Scherpe eisen dagen bedrijven uit tot oplossingen voor Nederland

In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw heeft Nederland het probleem van zure regen succesvol weten aan te pakken. Assertief overheidsbeleid en innovatief ondernemerschap hielpen destijds met het drastisch verminderen van de problematische zwaveluitstoot. Maar voor de aanpak van huidige opgaven omtrent bijvoorbeeld klimaat, gezondheid, arbeidsmarkt en toekomstig verdienvermogen blijft het potentieel van ondernemingen onderbenut. Ander beleid is nodig om ondernemingen aan te zetten tot het oplossen van maatschappelijke problemen. Stel scherpe eisen en maak het aanpakken van opgaven meer lonend – zo betogen onderzoekers op basis van het nieuwe WRR-rapport Goede zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen (WRR, 2023).
 
Door Marthe Hesselmans & Danique François

Bedrijven kúnnen opgaven helpen aanpakken…
 
Zure regen was voor grote delen van Noordwest-Europa een enorm probleem in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Schadelijke stoffen als zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak en koolwaterstoffen losten op in de vorm van regenwolken, met als gevolg zure neerslag. Natuur en volksgezondheid kwamen in het geding door verzuring van bodem en water.
 
Wie hoor je nu nog over zure regen? Deze ooit grote opgave is om twee redenen naar de achtergrond verdwenen. Ten eerste is het probleem een stuk minder groot geworden, waarover later meer. Ten tweede zijn er andere opgaven voor in de plaats gekomen. Zo is het klimaat in rap tempo aan het veranderen, de consumptie van ongezonde voeding zorgt voor gezondheidsproblemen die de druk op het zorgstelsel vergroten en in de economie stagneert de productiviteitsgroei. Tegelijkertijd staat voor een deel van de werknemers de kwaliteit van werk onder druk.
 
Als we kijken naar de opeenstapeling van opgaven dan heeft de samenleving nu meer dan ooit behoefte aan bedrijven die met oplossingen komen. Die bedrijven zijn er ook. Zoals een chemiebedrijf dat afvalstromen omzet naar verpakkingsmateriaal of een aannemer die mensen met afstand tot de arbeidsmarkt opleidt tot warmtepompinstallateurs.
 
…maar schade afschuiven op samenleving is te gemakkelijk
 
Bodemverzuring nam in de jaren zeventig en tachtig sterk toe voornamelijk door uitlaatgassen van auto’s en de uitstoot van zwavel- en stikstofhoudende stoffen in de landbouw en industrie. Hierdoor ontstonden maatschappelijke kosten aan mens en milieu. Deze werden niet achterhaald op het flink toenemende verkeer en de stijgende industriële productie, maar afgewenteld op de samenleving.
 
Ondernemen met maatschappelijke oplossingen is niet vanzelfsprekend. Integendeel: bedrijven verergeren – bewust en onbewust – problemen waar ze overigens zelf ook last van hebben. Denk aan verzekeraars die beleggen in fossiel-intensieve bedrijven en tegelijkertijd meer claims moeten uitbetalen vanwege toenemende weerschade.
 
Wat belemmert ondernemingen eigenlijk bij de aanpak van opgaven? Welbekend is het ontbreken van ‘echte prijzen’. Zo is het goedkoper om nieuw plastic te maken dan oud plastic te recyclen. Ook is het goedkoper om telkens nieuwe uitzendkrachten in te huren in plaats van het vaste personeel om te scholen. Dit maakt het aantrekkelijk voor ondernemingen om schade voor mens en milieu af te schuiven op de samenleving. Een ander probleem zien we in financiering. Bedrijven die zich inzetten om maatschappelijke opgaven aan te pakken, kunnen vaak geen investeerders vinden voor productinnovaties die pas op de lange termijn rendement opleveren. Of ondernemers hebben onvoldoende macht om hun productieketens zo te veranderen dat natuur en mensenrechten beschermd worden. Of ze hebben een gezonde snack ontwikkeld, maar consumenten kiezen toch voor de variant met meer suiker en vet vanwege prijs of gewoonte.
 
Kortom, de omgeving waarin bedrijven zich bevinden, hun consumenten, financiers en leveranciers, kunnen het lastig maken voor bedrijven om maatschappelijk wenselijke zaken op te pakken. Gelukkig zijn er andere keuzes te maken. Net zoals een klant ervoor kan kiezen om zijn televisie te laten repareren in plaats van een nieuwe te kopen, kan een fabrikant kiezen voor onderdelen die gemakkelijk te vervangen zijn. Beide keuzes helpen bij de aanpak van opgaven op het gebied van grondstoffenschaarste en plastic afval. Maar die keuzes moeten wel aantrekkelijk zijn. En daarbij heeft de overheid een sleutelrol.
 
