Open Podium: Interview met Zeynep Pamuk.
De rol van wetenschap in een democratie

Terwijl COVID-19 wereldwijd onze levens op hun kop zette, legde politicoloog Zeynep Pamuk de laatste hand aan haar boek Politics and expertise: How to use science in a democratic society. Daarin beschrijft ze de relatie tussen politiek en wetenschap. Wanneer wordt deze relatie problematisch voor onze democratie? En hoe kunnen we onze democratie democratisch houden in een tijdperk waarin wetenschap overal is en de tirannie van experts op de loer ligt? Tijdens de pandemie kwamen deze vragen weer centraal te staan, maar voor Pamuk waren ze al veel eerder cruciaal geworden.

Interview door Dirk-Jan van Vliet & Milan Assies

Wat was je belangrijkste drijfveer om dit boek te schrijven? ‘Mijn belangrijkste zorg was klimaatverandering. Tijdens mijn studie maakte ik kennis met veel goed werk uit de morele filosofie en de ethiek over hoe we de verplichtingen van klimaatmitigatie en klimaatadaptatie eerlijk zouden moeten verdelen. Op welke manieren kunnen we de overgang maken naar een groenere economie? Er is veel geschreven over de milieuproblematiek, de wetenschap bouwt meer en meer bewijs op, en toch is er een politieke impasse om de klimaatcrisis op te lossen. Dat vind ik een interessant probleem. Met zoveel goed wetenschappelijk werk over een beleidskwestie, hoe kan het dan bestaan dat er onenigheid is over de vertaling en het gebruik van deze kennis in een democratische samenleving? Daarna ben ik natuurlijk naar andere thema’s gaan kijken, waarin dezelfde problemen naar voren komen: volksgezondheid, biotechnologie en artificiële intelligentie. Toen de pandemie kwam, werd dat een belangrijk thema.’

Pamuk neemt in haar boek als uitgangspunt dat in elke stap van het wetenschappelijke proces bepaalde waarden worden verondersteld. Als we vragen hoe dat gebeurt, legt ze uit: ‘De waarden spelen in de eerste plaats een rol bij de formulering van de vraag. Klimaatverandering raakt natuurlijk de hele planeet, maar de wijze en de mate waarin het klimaat verandert, verschilt. In hoeverre we de wisselende impact van klimaatverandering begrijpen, hangt af van hetgeen wetenschappers bestuderen en de bewijzen die zij verzamelen. Klimaatmodellen zijn daarnaast heel complex en bevatten veel parameters en benaderingen. Wetenschappers moeten daarin keuzes maken, waarbij ze ervoor kiezen het ene detail wel uit te werken en het andere detail niet. Sommige processen van klimaatverandering begrijpen we bovendien beter dan andere. Zo weten we goed hoe gemiddelde temperaturen zullen stijgen, maar minder goed hoe neerslagpatronen zullen veranderen. En dan is er nog het mondiale aspect. We weten maar weinig over klimaatverandering in Afrika. Deels komt dat doordat de data niet beschikbaar zijn, deels doordat bepaalde groepen mensen en delen van de aarde zijn vergeten. Wetenschappelijke instellingen zijn niet zo goed gefinancierd als in andere delen van de wereld en de westerse wetenschap is dan ook vooral bezig met haar eigen zorgen en problemen.

Als we in de beleidsfase komen, dan wordt het uiteindelijk een kwestie van: hoe kunnen we de temperatuurstijgingen keren? Maar dat is slechts een manier om het probleem te schetsen. Als we andere aspecten beter zouden begrijpen, dan zouden andere beleidsvoorstellen in beeld komen. We zouden ons misschien richten op andere dingen. En dan is er nog het gebrek aan kennis uit de sociale en de geesteswetenschappen. Hoe ziet onze toekomst eruit? Hoe leven mensen samen? Welke invloed hebben migratiestromen op samenlevingen en economieën? Kortom, we hebben altijd maar een bepaalde vorm van kennis die slechts één kant van de realiteit belicht. Omdat onze kennis zeer incompleet is, vormt het waartoe we in staat zijn. Dat is een probleem.

Zou je kunnen stellen dat een wetenschappelijke bevinding op zichzelf neutraal is, maar de wetenschap als praktijk niet? ‘Dat ligt eraan. Er is altijd onzekerheid en wetenschappers maken inschattingen over de onzekerheden die ze kunnen accepteren, over hun foutmarges. Dat is een praktisch oordeel. Als er veel op het spel staat, wil je je eigenlijk helemaal geen fouten permitteren. Omdat wetenschap een onzeker proces is waarin je op elk punt een fout kunt maken, is het oordeel van wetenschappers over wat zij accepteren normatief geladen. Ik geef dan ook de voorkeur aan de termen ‘waardevrij’ en ‘waardegeladen’ boven ‘neutraal’. Wetenschap kan politiek neutraal zijn, afhankelijk van de omstandigheden. Maar het is nooit waardevrij.’

