‘John Rawls is geen sociaal-liberaal’

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:John_Rawls_(1971_photo_portrait).jpg Beeld: Wikipedia

Het is dit jaar 50 jaar gelden dat de klassieker A Theory of Justice van politiek denker John Rawls uitkwam. Bijna al het politiek-filosofische denken na dit boek kun je zien als ‘slechts’ een voetnoot bij dit werk; een commentaar of kritiek op het grondwerk dat in dit boek gelegd is. Tegelijkertijd is de klassieker in deze tijd, waarin grondrechten en economische zekerheden soms onder druk lijken te staan, nog steeds actueel. Er is ook een Nederlandse vertaling beschikbaar. Onderstaand artikel is zo’n commentaar op Rawls en verscheen eerder in het tijdschrift van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, idee.

Voor sociaal-liberalen zullen John Stuart Mill en John Rawls ongetwijfeld behoren tot de meest inspirerende politiek filosofen. Waar Mill het liberalisme plaatste binnen de context van de negentiende eeuw, daar plaatste Rawls het liberalisme binnen de context van de twintigste eeuw tot en met het hiernumaals. Wat echter niet veel mensen weten, is dat Rawls op een voor sociaal-liberalen fundamenteel punt breekt met het liberalisme van Mill, en wel op het punt van het ideaal van persoonlijke autonomie. Iemand die dit ideaal van persoonlijke autonomie aanhangt, en dat zullen vele, zo niet alle sociaal-liberalen doen, vindt dat een goed leven bestaat uit een leven waarbij het individu zoveel mogelijk zelf invulling geeft aan zijn bestaan. Waar Mill vindt dat het ideaal van autonomie een noodzakelijk onderdeel vormt van een liberale samenleving, beschouwt Rawls het ideaal van autonomie slechts als een ‘sectarische doctrine’. Dit geschil tussen Mill en Rawls valt samen met het debat binnen de moderne politieke filosofie tussen ‘perfectionistisch liberalen’ en ‘politiek liberalen’. Zoals zal blijken zullen sociaal-liberalen veel sterker worden aangetrokken tot perfectionistische liberalen dan tot politiek liberalen. Door dit duidelijk te maken worden tegelijkertijd enkele bronnen van het sociaal-liberalisme in de politieke filosofie blootgelegd.

Het uitgangspunt voor politiek liberalen is dat onze overheid zo neutraal mogelijk moet staan tegenover morele levensbeschouwelijke visies. Iemand die vindt dat een goed leven bestaat uit het jezelf dienstbaar opstellen aan God, moet binnen een liberale samenleving deze vrijheid hebben, maar de overheid zou die visie niet moeten tegenwerken of bevorderen. In onze moderne samenlevingen zijn namelijk een veelvoud aan botsende levensbeschouwelijke visies. Aangezien politiek liberalen vinden dat onze overheid door iedereen omarmt moet kunnen worden, moeten we haar niet baseren op één van die levensbeschouwelijke visies.

Sociaal-liberalen zullen ook vinden dat onze overheid zo neutraal mogelijk moet staan tegenover iemands levensovertuiging. Rawls en andere politiek liberalen gaan echter nog een stap verder. Zij vinden namelijk dat het ideaal van autonomie zelf ook één van deze morele levensbeschouwelijke visies is waar onze overheid neutraal tegenover zou moeten staan.1 Volgens aanhangers van dit ideaal moet een overheid niet slechts zoveel mogelijk mensen zelf laten bepalen hoe zij hun leven invullen, maar het getuigt ook nog eens van een expliciet goed leven als iemand zelf bepaalt hoe zij haar leven invult. Politiek liberalen vinden precies om deze reden, dat het ideaal van autonomie één van die morele levensbeschouwelijke visies is, waar onze overheid neutraal tegenover moet staan. Dit heeft politieke consequenties voor in hoeverre een overheid autonomie mag bevorderen. Het is immers een morele visie op hoe een goed leven te leiden, en daar heeft de staat verre van te blijven. De reden dat Rawls dit zegt, is dat hij wil voorkomen dat minderheidsgroepen zoals de Amish – die autonomie als ideaal afwijzen en actief tegengaan binnen hun eigen groep – worden uitgesloten van politieke deliberatie. Het ideaal van autonomie moet dus worden behandeld als elke andere levensbeschouwelijke visie. En daarmee moet onze overheid neutraal staan tegenover aanhangers van het ideaal van autonomie.