Overheid kán bedrijven aanzetten tot maatschappelijke oplossingen…
 
Halverwege de jaren tachtig ontwikkelde de overheid een aantal campagnes om het probleem van zure neerslag onder de aandacht te brengen. Tegelijkertijd werd onderzoek naar het fenomeen enorm gestimuleerd door de overheid. Al snel bleken de gevolgen van zure regen en verzuring van de bodem ernstiger dan gedacht, zo bleek ook uit een beleidsstudie achteraf van het Planbureau voor de Leefomgeving (Zure Regen. Een analyse van dertig jaar verzuringsproblematiek in Nederland, PBL, 2010). Nederland committeerde zich aan doelstellingen in Europees verband, met het in 1985 ondertekende Helsinki protocol van de UNECE. Deelnemende landen werden verplicht de emissies van zwaveldioxide (SO2) met dertig procent terug te brengen in 2000. Om de Europese normen te behalen stelde de Nederlandse regering eisen aan de industrie, zoals de inzet van zwavelarme kolen en verplichte installatie van rookgasontzwavelingsinstallaties. Rookgassen van kolencentralen werden hiermee gefilterd en er werden meer kolen met een lager zwavelgehalte ingezet.
 
De overheid heeft allerlei manieren om keuzes van burgers en bedrijven zo te beïnvloeden dat het aantrekkelijker wordt om zaken te doen op een manier die goed, of op z’n minst niet schadelijk is. Denk aan heffingen of aan normen zoals het verbod op ozonaantastende CFK’s of de verplichting tot informatie over verzadigde vetten in voeding. Ook kan de overheid met haar eigen inkoop en aanbestedingen maatschappelijke oplossingen uit het bedrijfsleven stimuleren. In 2019 kochten overheden zo’n vijftien procent van alle producten en diensten in, zo bleek uit het rapport De milieu-impact van de jaarlijkse 85 miljard euro aan inkoop door alle Nederlandse overheden van het RIVM uit 2021. Voor bedrijven in de bouw, catering, bedrijfskleding en elektronica is de overheid vaak een belangrijke, zo niet de belangrijkste, klant. Zij heeft daarmee de mogelijkheid om voorwaarden te stellen, bijvoorbeeld voor het percentage gerecycled bouwmateriaal dat moet worden gebruikt of het aantal statushouders dat een leerwerktraject aangeboden moet krijgen.
 
… maar de overheid houdt gevestigde ondernemingen vaak te veel uit de wind
 
Bij de aanpak van zure regen viel op dat milieumaatregelen voor raffinaderijen pakweg tien jaar later werden genomen dan voor energiecentrales, zoals bleek in het eerder genoemde rapport van het PBL. Afhankelijk van de activiteiten in het buitenland kwamen er uiteindelijk stapsgewijze emissie-eisen voor de uitstoot van zwaveldioxide in de raffinage. De uitzonderingsbepaling van emissie-eisen werd in eerste instantie gehanteerd met oog op bescherming van de concurrentiepositie van Nederlandse raffinagebedrijven. Ook beleid voor de uitstoot van zeescheepvaart bleef lange tijd buiten schot. Pas in 2008 maakte het Ministerie van Verkeer en Waterstaat afspraken om de emissies van zwaveldioxide en stikstofoxiden in die sector te verminderen.
 
In plaats van het aantrekkelijk te maken voor bedrijven om aan huidige opgaven te werken, zien wij een overheid die de status quo beschermt. Ze houdt gevestigde ondernemingen uit de wind met verzachtende maatregelen, zoals fiscale regelingen, subsidies en milde toezichtskaders. Denk aan groot energieverbruikers die relatief minder belastingen hoeven te betalen dan mkb’ers met een lager verbruik of aan soepele inspectieregels in de industrie die tot gezondheidsrisico’s voor omwonenden leidt.
 
Door de geschiedenis heen zien we dat de Nederlandse overheid bedrijven wel vaker pampert met de gedachte dat hun voortbestaan nodig is voor de economie. Illustratief is de miljardensteun aan het noodlijdende scheepsvaartbedrijf
RSV in de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar ook de belastingkortingen voor multinationals of de zachte regulering van de financiële sector in aanloop naar de kredietcrisis, zoals de WRR al eerder beargumenteerde in het rapport Samenleving en financiële sector in evenwicht (WRR, 2016). Zelden werkt deze strategie goed uit. Eerder zien we dat het bedrijven afhankelijk maakt van de overheid en dat het ten koste gaat van vernieuwende bedrijven die opgaven aan willen pakken.
 