Bovendien, schrijft Pamuk in haar boek, geldt dat hoe relevanter de wetenschap wordt voor de samenleving, hoe meer waarden worden verondersteld in het advies van wetenschappers. Want, legt Pamuk uit, ‘je kunt geen relevant advies geven zonder te begrijpen wat de situatie is en wat de belangen zijn, zonder aannames te maken over wat nodig is. Wanneer wetenschappers dit soort aannames maken, worden ze minder neutraal. In het geval van de pandemie bijvoorbeeld, moesten wetenschappers aannames maken over wat mensen zullen accepteren of hoe ze zich zullen gedragen. Dat ligt verder af van de misschien meer ‘neutrale’ moleculaire biologie over virussen. Dus hoe meer wetenschap de levens van mensen raakt, hoe meer ze in het domein komt van beleid en hoe minder neutraal ze wordt.’

Op welke wijze vormt dit een probleem voor democratieën? ‘Democratie is gebaseerd op het idee dat mensen meebeslissen over de wetten en regels die ze regeren. De mensen regeren, kortgezegd. Gezamenlijke afspraken en beslissingen bepalen welke wetten voor alle mensen gelden. In de politieke besluitvorming is de redenering: ‘Dit is wat we moeten doen, want de meerderheid van de bevolking wil dit’. We vinden dat waarden open moeten zijn voor debat en kritische discussie. De wetenschap heeft natuurlijk haar eigen bron van autoriteit, die voortkomt uit waarheid, bewijs en kennis. Zo vormt de wetenschap een rivaliserende bron van autoriteit in de politiek. Wanneer wetenschappers de politieke arena betreden, zeggen ze: ‘Dit is wat we moeten doen, want wij hebben het bewijs’. Maar als de wetenschap niet waardevrij is en wetenschappers niet alleen autoriteit, maar ook hun persoonlijke waarden of gemeenschapswaarden meebrengen in het debat, dan krijgen hun waarden andere toegang tot het politieke proces en meer invloed vergeleken met de gewone burger. Dat is ondemocratisch.’

Pamuk stelt een manier voor om om te gaan met de ‘waardegeladenheid’ van de wetenschap: democratisering van de wetenschappelijke praktijk via zogenaamde ‘science courts’. Door burgers te betrekken bij de wetenschap zou je, volgens Pamuk, beter kunnen reflecteren op verborgen waarden en andere veronderstellingen. Ze hoopt dat de science courts ook kunnen bijdragen aan wederzijds begrip tussen wetenschappers en burgers, en uiteindelijk aan depolarisatie van de samenleving als geheel.

Helpen de science courts om het probleem op te lossen? ‘De science courts zijn een participatief instituut. Een willekeurig geselecteerde groep burgers heeft daarin de kans om te luisteren naar verschillende perspectieven van experts op een beleidsprobleem met een wetenschappelijk aspect. Het belangrijkste is dat de science court conflictueus is: dat is waarom het een ‘rechtbank’ heet. Experts die het met elkaar oneens zijn, bespreken publiekelijk hun geschillen. Het is niet perfect, maar het is een goede manier om onderliggende aannames, waarden en de onzekerheid van verschillende perspectieven bloot te leggen. Wanneer je immers beide kanten van een probleem hoort, krijg je een idee van welke aannames er worden gemaakt. Burgers krijgen vervolgens de kans om na onderlinge gedachtewisselingen een van de beleidskeuzes te kiezen. De opzet lijkt op een keuze tussen twee opties, zoals een strikte lockdown of een meer gerichte aanpak. Zo betrek je burgers bij ingewikkelde beleidsprocessen over technische onderwerpen. Dat neemt wat van de ruis weg in de discussie over expertise in de media en in het bijzonder op sociale media. Door het rechtstreekse contact krijgen burgers bovendien informatie uit de eerste hand, wat belangrijk is, maar ook zeldzaam.’

Pamuk legt een belangrijke rol weg voor de gespreksleiders in deze science courts. Deze gespreksleider heeft, net als een voorzitter van een Kamerdebat of raadsvergadering, de taak om het gesprek in goede banen te leiden. Hierdoor heeft de gespreksleider relatief veel macht. Maar Pamuk nuanceert: ‘De taak van de gespreksleiders is eigenlijk heel simpel: ingrijpen als het gesprek uit de hand loopt of als iemand te lang aan het woord is. Daar ligt ook het verschil tussen mijn voorstel en andere deliberatieve of participatieve experimenten. In veel daarvan kiest een groep moderatoren of organisatoren de experts. Zij selecteren welk bewijs is toegestaan. Het probleem hiervan is dat bepaalde controversiële perspectieven, die mensen misschien wel zouden moeten horen, kunnen worden weggelaten. In de science court is er geen afscherming van expertise. De burgers die een science court beginnen, selecteren de experts voor hun kant. Vervolgens selecteren de organisatoren de oppositie.’

