen naar een duurzamer systeem moet erkennen. Als je dat doet, doe je impliciet ook aan naming and shaming. Je hoeft niet te zeggen dat een land iets níet doet, maar door te zeggen wat een ander land al wél doet, maak je de juiste stappen. Je daagt indirect de gevestigde orde uit. ‘Nu jij’, zeg je dan.’
Welke opdracht zou je aan sociaal-liberalen willen geven? ‘We moeten erkennen dat milieurechten mensenrechten zijn, net zoals we ooit hebben erkend dat vrouwenrechten ook mensenrechten zijn. Als we milieurechten als mensenrechten erkennen, dan moeten we begrijpen dat alle rechten onaantastbaar en van elkaar afhankelijk zijn. Je kunt een bepaalde categorie van rechten niet genieten zonder dat je ook de andere rechten geniet. Als we zo kijken, gaan we milieurechten zien als ‘volle’ rechten, als iets waar we voor moeten vechten. Dit was voor mij ook een openbaring; zolang mensen milieurechten niet als rechten zien, gaan ze er niet voor vechten. Dus als we het hebben over klimaatrechtvaardigheid, waar hebben we het dan over als het niet gaat over rechten? Je spreekt over rechtvaardigheid als iets van je is afgenomen. En er kan alleen iets van je worden afgenomen als het in de eerste plaats met recht van jou was.
Njeri Kabeberi is directeur van Chapter Four, een trainingstraject voor jonge lokale leiders in Kenia. Van 2016 tot 2019 was zij directeur van Greenpeace Africa. Daarvoor werkte ze onder meer voor het Centre for Multi-Party Democracy (CMD- Kenya) en Amnesty International (East & Southern Africa). Ze won diverse (internationale) prijzen voor haar inzet als mensenrechtenactivist.
Hoba Gull is International Officer bij D66 Internationaal en redactielid van Idee.
Afke Groen is wetenschappelijk medewerker bij de Mr. Hans van Mierlo Stichting en hoofd- redacteur van Idee.