‘Trek een streep in het zand tegen uiterst rechtse retoriek’

Beeld: Herman Wouters

D66 heeft de verkiezingen gewonnen, maar tegelijkertijd is uiterst rechts gegroeid. Te midden van alle blijdschap onder progressieven in binnen- en buitenland moeten we niet vergeten hoeveel Nederlanders zich nog altijd aangetrokken voelen tot uiterst rechts gedachtegoed. Achteroverleunen is dan ook geen optie, zegt politicoloog Léonie de Jonge. ‘We hebben politiek leiders en media nodig die duidelijk maken dat bepaalde termen niet normaal zijn en die de liberale democratie weer openlijk koesteren en omarmen.’
 
Interview door Suzanne van den Eynden & Afke Groen 
Fotografie: Herman Wouters

Met de verkiezingswinst van de PVV in 2023 werd het dé vraag voor progressieve partijen: hoe voeren we oppositie tegen radicaal- en extreemrechts? Twee jaar later is die vraag onverminderd actueel, ondanks de verkiezingswinst van D66. ‘Uiterst rechts’, de koepelterm waarmee politicoloog Léonie de Jonge partijen als PVV, JA21 en Forum voor Democratie aanduidt, behaalde op 29 oktober zelfs een zetel méér dan twee jaar geleden. Waar extremistische politiek toe kan leiden, werd pijnlijk zichtbaar met het geweld op 20 september in Den Haag: de politie werd aangevallen, nazistische leuzen werden geroepen en het partijkantoor van D66 werd vernield. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) stelde vast dat politici een grote rol spelen bij de normalisatie van extreemrechts gedachtegoed, met alle gevolgen van dien. ‘[Volgers] voelen zich gesterkt als ze denken dat een leider of invloedrijk persoon net zo denkt als zij. Het legitimeert extremistische overtuigingen, ook wanneer politici zelf geweld afkeuren.’ 
 
Toch is de aantrekkingskracht van uiterst rechts onverminderd groot, zoals de recente Tweede Kamerverkiezingen laten zien. De mislukking van het kabinet-Schoof en de waarschuwingen van de NCTV hebben daar weinig aan veranderd. Waarom vindt dit gedachtegoed nog steeds zoveel weerklank? Hoe moeten we de verkiezingsuitslag duiden? En wat moeten progressieve partijen dan echt anders gaan doen, in de regering of in de oppositie, om een weerwoord te bieden tegen uiterst rechts en het tij te keren? Het zijn vragen die als vanzelf leiden naar Léonie de Jonge. Zij is als hoogleraar rechtsextremisme- onderzoek verbonden aan het Institut für Rechtsextremismusforchung van de Universiteit van Tübingen in Duitsland, en publiceert regelmatig over haar werk in wereldwijde media. In Nederland beperkt zij zich overigens tot geschreven media en podcasts, zei ze afgelopen zomer in de NRC-podcast Haagse Zaken. Tv-interviews doet zij zelden: ‘Ik weet dat ik daarna een week onder een dekentje moet gaan liggen vanwege alle haat en bedreigingen.
 
D66 is de grootste partij, maar heeft evenveel zetels als de PVV. Wat zegt deze uitslag volgens jou?
In de eerste plaats dat uiterst rechts groter én radicaler is geworden: FVD heeft er vier zetels bij gekregen. De internationale media leggen de nadruk op het zetelverlies van de PVV (‘forse klap voor radicaal-rechts’), terwijl de nationale pers vooral ingaat op de verrassende overwinning van D66 (het zogenoemde ‘Jetten-effect’). Beide frames dreigen belangrijkere ontwikkelingen te verhullen: de verdere consolidatie van uiterst rechts en de toenemende versnippering van het politieke landschap. In de Nederlandse parlementaire geschiedenis is de grootste partij nog nooit zo klein geweest. We hebben feitelijk geen grote partijen meer, alleen middelgrote en kleine.’ 
 
Jij gebruikt de koepelterm ‘uiterst rechts’ in plaats van radicaal- en extreemrechts. Waarom? 
‘Van oudsher wordt onderscheid gemaakt tussen de twee stromingen. Radicaal-rechts wordt gebruikt voor partijen die weliswaar democratisch opereren, maar illiberaal zijn. Illiberaal wil zeggen: tegen de kernwaarden van de liberale democratie, zoals bescherming van minderheden, en tegen het respect voor politiek pluralisme. Het gaat over klassieke radicaal-rechts-populistische partijen die wel meedoen aan verkiezingen en zeggen mee te doen via de parlementaire wegen van de democratie. De PVV is hier een schoolvoorbeeld van. Deze partij heeft als belangrijkste kenmerken nativisme (de belangen van de ‘eigen bevolking’ boven die van immigranten stellen, red.), autoritarisme en populisme; maar heeft geen wortels in het fascisme, zoals Front National in Frankrijk dat wel heeft. Daarnaast heb je de extreemrechtse partijen en groeperingen die letterlijk antidemocratisch zijn, en al dan niet oproepen tot geweld. Een voorbeeld hiervan is FVD.’
 