Maar het is toch ook niet goed voor de democratie als burgers mensen selecteren die zich voordoen als wetenschapper of expert? Wat als ze ‘fake news’ brengen? ‘Die zorg heb ik veel gehoord, dat je rare standpunten een platform biedt. Mijn antwoord hierop is dat zulke perspectieven al worden gehoord, bijvoorbeeld op sociale media. De ideeën circuleren op vaak goed gefinancierde platforms. Als je erover debatteert, heb je in ieder geval de kans om oplichters of niet-deskundigen publiekelijk te ontmaskeren of aan te tonen dat de informatie gebaseerd is op slecht bewijs. Maar ik realiseer me dat het een moeilijke balans is. Als je selecteert, zijn zij die selecteren de baas. Als je niet selecteert, kunnen rare standpunten de discussie kapen. Ik neig ernaar om te kiezen voor geen afscherming van expertise en accepteer de risico’s daarvan.’

Het gesprek komt op de pandemie en de besluitvorming om de uitbraak van COVID-19 te beperken. Pamuk observeert dat veel mensen goed ingelicht raakten over de wetenschap. ‘Mensen begrepen dat hun leven en het leven van hun geliefden op het spel stond. Maar de debatten over de verschillende opties speelden zich af in de media. Als we dat meer gestructureerd hadden gedaan, en de keuze hadden overgelaten aan burgers, dan had de uitkomst anders kunnen zijn. We hadden bijvoorbeeld verschillende aannames en overwegingen kunnen blootleggen, zoals over hoe zwaar sociale kwesties, zoals geestelijke gezondheid en huiselijk geweld, meetellen. En de timing van het einde van de lockdowns had democratischer kunnen zijn.’

In Nederland refereerde de politiek tijdens de pandemie bij zo’n beetje elke gemaakte beslissing naar het Outbreak Management Team (OMT). Daar was veel ongemak en spanning over.

Zou het makkelijker zijn voor politici om open te zijn over de onzekerheden rond hun beslissingen als er een science court is? ‘Ja, wat je daar zegt is belangrijk! Wetenschappelijke raden [zoals het OMT, red.] hebben een bepaalde autoriteit, wat het moeilijk maakt om tegen ze in te gaan. Dat is geen gezonde dynamiek. Natuurlijk willen we dat wetenschappelijke raden op een manier betrokken zijn, maar het is gevaarlijk als hun status onbetwistbaar wordt. In veel gevallen werden wetenschappers van buiten de raad bekritiseerd als ze kritiek hadden op de adviezen; dat zou ondermijning van de autoriteit van de raad zijn. Maar dat gaat ook tegen wetenschappelijke normen in, namelijk die van kritiek en de constante ontwikkeling van kennis. Wat ik belangrijk vind, is dat de adviezen van wetenschappelijke raden niet eenduidig zijn, maar meningsverschillen binnen de raad publiekelijk bekend worden gemaakt. Dat is ook het idee achter de science court: wanneer je verschillende stemmen uit de wetenschap hoort, vergroot dat niet alleen onze kansen op beter beleid, maar breekt het ook de onaantastbare autoriteit van een groep mensen die niet gekozen is. Het opent de deur voor politiek debat en verandert de machtsdynamiek.’

Tot slot, er zijn genoeg mensen die stellen dat het beter zou zijn als deskundigen alles beslissen, bijvoorbeeld om de klimaatcrisis het hoofd te bieden. Hoe reageer je daarop?
‘Je krijgt geen betere besluiten als deskundigen voor ons beslissen. Het abstracte idee van betere kwaliteit en de juiste beslissingen klinkt goed, maar wanneer je dieper onderzoekt wat dit daadwerkelijk betekent, zie je dat het vaak gaat om de opvatting over wat ‘beter’ is volgens één persoon. In werkelijkheid heeft iedereen een ander idee van wat beter is voor zichzelf en diens groep. Mensen hangen verschillende waarden aan en hebben verschillende prioriteiten. Wat is bijvoorbeeld gezondheid? Is dat lichamelijke gezondheid? Geestelijke gezondheid? Is gezondheid het meest belangrijk? Gegeven deze verschillen is het een compleet onrealistisch, onmogelijk idee dat een soort goddelijk wezen weet wat het beste is voor iedereen. In de echte wereld bestaat dit niet.