Wat vinden dan de zogenaamde perfectionistische liberalen? Een interessante politieke filosoof om naar te kijken is de Israëlische Joseph Raz.2 In tegenstelling tot Rawls, streeft Raz niet naar een politiek die zo neutraal mogelijk staat ten opzichte van alle levensbeschouwelijke visies. Integendeel, volgens Raz is het de hoofdtaak van een overheid om individuen in staat te stellen een goed leven te leiden. Voor hem is het ideaal van autonomie – een levensbeschouwelijke visie – simpelweg een gegeven in onze moderne samenlevingen. Onze samenleving is volledig gericht op het maken van weloverwogen keuzes. Neem bijvoorbeeld het huwelijk. In tegenstelling tot sommige andere culturen, vindt men in liberale democratieën het huwelijk alleen van waarde als alle partijen in vrijheid voor elkaar kiezen. Dit geldt in liberale democratieën net zo goed voor haar andere sociale instituties, gebruiken en praktijken. Autonomie zit dus ingebakken in deze instituties, gebruiken en praktijken en daarmee in onze moderne samenlevingen.3 Mensen hebben een belang in het leiden van een autonoom leven en hieruit volgt de verplichting voor de overheid om een omgeving te creëren waarbinnen mensen genoeg mogelijkheden hebben. Omdat het ideaal van autonomie onderdeel is van onze samenleving én omdat het de taak van de overheid is om mensen te helpen bij het leiden van een goed leven, moet de overheid het ideaal van autonomie stimuleren. Daarmee kan de overheid dus niet neutraal staan tegenover het ideaal van autonomie.

Zoals we hebben gezien willen politiek liberalen neutraal zijn tegenover alle groepen uit de samenleving, ook tegenover die groepen die autonomie niet voorstaan. Perfectionistische liberalen daarentegen, stellen dat de overheid actief autonomie moet bevorderen. Dit betekent ook dat de overheid sentimenten die de autonomie bedreigen moet tegengaan. Concreet, in het geval van emancipatie van vrouwen uit streng religieuze groeperingen, zullen politiek liberalen voorzichtig zijn in het verbeteren van de positie van deze vrouwen. Het is namelijk niet de taak van de overheid om autonomie te stimuleren. Zij dient neutraal te staan tegenover de levensbeschouwelijke visies van religieuze groeperingen. Perfectionistische liberalen vinden juist dat het expliciet de taak is van de overheid om autonomie te stimuleren. Daarom zullen zij beleid omarmen om actief de positie van deze vrouwen te verbeteren. Bijvoorbeeld door gemeentes projecten te laten steunen die ervoor zorgen dat deze vrouwen deelnemen aan het sociale verkeer. Want zo kunnen deze vrouwen zich ontplooien en daarmee meer autonoom zijn. Hiermee is de overheid allesbehalve neutraal tegenover een levensbeschouwelijke visie, omdat zij expliciet autonomie bevordert. Veruit de meeste sociaal-liberalen zullen dit steunen omdat zij het een juiste invulling van het goede leven vinden als deze vrouwen meer autonoom zijn. Daarmee omarmen zij een perfectionistisch liberalisme: ook zij vinden dat het de taak is van de overheid om autonomie te bevorderen.

Dit sluit aan bij de actieve rol die sociaal-liberalen geven aan positieve vrijheid binnen het politieke denken. Het gaat immers niet alleen om de afwezigheid van dwang, het kan ook nodig zijn om als overheid actief mensen te helpen zodat ze zelf een beter leven kunnen gaan leiden. Perfectionistisch liberalen hebben positieve vrijheid nodig om die autonomie te kunnen bevorderen. Het gaat hierbij namelijk niet alleen om de afwezigheid van zaken die autonomie bedreigen, maar juist ook om de aanwezigheid van door de overheid actief aangeboden middelen waardoor vrouwen meer autonoom kunnen zijn. Hierom zegt Raz dat positieve vrijheid van intrinsieke waarde is, omdat het een essentieel ingrediënt is en een noodzakelijke voorwaarde voor een autonoom leven. Op dit punt van positieve vrijheid en autonomie trekken sociaal-liberalen en perfectionistische liberalen samen op.

Net als perfectionistische liberalen willen sociaal-liberalen actief autonomie bevorderen. Zij vinden het namelijk goed als bijvoorbeeld vrouwen zelf beslissen over hun leven, en dat niet overlaten aan hun partners of religieuze leiders. Sociaal-liberalen nemen hiermee duidelijk stelling in het debat tussen politiek liberalen en perfectionistische liberalen en kiezen de kant van perfectionistische liberalen. Hierdoor zullen zij in perfectionistische liberalen als Mill en Raz nuttigere bronnen vinden dan in politiek liberalen als Rawls.

1. Zie bijvoorbeeld Justice as Fairness: Political not Metaphysical of het meer uitgebreide werk: John Rawls, Political Liberalism, New York: Columbia University Press, 1993.

2. Ik kies er bewust voor om Rawls niet te contrasteren met Mill. Dit aangezien het debat tussen politiek liberalen en perfectionistische liberalen een debat is binnen de moderne politieke filosofie. Raz is een logischere opponent voor Rawls, aangezien beiden in dezelfde moderne context denken. Voor verdere verdieping in Raz, zie The Morality of Freedom, Oxford: Clarendon Press, 1986.

3. Hieruit blijkt ook duidelijk dat Raz, net zoals vele andere vrijzinnige sociaal-liberalen, de contingentie inziet van de waarde van autonomie. Dat dit contingent is, doet echter niet ter zake, want in onze samenleving is het simpelweg een ‘fact of life’. Zie Joseph Raz, p. 133.