Stel liever scherpe eisen die bedrijven uitdagen tot vernieuwing

Vernieuwingen vanuit het bedrijfsleven hielpen bij de strijd tegen zure regen. Zo ontwikkelde autobedrijf General Motors in de jaren zeventig de driewegkatalysator en al in 1984 implementeerde Opel de katalysator standaard in haar voertuigen. Dit was een belangrijke stap in het verbeteren van de milieuprestaties van voertuigen. Toen overheden met steeds strengere normen kwamen om de uitstoot van zwavel in het verkeer terug te dringen, gingen bedrijven deze innovatie op grotere schaal inzetten.
 
Innoveren zit in het DNA van bedrijven. Ze moeten vaak wel: ondernemers die hun producten niet continue verbeteren, verliezen al snel klanten aan de concurrent die dat wel doet. De kunst is om die vernieuwing aan te wenden voor het oplossen van maatschappelijke problemen. Daarvoor is stevig overheidsbeleid een vereiste. In het rapport Goede zaken. Naar een grotere maatschappelijke bijdrage van ondernemingen laat de WRR zien hoe scherpe eisen het bedrijfsleven uitdagen tot activiteiten die de samenleving ten goede komen. Dan blijkt dat er prima alternatieven mogelijk zijn voor schadelijke zaken. Standaarden op het gebied van brandstofgebruik vormden bijvoorbeeld een belangrijke drive voor autofabrikanten om nieuwe technologieën te ontwikkelen voor zuinigere motoren, zo toonden onder meer economen Rik Roozendaal en Herman Vollebergh aan in het artikel ‘Stringente standaarden stimuleren innovatie in doorbraaktechnologieën’ in ESB, 2022. Wat daarbij hielp was de geleidelijke aanscherping van normen over de tijd. Dat bood bedrijven duidelijkheid en motivatie om met innovatieve oplossingen te komen voor een maatschappelijk probleem: wie wil nu niet de eerste zijn met het beste product?
 
En zorg voor consistent beleid in plaats van wispelturigheid
 
De Nederlandse overheid liep voor op de Europese norm met haar inspanningen om de emissies van luchtverontreinigende stoffen uit industriële installaties en energiecentrales te verminderen. Haar beleidsmix van normen en dynamische beprijzing resulteerde in een succes: de emissiedoelstelling uit het verzuringsconvenant voor het jaar 2000 werden al veel eerder, medio jaren negentig, behaald, liet PBL zien. De emissies van zwaveldioxide daalde in Nederland ten opzichte van 1980 met 85 procent, vergeleken met 75 procent in West-Europa.

Tegenwoordig is Nederland vrijwel schoon van zwaveldioxide en heeft het geen last meer van zure depositie, blijkt uit data van het Compendium voor de Leefomgeving en het Centraal Plan Bureau, zie Figuur 1. Hoewel het maatschappelijk probleem van zure regen zo veel minder groot is geworden, treed bodemverzuring nog steeds op, alleen nu vooral door de uitstoot van stikstofoxiden.
 
Assertief beleid voor bedrijven zoals we zagen bij het zure regenprobleem is ook nodig voor de aanpak van huidige opgaven. Ga niet pappen en nathouden of afwachten tot bedrijven uit zichzelf met oplossingen komen, maar geef ze duidelijke richting en regels. Bedrijven vragen hier ook zelf om blijkt uit het WRR-onderzoek. Ze hebben last van de wispelturigheid en zien liever streng beleid. Vooral combinaties van beprijzen en normeren – dus heffingen op benzine én een gebod op zuinigere motoren – blijken effectief, zeker in vergelijking met veel subsidies voor bedrijven waarvan de doelmatigheid amper te bewijzen valt.
 
Dat Nederland hierbij rekening dient te houden met Europees beleid is evident. Maar een vooruitstrevend nationaal profiel is gewenst, zoals bij windenergie op zee of circulaire landbouw. Het brengt niet alleen onze doelen op het gebied van energie, gezondheid en biodiversiteit dichterbij, maar kan ook meer vernieuwende bedrijvigheid voor Nederland aantrekken. Dat vraagt investeringen van burgers, bedrijven en overheid. Bovenal vereist het standvastigheid en de moed om lastige knopen door te hakken. Waar we ons geld mee verdienen in de toekomst is een keuze.