‘Het probleem is dat het verschil tussen radicaal- en extreemrechts in de praktijk compleet is vervaagd. Beide stromingen sluiten groepen mensen uit en streven naar een strikte hiërarchie in de maatschappij. Door vast te houden aan het onderscheid is in Nederland een dynamiek ontstaan van: gelukkig is de PVV er nog, die is veel gematigder; die pleit voor ‘oer-Hollandse gezelligheid’. De koepelterm uiterst rechts dwingt ons om de beweging als een geheel te zien. Dat is veel realistischer. Want zelfs partijen die op papier niet antidemocratisch zijn, zoals de PVV, onderhouden banden met netwerken en individuen die wel in de extreemrechtse categorie vallen. Door onderscheid te maken tussen twee bewegingen die steeds meer naar elkaar toegegroeid zijn, normaliseer je radicaal-rechts.’ 
 
Valt JA21, dat nu met negen zetels in de Tweede Kamer zit, ook onder uiterst rechts? 
‘Die vraag krijg ik vaak. Veel mensen lijken te denken dat een partij haar radicale karakter verliest zodra ze groot genoeg is om brede steun te krijgen. Door de forse concurrentie op rechts slaagt de partij er ook in om zich als gematigd alternatief voor de PVV neer te zetten, en ze twijfelen bijvoorbeeld niet aan de wetenschap. Maar aan drie aspecten kun je zien dat dit een klassiek radicaal-rechtse partij is. In de eerste plaats genealogie, dus waar komt een partij vandaan. Dan zie je dat het een afsplitsing van FVD is. Tweede aspect is personeel. Mensen als Joost Eerdmans, Annabel Nanninga en Ingrid Coenradie zijn duidelijk aanhangers van het radicaal-rechtse gedachtegoed. En ten derde het programma, dat onder andere remigratie en een totale asielstop bepleit. Standpunten die passen bij het uiterst rechtse gedachtegoed.’ 
 
Hoe komt het dat radicaal- en extreemrechts meer naar elkaar zijn toegetrokken? 
‘We zagen dit ontstaan toen die bewegingen meer succes gingen krijgen. Trump heeft hier een grote rol in gespeeld. Het stigma valt weg en de ideeën en houdingen komen sneller aan de oppervlakte. Het wordt ook een self-fulfilling prophecy: wanneer het steeds normaler wordt om bepaalde dingen openlijk te zeggen, worden ze ook vaker gezegd. We horen politici nu dingen roepen die tien jaar geleden nog totaal onacceptabel waren.’
 
Even bezien vanuit de PVV- en JA21-stemmers: hoe is het voor hen om onder één noemer geschaard te worden met extreemrechts, waar ze misschien zelf ook afkeer van hebben? 
‘Inderdaad krijg ik vaak boze mailtjes van mensen die zeggen: maar ík ben niet extreemrechts. Daarom heb ik het altijd over de partijen, de politici, de aanbodzijde; niet over de kiezers. Dat kiezersblok is niet vastomlijnd. En het kan inderdaad averechts werken om mensen die op de PVV of JA21 stemmen maar dat extreemrechtse gedachtegoed niet delen, zo te labelen. Dat zul je mij dan ook nooit horen doen. Tegelijkertijd vind ik wel dat politicologen maar ook media de opdracht hebben om uitspraken en plannen van partijen te benoemen zoals ze zijn. De angst daarvoor is zo groot dat media andere termen zijn gaan gebruiken. The Economist spreekt nu over ‘the hard right’. Dat is een term die in geen enkele politicologische definitie voorkomt. Maar ze zijn bang om lezers voor het hoofd te stoten met termen als radicaal-, extreem- of uiterst rechts. Dat is echt een normalisering, dat je het gedachtegoed anders gaat noemen.’ 
 
Toen het kabinet-Schoof aantrad, het eerste kabinet met de PVV, dachten veel mensen: dit is blijkbaar wat de kiezer wil, laat ze het dan maar proberen. Iedereen zal snel genoeg zien dat met de PVV niet te regeren valt. Jij hebt in eerdere interviews gezegd: die gedachte is naïef en gevaarlijk. Waarom? 
‘Deze reflex was begrijpelijk, maar de effecten van een regering met een uiterst rechtse partij zijn groot en niet zomaar terug te draaien. Ten eerste weten we niet van tevoren of zo’n partij inderdaad niet kan regeren. En als dat zo is, of mensen dat dan vanzelf wel zien. Bovendien gelden voor de PVV duidelijk andere regels dan voor andere politieke partijen. Iets als ‘regeren is halveren’ voor D66. De PVV heeft weliswaar zetels verloren, maar uiterst rechts gezamenlijk dus niet.’ 
 
Hoe verklaar je dat? 
‘Politicoloog Peter Mair maakte onderscheid tussen responsiveness en responsibility, ofwel ‘responsiviteit’ en ‘verantwoordelijkheid’. Voor kiezers van uiterst rechtse partijen lijkt responsiviteit belangrijker: dat een partij ze vertegenwoordigt. Of die partij daadwerkelijk verantwoordelijkheid neemt, doet minder ter zake.’ ‘Daarnaast was de constructie van het kabinet- Schoof natuurlijk perfect voor Wilders – met één been in de regering en één in de Tweede Kamer. Hij kon zijn handen in onschuld wassen en zeggen: ik zat natuurlijk niet écht in de regering.’
 
Je zei: een kabinet met uiterst rechts kan veel kapot maken en dat is niet zomaar te herstellen. Kun je hier wat voorbeelden van noemen? 
‘In de eerste plaats de bezuinigingen op onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Het duurt jaren voordat we daarvan zijn hersteld, als ze überhaupt al worden teruggedraaid. Hele afdelingen en opleidingen zijn geschrapt. Ten tweede is er schade door alles wat er níet gebeurd is – op het gebied van wonen, zorg, klimaat, stikstof. Er is gewoon nauwelijks beleid gevoerd. Voor het volgend kabinet liggen er daardoor onmogelijke opgaven. Dat kabinet moet eerst gaan puinruimen maar kan natuurlijk niet binnen vier jaar alles herstellen. En dat zal wéér voor teleurstellingen zorgen bij kiezers, met het risico op nóg meer zetels voor uiterst rechts bij de volgende verkiezingen. Het derde en belangrijkste zijn de minder zichtbare gevolgen: de normalisatie van uiterst rechts gedachtegoed. Op het moment dat de PVV in de regering zat, werd in de Tweede Kamer ineens openlijk over omvolking – een extreemrechtse complottheorie – gedebatteerd. Dit soort extreme, rechtse denkbeelden klonken nu met een megafoon vanuit het centrum van de macht. Dat is heel wat anders dan vanaf de zijlijn. En we zijn er nog niet achter hoe je dit de-normaliseert. In ieder geval hebben we politiek leiders en media nodig die duidelijk maken dat bepaalde termen niet normaal zijn, en de liberale democratie weer openlijk koesteren en omarmen. En die niet achter de kiezer aan hollen maar nieuwe thema’s durven agenderen. Die zeggen: asielmigratie is níet ons grootste probleem.’ 
 
Nu zijn er de afgelopen tijd spindoctors of campagnemanagers geweest die zeiden: middenpartijen staren zich te veel blind op de thema’s die ze moeten aanpakken. Ze moeten hetzelfde spel gaan spelen als uiterst rechts: gewoon keihard je vijand aanpakken.’ 
‘Ik ben geen spindoctor, maar ik zou precies het tegenovergestelde adviseren: ga níet mee in de frames, sta boven die retoriek. Op de korte termijn kun je hier misschien electoraal succes mee halen ook dat weet ik niet zeker. Maar op de lange termijn beschadig je de democratie als je meegaat in de verruwing van het politieke debat. Politiek is zo persoonlijk geworden en de normen zijn zo verschoven. Het moet echt weer over de inhoud gaan. Maar ik weet ook dat dat makkelijker gezegd is dan gedaan. Ik heb grote twijfels bij het gebruik van de Nederlandse vlag in de D66-campagne; daarmee neemt de partij onbedoeld nationalistische symboliek over die sterk met uiterst rechts is verbonden. Wat voor effect heeft dat op minderheidsgroepen?’ 
 
De kenmerken van uiterst rechtse partijen, zoals nativisme, autoritarisme en populisme, staan haaks op de waarden van D66 en andere progressieve partijen. Kúnnen wij kiezers die op de PVV, Ja21 en FVD stemmen, überhaupt bereiken?
‘Nee, D66 concurreert in principe niet direct met die partijen. Ik zie als de belangrijkste opdracht voor D66 en andere partijen om de voedingsbodem weg te nemen, om de problemen waar mensen tegenaan lopen, op te lossen. En dan is het belangrijk om de normen en waarden van de liberale democratie weer het politieke debat in te duwen. Duidelijk grenzen stellen waar de tolerantie van de intolerantie stopt. Zeggen: dit gaat te ver. Dat is cruciaal om de normalisering van uiterst rechts gedachtegoed te stoppen.’ 
 
‘’Ik zeg dit echt met pijn in mijn buik, maar FVD laat wel zien hoe je je achterban bereikt, behoudt en onderdeel maakt van je beweging’’
Moet er ook iets veranderen in het functioneren van middenpartijen om de voedingsbodem voor uiterst rechts te verminderen? ‘Het is gek wat ik nu ga zeggen, maar ik denk dat FVD – de grootste ledenpartij – een goed voorbeeld is van hoe je een beweging en een gemeenschap opbouwt, geworteld in ideologie. En ik zeg dit echt met pijn in mijn buik, juist vanwege de inhoudelijke koers van die partij, maar FVD laat wel zien hoe je je achterban bereikt, behoudt en onderdeel maakt van een beweging. Andere partijen hebben veel moeite om mensen te activeren en te behouden.’
 
Er komen weer gemeenteraadsverkiezingen aan. Ook lokale afdelingen van progressieve partijen worstelen met de normalisatie van uiterst rechts gedachtegoed. Heb je voor hen een advies?
‘Voor lokale politici is een specifieke rol weggelegd: aanspreekbaar en aanwezig zijn. Dat mensen weten waar ze terechtkunnen als ze een probleem hebben. De lokale politiek is feitelijk de eerste dam tegen de uitholling van de democratie – en die dam moet heel dicht bij mensen staan. Voor lokale politici is het misschien nog wel belangrijker dat ze niet alleen responsief, maar ook verantwoordelijk zijn. Lokaal spelen er vaak andere thema’s dan landelijk. Maar het is belangrijk dat partijen ook in de gemeenteraad de komende tijd heel duidelijk een streep in het zand trekken tegen uiterst rechtse retoriek en programmapunten. Ik kreeg laatst een mail van iemand die heel bang is om geremigreerd te worden. Dat is wat uiterst rechts gedachtegoed met mensen doet. Lokale politici moeten oog en oor houden voor minderheidsgroepen en heel voorzichtig zijn met het overnemen van uiterst rechtse claims, bijvoorbeeld op het gebied van asielmigratie. En zich niet alleen richten op de korte termijn verkiezingswinst, maar ook op de langetermijneffecten van hun uitspraken.’
 
Zitten mensen nog wel op die aanwezigheid van lokale politici te wachten? We horen van veel mensen: ik vertrouw ze niet meer. 
‘Maar waar komt dat door? Ze zien misschien één keer per jaar een politicus en wanneer er verkiezingen zijn. Politici moeten weer laten zien dat ze mensen echt vertegenwoordigen. Dat mensen weten: bij diegene kan ik terecht als de buslijn in mijn dorp wordt opgeheven. Of als ik moeite heb met het invullen van een formulier. En diegene luistert ook echt naar me.’ 
 
We schrokken van je opmerking in Haagse Zaken over de gevolgen voor jou als je tv-optredens doet. Hoe beïnvloedt dit jouw werk als wetenschapper? 
‘Het is ook heel heftig. Universiteiten moedigen wetenschappers aan om hun werk te delen met een breder publiek, maar denken minder na over wat er gebeurt als de maatschappij terugpraat en de haat die daarop kan volgen. Dat laatste heeft zeker impact op ons werk. Haat en bedreigingen zijn helaas een realiteit geworden. Gelukkig zijn universiteiten steeds beter voorbereid en weten zij wetenschappers beter te beschermen. Er is bijvoorbeeld een hotline die 24 uur per dag bereikbaar is voor medewerkers van universiteiten die te maken krijgen met intimidatie en bedreigingen. Ik denk erg goed na voordat ik op tv ga. Het kost veel energie, omdat je daarna zoveel over je heen krijgt. Hoe precies ik ook formuleer vanuit mijn wetenschappelijk onderzoek, je hebt controle over wat je zegt en hoe, maar niet wat mensen erin horen.’ 
 
Kun je in Duitsland wél veilig op tv? 
‘Online gaat ook daar van alles rond, maar dat soort berichten komen tot op heden nog niet rechtstreeks in mijn mailbox terecht. Op mijn universiteit zijn heel goede veiligheidsmaatregelen. Dat was ook mijn eis voordat ik daarnaartoe kwam. Gelukkig hadden ze daar zelf al goed over nagedacht, omdat het natuurlijk Duitsland is: een land met een geschiedenis van extreemrechts geweld. Zelf breng ik het ook ter sprake in sollicitatiegesprekken met nieuwe medewerkers: weet dat dit kan gebeuren. Niet om kandidaten af te schrikken, maar om ze bewust te maken van de risico’s als je er in dit vakgebied voor kiest om je te mengen in het publieke debat.’
 
 
Léonie de Jonge is hoogleraar rechtsextremisme- onderzoek met een focus op politieke actoren en ideologieën aan het Institut für Rechtsextremismusforschung van de Universiteit van Tübingen in Duitsland. Daarvoor was zij universitair docent Europese politiek en maatschappij aan de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeker bij het DNPP.

 
Suzanne van den Eynden is hoofdredacteur van Idee.
Afke Groen is directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting.